RIVM reageert op kritisch rapport over stikstofmodel
Een scientific audit van het RIVM oordeelt kritisch over de rol van het instituut wat betreft stikstofmodellen en vergunningverlening.
De nieuwe landbouwminister Femke Wiersma heeft het komende half jaar in elk geval één speerpunt: een ondergrens inbouwen in de berekening van stikstofdeposities op natuurgebieden. Voor de vergunningverlening gebruikt de overheid de rekenmodule AERIUS Calculator, die in beheer is van het RIVM. De ondergrens voor de vergunningverlening is nu 0,005 mol per hectare per jaar, een hoeveelheid zo klein dat hij onmogelijk meetbaar is.
Ruggesteun
Kortgeleden kreeg de landbouwminister onverwacht ruggesteun uit wetenschappelijke hoek. Het RIVM onderging een jaarlijkse scientific audit, door een commissie vol hoogleraren en andere academische onderzoekers. Met deze audit wordt ieder jaar de wetenschappelijke kwaliteit van een onderdeel van het RIVM beoordeeld. De audit betrof dit keer het Centrum Milieukwaliteit van het RIVM en stond onder voorzitterschap van Arthur Petersen, hoogleraar in Londen en oud-chief scientist van het Planbureau voor de Leefomgeving.
Onafhankelijker
Zijn commissie oordeelde dat het RIVM zich binnen het stikstofdossier onafhankelijker van de overheid moet opstellen, en duidelijker moet overbrengen dat onzekerheden in AERIUS te groot zijn om het voor de huidige vergunningverlening te gebruiken.
Arthur Petersen was in de lente van vorig jaar als getuige-expert betrokken bij een Raad van State-rechtszaak over de verlenging van de snelweg A15. Toen sprak de hoogste bestuursrechter zich goedkeurend uit over een ruimtelijke drempelwaarde: vanaf 25 kilometer kan een stikstofdepositie niet meer met voldoende zekerheid aan één bron worden toegeschreven.
Op dezelfde manier wil Femke Wiersma ook een ondergrens qua hoeveelheid depositie. Het Interprovinciaal Overleg (IPO), waar zij als Friese gedeputeerde tot voor kort deel van was, komt binnenkort met een rapport over wat een wetenschappelijk aanvaardbare ondergrens kan zijn voor het modelleren van hoeveelheden stikstofdeposities. Zijdelings is dezelfde Arthur Petersen ook bij dit wetenschappelijke advies betrokken.
RIVM reageert
Namens het RIVM reageren nu twee onderzoekers op de scientific audit: Wouter Marra, als modelleur betrokken bij AERIUS, en Joost Damen, hoofd van het Centrum Milieukwaliteit.
BB In de formele reactie op de audit stellen jullie dat het RIVM al in september 2023 zijn bezorgdheid heeft geuit over de rol van AERIUS in de vergunningverlening. Dit zou conflicten veroorzaken met jullie onafhankelijke wetenschappelijke rol. Hoe zit dat?
Vorig jaar kwam de AcICT, de auditcommissie vanuit de rijksoverheid, met een rapport naar buiten waarin zij de suggestie deed om AERIUS bij het RIVM weg te halen en elders onder te brengen. Dat hebben wij ondersteund vanuit het beeld dat wij verantwoordelijk zijn voor modelleren, meten en rapporteren aan de rijksoverheid, maar niet primair een ICT-organisatie zijn die zoiets als AERIUS moet beheren dat gebruikt wordt voor de vergunningverlening. Voor ons is dat toch een vreemde activiteit.
Dat is één. Het tweede is dat ons beheer van AERIUS in toenemende mate op gespannen voet staat met het feit dat het een instrument is dat nu erg aan het RIVM gelinkt is, maar gebruikt wordt voor vergunningverlening; waarin wij geen rol hebben. Dat concurreert met ons beeld van een onafhankelijk instituut dat op wetenschappelijke manier registreert, meet, monitort en rapporteert over de luchtkwaliteit, en stikstof in het bijzonder.
Breng AERIUS dan liever dichter bij een organisatie die zich daar meer voor leent. Dat was de achtergrond van onze opmerking in september. En dat paste ook in het advies van de AcICT.
Inderdaad, wij moeten nadrukkelijker bij onze kerntaak blijven.
BB In de scientific audit zegt de commissie: wees als instituut duidelijk en consistent over wat waarvoor geschikt voor is, zoals dat AERIUS voor vergunningverlening problematisch is. Wat is jullie reactie daarop?
Inderdaad, wij moeten nadrukkelijker bij onze kerntaak blijven. Namelijk, het goed representeren van hoe het met de verspreiding van stikstof gaat, zowel landelijk als regionaal. We moeten dus niet dichtbij de vergunningverlening zitten. Want daar zitten de keuzes die de bevoegde gezagen nemen. De suggestie moet niet bestaan dat dat onze keuzes of verantwoordelijkheid zijn.
In het rapport staat: communiceer helder over de onzekerheden in het model, en wees daar ook transparant over. Nou, dat nemen we ons ter harte. Dat doen we ook. We hebben dit jaar een onderzoek gedaan naar hoe onzekerheden uitpakken in het landelijk verspreidingsmodel en hoe we dat kunnen aanscherpen. We hebben extra meetpunten toegevoegd. En later dit jaar publiceren we een rapport over onzekerheden op specifieke locaties.
TNO heeft in een rapport geschreven dat AERIUS het beste is dat beschikbaar is. In die zin is er geen alternatief.
BB Maar wat de commissie bedoelt te zeggen, is: jullie hadden duidelijker naar de overheid moeten communiceren dat AERIUS niet op dit kleine schaalniveau bruikbaar is. Daar is de onzekerheid in de modellering te groot voor. Zijn jullie het daarmee eens?
Waar we het mee eens zijn, is dat je altijd met onzekerheid te maken hebt als je met modellen werkt. Dat moeten we op een goede manier kenbaar maken. Dat is de les die ik er vooral uithaal. Dit proberen we nu ook toe te passen door actiever over onze onzekerheden in onze modellen te communiceren.
BB Kunnen julie als RIVM stellen dat AERIUS binnen de vergunningverlening niet bruikbaar is voor modelleringen op de grootte van een hectare?
Daar zijn we het niet mee eens. Daar kun je AERIUS wel voor gebruiken. Alleen, daar zit een bepaalde onzekerheid aan vast. Beleidsmatig maak je een afweging in welke mate je dat acceptabel vindt.
BB Waarom hebben jullie nooit onderzocht wat een wetenschappelijk houdbare rekenkundige ondergrens kan zijn?
Dat is wel onderzocht. Maar de conclusie is dat er geen rekenkundige ondergrens te stellen is op basis van wetenschappelijk inhoudelijke argumenten. Veel eerder zijn samen met het ministerie van LNV al uitgebreid opties onderzocht. Daar is van alles bij gehaald, onder andere met metingen. Dat ligt in het verlengde van waar het Interprovinciaal Overleg nu om gevraagd heeft. Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in de beleidsmatige keuze om 25 kilometer als grens te hanteren.
BB Ik begrijp dat de kritiek is dat de onzekerheid zo groot wordt bij het modelleren van zulke kleine hoeveelheden, dat je niet zeker weet of het nog wel een werkelijke depositie van stikstof is.
Nee, maar je kunt het ook niet uitsluiten. Daarom kan het dus effect hebben.
Dat gaat gepaard met een grotere onzekerheid. Dat is logisch en dat moeten we in beeld brengen
BB Het RIVM heeft AERIUS in 2015 overgenomen van het landbouwministerie. Klopt het dat AERIUS oorspronkelijk niet bedoeld was voor het modelleren op zo kleine schaal?
Dat is een misverstand. AERIUS Calculator als instrument voor vergunningverlening is per definitie bedoeld om kleine bijdragen uit te rekenen. Daarnaast rekenen wij ook de totale depositie in Nederland uit. Daar liggen dezelfde rekenmodellen aan ten grondslag. Bij die landelijke berekeningen kunnen wij niet aanwijzen: dat komt van die of van die boerderij. Maar als jij een berekening gaat doen voor vergunningverlening – als je een weg verbreedt of een boerderij uitbreidt - moet je alles heel gedetailleerd invoeren. Dus ben je een ander soort berekeningen aan het doen. Dus ik denk dat die twee gebruiken van de rekenmodellen leiden tot het misverstand dat AERIUS niet geschikt is voor details.
BB Ik vraag dit omdat in het rapport van de scientific audit staat: rekenmethodes die voor het beleid relevant zijn geworden werden eerder op landelijke schaal gebruikt, en toen ze voor de kleine schaal werden gebruikt ontstonden er problemen. Klopt dat?
Het is waar dat modellen die we op landelijke schaal toepassen, zijn doorontwikkeld om die fijne modelleringen te doen. Dat gaat gepaard met een grotere onzekerheid. Dat is logisch en dat moeten we in beeld brengen. De discussie over de fijne modellering komt voort uit de onzekerheid, en welke keuzes je dan maakt in de context van vergunningverlening. Maar dat zijn geen technische problemen die het model niet aan kan; de natuurwetenschappelijke fenomenen die het model berekent gelden nog net zo goed.
De eenvoudigste samenvatting is de wet van behoud van massa. Als je iets uitstoot, komt het ergens terecht.
BB Wat is nou het moeilijke aan het wetenschappelijk goed onderbouwen van een rekenkundige ondergrens?
De eenvoudigste samenvatting is de wet van behoud van massa. Als je iets uitstoot, komt het ergens terecht. Die stikstof is niet op een gegeven moment verdwenen. Dat maakt het lastig om op basis van wetenschappelijke argumenten te zeggen: nu is het er niet meer. Een kleine bijdrage kun je berekenen, met een grote onzekerheid. Maar die onzekerheid, betekent niet dat het nul is. Dan het kan een vraag zijn: hoe ga je om met die onzekerheid? Dat is afhankelijk van de toepassing door de vergunningverlener.
BB Die uitgestoten stikstof moet inderdaad wel ergens blijven, maar het gaat erom of je kunt aantonen dat het op een specifieke locatie terechtkomt, op die hectare kwetsbaar natuurgebied.
Hoe verder weg van de bron, hoe minder de zekerheid waarmee dat is vast te stellen. Maar het is niet uit te sluiten. Het is niet verdwenen.
Wat schreven we eerder al?
Lees ook deze stukken van Binnenlands Bestuur over de rekenkundige ondergrens:
dit stuk toont wat het Interprovinciaal Overleg probeert te doen.
in dit interview legt hoogleraar Chris Backes uit waarom de stikstofcrisis in Nederland een uniek fenomeen is.
https://www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/betere-kennis-van-stikstof-door-satellietmetingen-en-gebruik-meerdere-modellen
En: https://www.tno.nl/nl/newsroom/2024/02/esa-kiest-nederlands-satellietsysteem/