Energietransitie vereist eerlijke gesprekken
Gemeenten zouden zich rond de energietransitie veel meer moeten verdiepen in de psychologie van de burger, vindt Almar Otten.
In 2007 schreef ik de eerste Deventer visie duurzaamheid. Zonder te weten wat het in praktijk betekende leek het een goed idee om in 2030 energieneutraal te zijn. Er tekende zich meteen een politieke tweedeling af. Toen ging het debat over de vraag of het klimaat al dan niet veranderde. Het was een geloofskwestie waarbij gelovigen in beide kampen zich baseerden op wetenschappelijke kennis. Die tweedeling werd duidelijk tijdens een stemming in de gemeenteraad over twee windmolens. Met 19 stemmen voor en 18 tegen werd de plaatsing ervan bij de afritten van de A1 een feit.
De laatste jaren zijn de uitgangspunten van het debat veranderd. Weinig mensen durven nog te ontkennen dat het klimaat verandert. Het besef dat er iets moet gebeuren is versterkt door hoge energieprijzen. Desondanks is het verdeelde politieke speelveld in grote lijnen hetzelfde gebleven, met name als het gaat over de opwek van duurzame stroom binnen de gemeentegrenzen.
Die verdeeldheid is zeker niet uniek voor Deventer. Ik hoor van veel gemeenten dat ze worstelen met draagvlak voor grootschalige opwek. Dat roept meteen vragen op over de haalbaarheid van onze landelijke klimaatdoelstellingen, zeker op de langere termijn.
Het deel van de bevolking dat zich ernstig zorgen maakt over de gevolgen van klimaatverandering ziet dat politieke gekissebis en de bijbehorende vertraging met lede ogen aan. Ze verwijten bestuurders hun kop in het zand te steken en onze kinderen op te zadelen met problemen die wij veroorzaakt hebben. Regelmatig krijg ik de vraag of ik het niet moeilijk vind om mij als ambtenaar te conformeren aan trage en ontwijkende politieke besluitvorming.
Regelmatig krijg ik de vraag of niet moeilijk is mij als ambtenaar te conformeren aan ontwijkende politieke besluitvorming.
Als ik daarover nadenk stel ik mezelf eerder de vraag wanneer de wal het schip zal keren. Met vele, vele miljarden zorgen we ervoor dat iedereen zijn huis deze winter kan verwarmen. Hadden we de huidige energiecrisis kunnen voorkomen als al dat geld jaren geleden hadden geïnvesteerd in verduurzaming van woningen en energievoorziening?
Misschien kunnen we lering trekken uit andere vraagstukken, zoals het stikstofvraagstuk. Daar is het schip van ontkennen, natten en paphouden gekeerd door de wal van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een negatief oordeel over de PAS. Deze uitspraak heeft de regering gedwongen om met een enorm voortvarende en stevige aanpak op de proppen te komen. Die is vervat in de Kamerbrief van 25 november jongstleden over de ‘Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos.’
Daarover las ik een fenomenale column in de Volkskrant, geschreven door Frank Kalshoven. Hij fileert het stikstofdossier in een aantal thema’s. Ten eerste is dat probleemontkenning, met juridificering, geitenpaadjes, negeren van wetenschappers en lobby in Brussel als belangrijke mechanismen. Daarop volgt escalatie, die leidt tot einde van de probleemontkenning. Daarin spelen maatschappelijke organisaties, rechters en het politieke krachtenspel een belangrijke rol.
Dat leidt tot beleidsvorming, wat zich afspeelt achter de muren van de departementen en waarin rekensommen van verschillende instanties als heilige graal worden omarmd. Op dat beleid wordt gereageerd door de maatschappij, de ongrijpbare chaos van belangengroepen, geld, sociale media, informele macht en publieke wispelturigheid. Het is evident dat die complexiteit vraagt om hoog niveau van stuurmanskunst, waaraan de vraag wordt gekoppeld wie er aan het stuur zit. Dit alles moet uiteindelijk leiden tot uitvoering, wat in het geval van stikstof geen sinecure zal zijn.
In veel gemeenten wordt politiek geworsteld over windmolens.
Ik probeer deze scherpe analyse toe te passen op het specifieke vraagstuk van de plaatsing van windmolens op land. Daarbij kan ik mij voorstellen dat een rijksambtenaar tevreden vaststelt dat alle bovenbeschreven stadia goed zijn doorlopen. Het klimaatprobleem is onderkend en beleidsvorming heeft dankzij goede stuurmanskunst geleid tot het Nationale Klimaatakkoord. Zelfs de uitvoering is geregeld, onder meer door de afspraken die via de RES-sen zijn gemaakt.
Menig gemeenteambtenaar zal dit anders zien. In veel gemeenten wordt politiek geworsteld over windmolens. Die worsteling draagt niet bij aan voortvarende besluitvorming over het al dan niet plaatsen van de molens.
Het is voor mij niet evident wat precies de drijfveren zijn van de tegenstanders. Ik geloof niet dat de gemiddelde tegenstemmer een klimaatontkenner is. Maar waar bestaat die weerstand dan uit? Meteen hoor ik een ambtenaar roepen: ‘Nimby’. Een collega voegt daaraan toe: ‘Die mensen moeten zich realiseren dat er naast hun eigen belang ook een veel groter belang is.’ Die redenatie werkt zolang je met collega’s bij het koffieapparaat staat. Op straat kom je er niet ver mee.
Ik denk dat hierin de kern van veel weerstand tegen de overheid schuilt. Het gaat namelijk over eerlijkheid. Het gaat over de vraag wie de rekening betaalt voor grote maatschappelijke opgaven. Het is eerlijk als iedereen daar in gelijke mate aan bijdraagt.
Weer moet ik denken aan de kop van een lokaal krantenartikel over de RES: ‘Het is onvermijdelijk dat de energietransitie voor sommige mensen pijn gaat doen.’ Die uitspraak is olie op het vuur van mensen die het gevoel hebben in hun eentje offers te moeten brengen voor het oplossen van een opgave die iedereen raakt. Om daar rekening mee te houden en recht aan te doen, lijkt het mij raadzaam om de psychologie van de individuele mens veel fundamenteler te betrekken in het vinden van antwoorden op de grote vragen van de komende jaren. En dat is geen marketing. Eerlijke gespreken vormen de sleutel tot gezamenlijkheid.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.