Advertentie
ruimte en milieu / Achtergrond

Wablief, de RES?

De dertig RES-regio’s komen voor 1 juli met een definitief plan voor de op te wekken duurzame elektriciteit.

25 juni 2021
Opgestoken vinger
Shutterstock

De dertig RES-regio’s komen voor 1 juli met een definitief plan voor de op te wekken duurzame elektriciteit. Dan begint het echte werk: het bepalen waar windmolens en zonneparken worden geplaatst. Participatie van burgers is nog nauwelijks van de grond gekomen.

Afdelingshoofd Jeugd & Minima

SED organisatie
Afdelingshoofd Jeugd & Minima

Communicatieadviseur

Yacht
Communicatieadviseur

De mogelijke komst van windmolens in het IJmeer vlak voor de Amsterdamse wijk IJburg zorgde in maart van dit jaar voor een golf van protest. Het verpeste uitzicht, mogelijke geluidsoverlast en schade aan de natuur waren voor bewoners reden om in het geweer te komen. De druk op wethouder Marieke van Doorninck (duurzaamheid, Groen- Links) werd uiteindelijk zo groot, dat ze besloot IJburg uit de kaartenbak van ‘zoek gebieden’ te halen.

In de verschillende RES-regio’s zoeken de samenwerkende partijen, overheden, maatschappelijke organisaties en netbeheerders naar ruimte voor de wind- en zonneparken die de benodigde duurzame stroom moeten opwekken.

In Amsterdam moeten naar verwachting zo’n zeventien windturbines komen. Het was allerminst zeker dat die windmolens bij IJburg moesten worden geplaatst. Het was slechts een van de verschillende zoekgebieden rondom het IJ. Toch is IJburg een typisch voorbeeld van hoe het verkeerd kan lopen met burgerparticipatie in de regionale energiestrategieën. Dat speelt ook in andere regio’s, waar de doelen na maatschappelijk protest door gemeenten soms flink omlaag zijn bijgesteld.

Amsterdam is zeker geen uitzondering, zegt Annie van de Pas van de Natuur- en Milieufederaties (NMF). De provinciale natuur- en milieufederaties zitten aan tafel in de verschillende RES-regio’s en maken met enkele andere maatschappelijke bewonersorganisaties onderdeel uit van de participatiecoalitie. Ze zetten zich in voor meer burgerparticipatie, zeggenschap over plannen en deelname in energieprojecten. ‘Er zijn RES-regio’s waar de participatie best goed is geregeld, maar in de meeste is dat niet zo.

Voor een goed participatieproces wil je burgers informeren, betrekken en co-creëren. Maar op het eerste punt, het informeren van de burger, gaat het al niet goed. Er wordt te lang gewacht met het betrekken van omwonenden, en die worden op een informatieavond dan ineens geconfronteerd met een kaart met windmolens erop en de term “zoekgebieden”. Voor veel mensen komt dat als een donderslag bij heldere hemel.’

 

Ideaal moment

Volgens Van de Pas heeft bestuurlijk Nederland de kans laten liggen bij de ondertekening van het Klimaatakkoord. ‘Het is daarna stil gebleven. Het was het ideale moment geweest om mensen veel beter te informeren waarom de energie transitie nodig is, en hoe we het gezamenlijk willen aanpakken. Maar het was bestuurlijk al zo ingewikkeld om het RES-systeem op te tuigen, dat participatie naar achteren is geschoven.’

Ik heb nergens een goed doorlopen proces gezien

Die achterstand is nog lang niet ingelopen, vindt Van de Pas. ‘We komen nu in een fase dat de burger er wel bij betrokken móét worden, maar in veel regio’s kwam dat proces pas kortgeleden echt op gang. Natuurlijk, we hebben door de coronamaatregelen ook niet alle mogelijkheden kunnen gebruiken, maar we hebben bij het Klimaatakkoord afgesproken om hard te sturen op de doelen, maar zacht op het proces. We moeten bewonersgroepen er nu actief bij betrekken.’

Het creëren van maatschappelijk draagvlak was een van de voornaamste redenen om de energietransitie regionaal aan te pakken. Niet de rijksoverheid moest bepalen waar de windmolens kwamen en hoeveel het er moesten zijn. Juist van onderop, vanuit de gemeenten en de bewoners, moest die afweging worden gemaakt. Maar het lijkt erop dat in veel regio’s het traditionele pad van de ruimtelijke ordening wordt gevolgd: er wordt een plan gemaakt, er worden een paar informatieavonden georganiseerd door de gemeenten of het wordt aan de ontwikkelaars overgelaten.

Van de Pas: ‘Tegenstand tegen plannen zul je altijd houden. Maar als je mensen vraagt of ze zich zorgen maken over klimaatverandering, zegt driekwart onomwonden “ja”. Mensen realiseren zich dat ze zelf moeten bijdragen aan een oplossing, al zien ze een windmolen in hun directe leefomgeving niet zitten. Maar de nut- en noodzaakdiscussie moeten we lokaal voeren. Als u die schone energie belangrijk vindt, dan moet dat ook in uw buurt. Zo voorkom je het denken vanuit schuttersputjes. Zoals Amsterdammers die zeggen: zet die windmolens lekker in het lege Drenthe. Of mensen in de regio die aangeven: laat ze in de stad lekker hun eigen energie opwekken.’

Niet vanzelf

Een voorbeeld waar burgerparticipatie beter werd aangepakt, was in de RESregio Food Valley (Gelderland). Rob Rietveld van het Nederlands Platform Burgerparticipatie en Overheidsbeleid (NPBO) was er vanaf het begin bij betrokken. Ook daar ging het niet vanzelf, zegt hij. ‘Er was wel een stakeholderstafel met bedrijven, netbeheerders en organisaties. Maar daar was de burger niet bij.’ In Food Valley werd uiteindelijk een burgerforum samengesteld, door vijfduizend willekeurige burgers uit de acht verschillende gemeenten een uitnodiging te sturen. Uit de aanmeldingen werd een representatieve groep geselecteerd. ‘Daarnaast is gebruikgemaakt van een internetraadpleging van alle burgers uit de regio om aan te geven wat zij belangrijk vinden. Dat is allemaal meegenomen in het stakeholdersoverleg.’

Volgens Rietveld is het volwaardig meepraten van burgers in het proces een absolute vereiste. ‘Van begin tot eind. We moeten een gezamenlijk probleem gezamenlijk oplossen. We moeten niet denken dat we de stem van de burger kunnen reduceren tot een inspraakavond of klankbordgroepje.

Daar kijken burgers dwars doorheen. Ik heb het idee dat mensen dat inmiddels beginnen te snappen, maar ik heb nog nergens een goed doorlopen proces gezien.’ Een manier om burgers meer bij duurzame energie-opwek te betrekken, is ze ervan te laten mee profiteren. Om die reden hebben de partijen in het Klimaatakkoord bedacht dat energieprojecten zo veel mogelijk moeten streven naar een deelname van 50 procent van omwonenden of burgers uit de regio. Dat kan in een energiecoöperatie, waarin geld van burgerinvesteerders niet alleen direct als winst wordt uitgekeerd, maar ook wordt geïnvesteerd in maatschappelijke doelen in de directe omgeving van een wind- of zonnepark. Daarmee profiteren alle omwonenden, of ze nu in de windof zonne-energie investeren of niet.

Er is nog een tweede voordeel, stelt Siward Zomer van Energie Samen, de landelijke koepel van energiecoöperaties. ‘Je organiseert de positieve krachten. Het kantelt het beeld dat je in zo’n proces maar twee partijen hebt: de initiatiefnemers die eraan verdienen en degenen die tegen zijn. Bij deelname heb je een buurtgenoot die je kent en die op de fiets langskomt om meer informatie te geven. Dan ontstaat er een dialoog.’

Tijd

Inmiddels worden er participatietrajecten in verschillende regio’s opgetuigd. Zomer: ‘Voor het oprichten van een energiecoöperatie is tijd nodig. Zeker bij de aanleg van zonneparken gaan de ontwikkelingen veel sneller dan bij een windmolenpark. Ik denk dat bij zon te veel te snel is ontwikkeld.’ Veel van het vereiste werk belandt op het bordje van gemeenten. Zeker de kleinere hebben niet de mensen en middelen om een gedegen proces uit te voeren.

‘Het is ook een kwestie van kennis en ervaring. Een ambtenaar bouwt nooit twee keer een windpark, dus veel van die opgedane kennis verdwijnt weer als die molens er staan.’ Volgens Zomer moeten de regio’s hun rol niet alleen bestuurlijk invullen, maar ook een groter deel van de uitvoering gezamenlijk ter hand nemen. ‘Dat doen sommige regio’s wel, maar in andere staan gemeenten er alleen voor in het uitvoeren van de participatie. Dat hadden we vier jaar geleden al kunnen zien aankomen.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie