Advertentie
ruimte en milieu / Nieuws

Energieregio's halen hun doelen, behalve ‘als alles tegenzit’

Het Planbureau voor de Leefomgeving publiceerde zijn jaarlijkse monitor van de Regionale Energie Strategieën.

07 december 2023
Windturbines in het westelijk havengebied van Amsterdam.
Windturbines in het westelijk havengebied van Amsterdam, achter Zaandam.ANP

Net zoals in december vorig jaar oordeelt het Planbureau voor de Leefomgeving ook in zijn nieuwste monitor van de Regionale Energie Strategieën dat de regio's het doel uit het Klimaatakkoord zeer waarschijnlijk gaan halen. In 2030 moet er 35 terawattuur aan windturbines staan en zonnepanelen liggen.

Dat mislukt alleen ‘als alles tegenzit’, aldus het PBL.

financieel adviseur

JS Consultancy
financieel adviseur

Directiesecretaris

Gemeente Loon op Zand
Directiesecretaris

Het Klimaatakkoord uit 2019 deelde Nederland in in dertig energieregio's, die gezamenlijk dachten in 2030 tot wel 55 terawattuur (TWh) aan niet-fossiele elektriciteit te kunnen opwekken. Net als vorig jaar ziet het PBL dat als ‘erg onwaarschijnlijk’, maar met het niet behalen van die ambitie is altijd rekening gehouden. Alles boven de 35 TWh uit het Klimaatakkoord valt in de categorie ‘mooi meegenomen’, en nog steeds houdt het planbureau er rekening mee dat de energieregio's over zeven jaar zelfs 44 TWh aan schone stroom opwekken.

Geen netcongestie?

De nieuwste analyses van de netbeheerders, die het PBL in zijn monitor heeft kunnen meenemen, laten zien dat netcongestie op de iets langere termijn het probleem niet hoeft te zijn. Volgens de onderzoekers laten die analyses zelfs ‘doorschemeren dat het netwerk veel meer aan kan dan 35 terawattuur’.

Maar er zijn andere obstakels die in de weg liggen. Zoals het PBL bijvoorbeeld ook vorig jaar beklemtoonde: eind 2024 loopt de subsidieregeling SDE++ voor grootschalige zon- en windprojecten af. Dat maakt een business case onzeker. Dus hameren de onderzoekers op het belang van duidelijkheid op korte termijn over de ‘mogelijke financiële ondersteuning’ vanaf 2025.

Twee keer de tiphoogte

Iets anders is dat het Klimaatakkoord verordonneert dat de laatste vergunningen voor de doelen van 2030 uiterlijk vergeven moeten zijn op 1 januari 2025. Het PBL verwacht dat deze tijdsgrens contraproductief uitwerkt.

Een volgende onzekerheid is dat de Raad van State in 2021 de nationale milieunormen voor windturbines onderuit haalde. Half oktober zijn nieuwe landelijke normen in concept gepubliceerd, waarna de consultatie op 22 november is gesloten. Op 1 juli 2025, zo verwacht het ministerie van IenW, worden de nieuwe normen van kracht. Het PBL vermoedt dat de onzekerheid over deze normen als gevolg hebben dat sommige windprojecten voorlopig nog niet doorgaan. 

Het voorstel voor nieuwe normen bevat onder meer een afstandsnorm van twee keer de tiphoogte van een turbine en een voorschrift voor de maximale geluidsdruk’, schrijft het PBL. De minimale afstand tot objecten die hinder kunnen ondervinden zou hiermee verdubbelen, wat mogelijk leidt tot het afvallen van zoekgebieden voor windenergieprojecten op land.

Hoeveel wordt realiteit?

Op de peildatum van 1 oktober 2023 zat er nog tot 10,7 TWh aan wind en zon in de pijplijn, wat betekent dat deze projecten al gesubsidieerd zijn of indien nodig vergund. Maar het PBL is somberder dan vorig jaar over het gehalte dat werkelijkheid zal worden, deels toch door de netcongestie. Het planbureau denkt aan plusminus de helft: 5,4 TWh.

De uitval is nu alleen nog zichtbaar bij zon: onder meer vanwege dakconstructies die achteraf te zwak bleken, de opgelopen financieringskosten, en de onzekerheid over de ontwikkeling van de elektriciteitsprijs op de langere termijn. Wel kan een deel van de onzekerheid wegsmelten als de kostendaling van zonnepanelen van de afgelopen tien jaar zich voortzet in de komende jaren.

Als het gaat om wind op land, vinden de onderzoekers het verdacht dat het in 2023 voor het eerst is voorgekomen dat ontwikkelaars hun lopende subsidieaanvraag opnieuw hebben ingediend. De reden kan zijn dat ze worstelen met de kosten voor financiering, materiaal en levering. Los nog van de onzekerheid over de turbinenormen.

Wat gebeurt er met de warmte?

De huidige overheidsplannen zijn er op gericht in 2050 alle huishoudens van het gas te hebben gehaald. Dit is grotendeels het werk van de gemeenten, maar keert deels terug in de RES’en. De reden daarvoor is dat warmtebronnen voor mogelijke warmtenetten qua schaalgrootte een gemeente kunnen ontstijgen. In dit perspectief wijst het PBL op enkele contra-intuïtieve hobbels in de weg.

Allereerst werden in de eerste helft van 2023 ruim 85.000 warmtepompen verkocht, veel meer dan het jaar ervoor. In stedelijk gebied gaat de elektrificatie van de warmtebehoefte sneller dan verwacht, maar ondergraaft die hausse aan individuele aankopen ondertussen wel de business case van een collectief warmtenet. Ook ‘slecht’ nieuws voor de warmtenetten: de toename van geïsoleerde woningen. Dat helpt het verdienmodel evenmin. ‘Dat betekent dat er een beperkte window of opportunity is om op korte termijn te starten met het aanleggen van grootschalige warmtenetten daar waar dat wenselijk is’, waarschuwt het planbureau.

Door te hakken knopen

Maar misschien verandert de situatie weer door een heel andere onverwachte ontwikkeling. Dit valt te lezen in een ander rapport dat deze week uitkwam, opgesteld door een ambtelijke groep met rijksambtenaren onder leiding van Noé van Hulst. Hun rapport Keuzewijzer Klimaat en Energie brengt de knopen in kaart die de komende jaren doorgehakt moeten worden.

In dit rapport wordt genoemd dat de isolatieaanvragen afgelopen augustus met liefst tachtig procent zijn teruggelopen, vanwege een uitspraak van de Raad van State over de bescherming van vleermuizen en vogels bij het isoleren van spouwmuren. ‘Deze maatregelen leiden tot vertraging, hogere kosten en onzekerheid over een acceptabele werkwijze’, schrijft de werkgroep. Dit probleem moet opgelost worden met het opstellen door gemeenten van soortenmanagementplannen, wat voorkomt dat huishoudens kostbare ecologische toetsen moeten betalen voor ze hun spouwmuren kunnen opvullen.

De decentrale overheden

De ambtelijke werkgroep benadrukt dat de decentrale overheden een sleutelrol spelen in de energietransitie. Om bijvoorbeeld het elektriciteitsnet te kunnen uitbreiden, moeten gemeenten geholpen worden in het proces van vergunningverlening. Zeker kleine gemeenten zouden kunnen worstelen met een gebrek aan personeel. Oplossingen volgens de werkgroep: bijstand door specialisten uit de rijksambtenarij, standaard vergunningsaanvragen door netbeheerders, en tot slot ruimere vergunningen waarmee netbeheerders meerdere projecten in een aantal jaren kunnen uitvoeren.

En wat te denken van de warmtetransitie, die eveneens goeddeels bij de gemeenten ligt? De ambtelijke werkgroep noemt opties: bijvoorbeeld een Specifieke Uitkering om gemeenten en provincies te helpen met het benodigde kapitaal voor het eigen vermogen van warmtebedrijven; de oprichting van een Waarborgfonds Warmtenetten; of het instellen van een nationale deelneming warmte die eventueel tot wel honderd procent in een warmtebedrijf participeert.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie