Bewoners buitenspel in wijkenaanpak
Volgens bewonersorganisatie LSA betrekt het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid bewoners amper bij de wijkenaanpak.
Twintig wijken moeten weer leefbaar en veilig worden met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid van minister Hugo de Jonge (CDA) voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Maar volgens directeur Thijs van Mierlo van LSA, de landelijke koepel van bewonersorganisaties, spelen bewoners zowel bij het opstellen als bij het uitvoeren van het programma amper een rol.
Onderwijsachterstanden
De twintig wijken worden geplaagd door problemen als werkloosheid, armoede, onderwijsachterstanden, woonproblematiek en slechte gezondheid. In het nationaal programma kondigt de regering een integrale gebiedsaanpak aan. ‘Daarmee bieden we bewoners kansen voor een betere toekomst en versterken we het vertrouwen in de overheid’, aldus het programma. Van Mierlo heeft vooralsnog weinig vertrouwen in de aanpak, omdat daarin een rol voor bewoners ontbreekt. Om een wijkaanpak te ontwikkelen en uit te voeren, moet je de problemen die bewoners en uitvoerders, zoals welzijnswerkers en wijkagenten ervaren analyseren, aldus Van Mierlo. ‘En starten bij wat er al is en al gebeurt en goed gaat op die plekken.’
In die 20 wijken is de planvorming nu aan de gang, maar zitten de bewoners nauwelijks aan tafel, zegt LSA. Verwacht u dat daardoor de aanpak van de overheid zal stranden?
‘Ik kan me goed voorstellen dat op verschillende plekken die aanpak niet van de grond komt of niet effectief is. Gemeenten tuigen een gemeentelijk team, kijken wie er kwartiermaker wordt, smeden allerlei allianties met professionele partijen. De kans dat deze plannen stranden is groot als je niet snel een aantal bewoners aan tafel zet die die plannen laden met ervaringskennis en straks dragen bij de uitvoering. Volgens mij kun je maar één keer starten en is dit een heel slechte manier om daarmee te starten.’
Jullie schetsen de huidige aanpak als een top-downbenadering met een complexe bestuurlijke structuur die voorbijgaat aan de kennis en kunde die gemeenten al hebben. Maar die kennis en kunde hebben niet tot een leefbare en veilige wijk geleid.
‘Dat klopt. Dat komt omdat er afgelopen tien jaar veel te weinig geld is gegaan naar uitvoeringskrachten in die wijken. Van welzijnswerker tot wijkverpleegkundige tot politie en fatsoenlijk onderwijs … op die plekken is veel bezuinigd en hebben gemeenten het moeten doen met weinig middelen. De basale infrastructuur is weggevallen. Ik kom in wijken waar men opnieuw moet leren samenwerken.’
De derde stap van het Nationaal Programma heet ‘Meedoen’, wat vertaald wordt in ‘We zorgen dat meer bewoners kunnen meedoen in de samenleving.’ Dan worden bewoners toch betrokken?
‘Het hele programma is gestoeld op de aanpak van Rotterdam-Zuid. Meedoen betekent daar: werk, opleiding, maar in ieder geval uit de bijstand. Het betekent niet mede-agenderen van plannen of mede-uitvoerder zijn van plannen of daarop kunnen sturen.’
Wat is voor die twintig wijken het belang van de fysieke leefomgeving: de huizen, de openbare ruimte?
‘Slechte woningen dragen zeker bij aan verminderde leefbaarheid en veiligheid in buurten. Dat weten we gewoon. Achterstand in onderhoud, woningen die niet meer bij de tijd passen en energetisch niet meer kloppen zorgen voor slechte gezondheid en dat mensen moeilijk kunnen meedoen in de samenleving. Dus investeren in een goede huisvesting is heel belangrijk. Het allergrootste deel van de middelen gaat daar ook naartoe. Het is een woningverbeteringsprogramma met een beetje geld voor armoede en onderwijs. Dat maakt zeker nog geen wijkaanpak. De sociale infrastructuur is belangrijk en ook de economische infrastructuur: zorg dat mensen kans hebben op werk, perspectief op de arbeidsmarkt, stimuleer ondernemerschap. Dat zie ik nu weinig terug in deze plannen.’
Wat is nu volgens jullie de manier om er toch nog het beste van te maken?
‘We moeten op onderdelen terug naar de tekentafel. Benoem in het programma dat bewoners in georganiseerde vorm een belangrijke samenwerkingspartner zijn. Gemeentebestuurders kunnen het goed gebruiken dat ze worden gewezen op het belang. Gemeenten denken: het zijn grote en ingewikkelde problemen die met beperkte middelen moeten worden opgelost. Dus we moeten eerst ons beleid en organisatie op orde hebben. En dán pas kijken ze wat dat betekent voor bewoners en hoe ze participatie inregelen.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.