Boerenverstand
Op 25 april wijdde Zembla een tv-documentaire aan de gezondheidsrisico’s in de bloembollenteelt. Omwonenden van een veld lelies waren bezorgd. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de Nederlandse bestrijdingsmiddelen veilig zijn, maar ook dat veel informatie ontbreekt.
Op 25 april wijdde Zembla een tv-documentaire aan de gezondheidsrisico’s in de bloembollenteelt. Omwonenden van een veld lelies waren bezorgd. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de Nederlandse bestrijdingsmiddelen veilig zijn, maar ook dat veel informatie ontbreekt.
Het is dus niet duidelijk wat de daadwerkelijke gezondheidsrisico’s zijn. Intussen is er wel gif in hun huisstof aangetroffen. Hun kruipende kinderen komen daarmee in aanraking. Ongeboren en jonge kinderen zijn extra gevoelig voor bestrijdingsmiddelen omdat hun hersenen nog in ontwikkeling zijn. Amerikaans onderzoek, zo vertelde een kinderarts, wijst op een verband tussen pesticiden en een verhoogd risico op (het bijdragen aan) autisme, IQ-verlies en ADHD. Van elk bestrijdingsmiddel worden de gezondheidsrisico’s afzonderlijk beoordeeld. Onbekend is wat de stapeling van stoffen voor gevolgen heeft. Soms wordt er wel met 46 verschillende stoffen gespoten.
Daarna komt het dilemma in beeld. Boeren vinden dat zij aan de normen voldoen en intimideren de verslaggever en de omwonenden. Het RIVM kan niet garanderen dat er geen gezondheidsrisico’s zijn en meldt dat huisstof niet wordt meegenomen in de huidige risicobeoordeling. Wethouders vertellen hoe lastig het is en dat omwonenden en boeren er onderling uit moeten komen. Een spuitinstructeur vertelt dat 80 procent van de boeren de gebruiksaanwijzingen van de middelen omzeilt. LTO bevestigt dat dit niet mag, maar herkent zich niet in het percentage. De NVWA, die toeziet of de boeren zich aan de regels houden, heeft hierover geen feitelijke informatie. De minister kijkt zorgelijk, zegt dat de normen veilig zijn en dat meer onderzoek nodig is.
Uit jurisprudentie voor dit soort gevallen blijkt wat allemaal relevant is voor een ‘aanvaardbaar woon- en leefklimaat’ als er bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Een bestemmingsplan kan geen specifieke spuitmaatregelen voorschrijven, maar wel een spuitvrije zone opnemen. Voor het bepalen van de afstand daarvoor is het gekozen middel relevant, maar ook de windrichting, of er beplanting tussen de functies staat, hoe vaak er gespoten wordt, etc.
De gemeenteraad moet onderzoek doen, zelfs als een middel op de Europese markt is toegelaten. Raden gebruiken vervolgens theoretische onderzoeken om aan te tonen dat er geen onaanvaardbaar gezondheidsrisico is. Met als aanname dat de middelen volgens de regels worden gebruikt. Maar dat is dus niet zo. Dan zit je opeens bij een handhavings- en monitoringsvraagstuk. Wie kijkt hoe vaak er wordt gespoten en hoe de wind dan waait? Of dit met de juiste spuitmethode gaat? Hoeveel gebeurt op basis van vertrouwen? Is dat terecht?
Het wordt interessant met de Omgevingswet. Een ‘gezonde fysieke leefomgeving’ is een maatschappelijk doel (art. 1.3 Ow). Bij het stellen van regels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet in ieder geval rekening worden houden met gezondheid (art. 2.1 lid 4 Ow). Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning weigeren als naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning zou leiden tot ernstige nadelige of mogelijk ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid (art. 5.32 Ow na Iw).
Is gif in huisstof dan bijzonder genoeg? Wat is ‘gezondheid’ in dit verband eigenlijk? Bepalen we dat straks aan de hand van de feiten en ervaringen (huisstof, luiers en klachten bij huisartsen) of op basis van aannames en onderzoeken? Worden dit omgevingswaarden? Staan die dan alleen in de Omgevingsvisie of ook in het Omgevingsplan? Werkt de gemeente met een beleidscyclus om dit aan te pakken? En geldt dan het voorzorgbeginsel voor de hele beleidscyclus of alleen voor de Omgevingsvisie? Dezelfde onduidelijkheden en vragen leven bij intensieve veehouderijen. Met geitenfokkerijen en Q-koorts hebben we al slechte ervaringen opgedaan.
Boeren vinden het vaak overdreven. Of een hetze. In het NOS Journaal van 26 april was een aardappelkweker aan het woord over Round Up. Van dit bestrijdingsmiddel is niet aangetoond dat het kanker veroorzaakt. Zonder dit middel wordt het, volgens hem, moeilijk in de landbouw. Spuiten met Round Up voorkomt ploegen en dat is door het brandstofverbruik ook niet milieuvriendelijk. De oranje velden worden later wel weer zwart. Na het ploegen dan. En wilde bloemetjes? Zeg, het is landbouwgrond: geen natuurgebied! Boerenverstand heet dat.
Lelies kweken we voor de vaas en waarschijnlijk de export. Intensieve veehouderij produceert voedsel, ook grotendeels voor de export. Het aantal boeren/producenten is de afgelopen decennia enorm verminderd en dat gaat door. Personeel in de agrarische sector komt meestal uit het buitenland. Op de radio vroeg iemand zich af of het verdienmodel van deze producenten de gezondheidsrisico’s en milieuvervuiling in Nederland rechtvaardigt. Ook dat is boerenverstand, maar dan niet van een boer.
In onze taal combineren we boerenverstand meestal met ‘gezond’. Daar moeten we met de Omgevingswet nog maar eens goed gebruik van maken.
Trees van der Schoot
Lees hier meer columns van Trees van der Schoot
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.