Bedrijvigheid sijpelt weg
Gemeenten zoeken plek voor nieuwe woningen binnen de stadsgrenzen. Een verouderd bedrijventerreinen is een makkelijk doelwit.

Gemeenten zoeken plek voor nieuwe woningen binnen de stadsgrenzen. Een verouderd bedrijventerreinen is een makkelijk doelwit. Experts vrezen de gevolgen. ‘Het bedrijventerrein is het weeskind van de ruimtelijke politiek.’
Gemeenten kiezen te makkelijk voor woningbouw
Van alle grote steden is Den Haag waarschijnlijk degene met de meest ambitieuze woningbouwplannen. De Haagse huizenmarkt staat al jaren onder druk. Er is een groot gebrek aan zowel sociale huurwoningen als aan koopwoningen in het goedkope en middeldure segment. Vanaf volgend jaar wil de stad jaarlijks vierduizend nieuwe woningen toevoegen.
Dat is een forse ambitie, vooral als je bedenkt dat de stad vrijwel geen open bouwgrond heeft. De te realiseren woningen moeten worden gebouwd op grond die nu nog een andere bestemming heeft – in veel gevallen als bedrijventerrein.
Een goed voorbeeld is de Binckhorst, vlak bij het Haagse centrum, waar al volop wordt getransformeerd. Lokale ondernemers worden in veel gevallen pas laat van de plannen van het stadsbestuur op de hoogte gesteld, en voelen zich gedwongen een locatie elders te zoeken. Als die plek er nog is. De ondernemers zijn het inmiddels zat. Voor de zomer verenigden zeven ondernemersorganisaties in Den Haag zich in de Stichting Bedrijventerreinen Haaglanden, om zo een sterkere stem te hebben in de herstructureringsplannen van de gemeente.
Den Haag is geen uitzondering. In heel Nederland zoeken gemeenten naar plekken om de woningbouwopgave te realiseren en lijken bedrijventerreinen vaak een logische optie. Het gaat meestal om veel vierkante meters en er is weinig liefde voor onder de bevolking. Zeker de oudere terreinen staan vaak al jaren op het lijstje van de wethouder als probleemgebieden of plekken waar gemeentelijk ingrijpen noodzakelijk is. Dat heeft gevolgen, blijkt uit cijfers van de Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SKBN). De afgelopen vijf jaar maakte 47 vierkante kilometer bedrijventerrein plaats voor woningbouw.
SKBN-voorzitter Theo Föllings maakt zich zorgen. ‘In sommige gemeenten wordt alles aan de kant geschoven om maar zoveel mogelijk woningen te bouwen. Er wordt vaak nauwelijks gekeken naar de effecten van de verdwijning van werklocaties. Bestuurders staan onder grote druk om te bouwen, en vergeten dat ondernemers ook een belang hebben in de gemeente. Wat dat betreft is het bedrijventerrein een blinde vlek, het weeskind van het ruimtelijk beleid.’
Levendigheid
Een gemeente kan zichzelf op lange termijn weleens in de vingers snijden, denkt Föllings. ‘Vergeet niet dat een derde van de werkende Nederlanders dat doet op een bedrijventerrein. Zo’n 40 procent van de belastinginkomsten wordt hier verdiend. En bedrijven hebben niet alleen een economische functie. In veel gevallen spelen ze een rol in het maatschappelijk leven binnen een gemeente, bijvoorbeeld door sponsoring van lokale sportverenigingen.
Maar weinig ambtenaren weten hoe een bedrijf denkt
Daarnaast zorgen werklocaties ook voor levendigheid en dynamiek. Dat kun je allemaal kwijtraken als die bedrijven moeten verkassen.’ Ook Cees-Jan Pen, lector De Ondernemende Regio bij Fontys Hogescholen, ziet dat de belangen van bedrijven in de ruimtelijke politiek van gemeenten te weinig aan bod komen. ‘Er wordt vooral veel over ondernemers op bedrijventerreinen gesproken, maar nauwelijks mèt hen. Daar wreekt zich ook een gebrek aan deskundigheid. Er zijn maar weinig ambtenaren die begrijpen hoe bedrijven denken. Door bijvoorbeeld aan te kondigen dat je een bedrijventerrein in de toekomst tot woningbouwlocatie wilt bestempelen, is de wil bij ondernemers om in die locatie te investeren meteen verdwenen. Je zet het terrein ineens op nul. In zo’n ruimtelijk proces vraag ik me wel eens af: wie komt er eigenlijk op voor het ondernemersbelang?’’
Ook Pen vreest dat gemeenten meer verliezen dan ze denken als te veel bedrijventerreinen verdwijnen. ‘Die bedrijven moeten ergens heen, maar over de impact op de werknemers hoor je niemand. Vaak kampen omliggende gemeenten ook met ruimtegebrek. Dan blijft er nog één optie open: bouwen in het open veld en het opofferen van waardevol groen om nieuwe ruimte voor bedrijven te maken.’
Volgens Pen moeten gemeenten minder rigide gaan denken in bestemmingszones en meer gemengde functies toestaan. ‘Het begint ermee dat je kijkt naar zo’n terrein: wat is hier allemaal mogelijk? Dat kan van alles zijn: behoud van bedrijven en dat combineren met eventueel flexibele en tijdelijke woningen en groen. Het betekent wel dat je daarvoor samen met de ondernemers om tafel moet gaan zitten en het bedrijfsleven moet organiseren, zonder direct de gewenste hoeveelheid woningen op tafel te leggen. Daarnaast moet je gewoon helder zijn dat er op echte industrie - terreinen de komende twintig jaar geen woningen komen. Punt.’
Regionaal
Bovendien is het een regionaal probleem, ziet zowel Pen als Föllings. ‘We constateren bij bedrijven en overheden vaak een ieder-voor-zich mentaliteit,’ zegt Föllings. ‘Bedrijven zouden veel meer gezamenlijk naar buiten moeten treden en meer initiatief moeten nemen in de gemeentelijke planvorming. Maar ook gemeenten overleggen onderling niet of nauwelijks over hun plannen. Terwijl een goede regionale overeenstemming juist veel problemen kan voorkomen. Het gebrek aan landelijk ruimtelijk beleid heeft helaas niet gezorgd voor meer regionale sturing. Het is tijd dat een nieuw kabinet dit probleem serieus gaat aanpakken. Dus alsjeblieft geen toekomstige minister van Wonen. We hebben een minister van Ruimte nodig.’
Flexwonen te weinig benut
Flexibele woningen hoeven vaak aan minder omgevingsregels te voldoen, kunnen sneller worden gebouwd en komen vaak in kleinere hoeveelheden. Daardoor passen ze beter in een gecombineerd ruimtegebruik met bedrijven of op plekken die later worden gebruikt voor reguliere woningbouw. In de afspraken die overheden en rijk hebben gemaakt over de woningbouwdoelen zitten dan ook forse hoeveelheden flexibele woningen. Maar met de bouw ervan schiet het niet op, constateerde het Planbureau voor de Leefomgeving eind vorig jaar in een rapport.
Volgens Wim van Veelen, projectleider flexibele woonlocaties bij de provincie Gelderland, vormt ‘flexibel wonen’ voor gemeenten een uitdaging. ‘Er is allereerst een gebrek aan locaties. Maar het is vaak ook moeilijk om de businesscase rond te krijgen, vooral als de woningen te snel weer weg moeten. Draagvlak speelt ook een rol: vaak zitten buurtbewoners of bedrijven niet te wachten op de doelgroepen waarvoor tijdelijke huisvesting wordt ingezet.’
Toch kunnen verplaatsbare woonunits een belangrijke rol spelen, denkt Van Veelen. ‘Het gaat om de huisvesting van statushouders, studenten en bewoners van instellingen die zelfstandig moeten gaan wonen. Maar ook starters, mensen die recent gescheiden zijn en tijdelijke arbeidsmigranten behoren tot de doelgroep.’
Om systematischer zicht te krijgen op potentiële locaties werkt Van Veelen samen met de provincie Utrecht en het Kadaster aan een pilotproject in regio Food Valley om bij gemeenten beter in beeld te krijgen waar tijdelijke huisvesting mogelijk zou kunnen zijn. Zo wordt een dashboard ontwikkeld waarin een gemeente selectiecriteria kan kiezen, waarna het systeem een digitale kaart en een adressenlijst met potentiële locaties levert. Volgens Van Veelen ben je er daarmee niet.
‘Het vraagt een zorgvuldig proces om plek voor plek te toetsen op geschiktheid. Randen van bedrijventerreinen kunnen kansen bieden. Maar uiteindelijk is de beoordeling van zo’n locatie een taak voor de gemeente zelf.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.