De Jonge: Invoering Omgevingswet zonder calamiteiten
De invoering van de Omgevingswet is ‘rustig en stabiel’ verlopen, maar voor verder strekkende analyses is het te vroeg.
De dijkbewaking in de vorm van het opgetuigde calamiteitenmanagement is de eerste drie maanden na de invoering van de Omgevingswet niet nodig geweest, zet minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge uiteen in een Kamerbrief. Maar of de wet ook doet wat ‘ie moet doen, valt nog niet veel te zeggen.
DDOS-aanvallen
Twee ddos-aanvallen op de landelijke voorziening van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) vormden de afgelopen drie maanden de grootste uitdaging. Het digitale stelsel was twee keer kortstondig uit de lucht, maar de schade kon snel worden gerepareerd. Bij het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) dat gebruikers bijstaat van de nieuwe tools van de Omgevingswet kwamen 1.100 vragen per week binnen. Het is een verdubbeling ten opzichte van een jaar geleden, maar volgens De Jonge konden alle vragen binnen de daarvoor gestelde termijn worden afgehandeld.
DSO
Het DSO was het meest bevraagde onderdeel van de Omgevingswet. Ruwweg een derde van de binnenkomende vragen ging daarover, een percentage dat in lijn ligt met wat het IPLO daarover eerder meedeelde aan Binnenlands Bestuur. De meeste hulp binnen het DSO was nodig voor het raadplegen van ‘Regels op de kaart’; voor het doen van een vergunningsaanvraag en het ontvangen van aanvragen en meldingen door gemeenten en omgevingsdiensten.
3,5 keer hoger
Dat de invoering tot nu toe betrekkelijk soepel verloopt, komt ook voort uit het feit dat eind 2023 op de valreep nog veel procedures op de oude manier in gang werden gezet. Dat aantal lag, becijfert De Jonge, 3,5 keer hoger dan in het laatste kwartaal van 2022. Daardoor is de werking van de planketen in het nieuwe systeem na 1 januari nog maar mondjesmaat door gemeenten getest.
De komende maanden start een nieuwe fase
Eerste stap
'De inwerkingtreding van de Omgevingswet was de eerste stap', schrijft De Jonge. 'De komende maanden start een nieuwe fase. Een fase waarin de bevoegd gezagen de (nieuwe) instrumenten verder gaan inzetten, zoals de omgevingsplannen en programma’s. Daarbij zullen er bevoegd gezagen zijn die in de techniek nog gebruik moeten maken van de tijdelijke alternatieve maatregelen. Meer planvorming betekent voor het DSO ook een hogere belasting, die ik goed in de gaten zal houden.'
TAM's
In de Kamerbrief blijft onduidelijk hoeveel gemeenten zich voorlopig op de Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s) verlaten, waarmee tot 1 januari 2025 in de vergunningverlening op de oude manier kan worden gewerkt. Kleinere gemeenten drongen er eerder ook in Binnenlands Bestuur op aan die periode te verlengen. De Jonge laat dat nog in het midden. ‘Het komende kwartaal zal ik samen met de bestuurlijke partners besluiten of verlenging van de TAM noodzakelijk is.’
Participatie
Ook rondom participatie, kernelement van de Omgevingswet, leven nog onduidelijkheden. Eerste Kamerlid Moonen (D66) drong er vorig jaar op aan om door een gemeente voorgenomen wijzigingen in het omgevingsplan tijdig voor iedereen zichtbaar te maken in het DSO-LV, om zo het participatieproces te stimuleren. De Jonge geeft in zijn Kamerbrief aan dat die optie technisch mogelijk is. Maar ook dat er onder meer vanwege ‘de beleidsmatige en juridische verantwoordelijkheidsverdeling’ nader onderzoek nodig is. Of en wanneer de motie van Moonen kan worden opgevolgd is nog onzeker.
Ik constateer dat er breed stappen worden gezet om te komen tot participatiebeleid
Participatieverordening
De Omgevingswet kent op zichzelf geen verplichting tot participatie. De verantwoordelijkheid ligt bij het bevoegd gezag. Het blijft onduidelijk, ook in de Kamerbrief, hoeveel gemeenten inmiddels een nieuwe participatieverordening hebben gepubliceerd. In februari was dat nog maar een handjevol. ‘Ik constateer dat er breed stappen worden gezet om te komen tot participatiebeleid’, schrijft De Jonge wat omzichtig. ‘Ik zorg dat de voortgang terugkomt in de Monitor Werking Omgevingswet.’
Casestudy's
Op een eerste serieuze evaluatie van de Omgevingswet blijft het nog even wachten. De daartoe aangestelde evaluatiecommissie gaf eerder in Binnenlands Bestuur te kennen dat ze De Jonge’s verzoek voor een eerste oordeel na zes maanden (afgedwongen door de Eerste Kamer) niet kon honoreren. Dat wordt door De Jonge herhaald in zijn brief. Wel maakt hij daarin bekend dat er ‘wordt gewerkt aan de uitwerking en opdrachtverlening ten aanzien van de meer kwalitatieve indicatoren’. Die moeten vervolgens worden uitgewerkt in casestudy's. ‘Het streven is om voor het zomerreces met deze opdracht te starten.’ De evaluatiecommissie verwacht in het eerste kwartaal van 2025 met een oordeel over het invoeringsjaar te komen.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.