ruimte en milieu / Partnerbijdrage

Gebruik landbouwgrond vaker voor woningen

Op zoek naar een nieuwe balans in grondgebruik.

03 september 2024
landelijk gebied
Beeld: Arcadis

Auteur: Joris Winters, sectorleider property & investment Arcadis.

Ondanks milieueffecten en een geringe bijdrage aan de economie wordt een groot deel van de grond in Nederland gebruikt voor landbouw. De grote behoefte aan woningen vraagt om een balans in grondgebruik.

In de oververhitte Nederlandse woningmarkt biedt vooral voldoende bouwvolume woningzoekenden stabiliteit en betaalbaarheid, zo blijkt uit internationaal onderzoek. Het valt dan ook toe te juichen dat het nieuwe kabinet de bouwdoelstellingen van voormalig woonminister Hugo de Jonge heeft overgenomen: het hoofdlijnenakkoord noemt ‘als politiek doel’ de afspraak om structureel 100.000 woningen per jaar erbij te bouwen.

Om uiteenlopende redenen liggen deze aantallen nog buiten bereik. Een van de hoofdoorzaken is een gebrek aan locaties voor grootschalige woningbouw. Het huidige uitgangspunt is dat die locaties, zeker ook na 2030, verspreid over ‘héél Nederland’ zullen liggen. Ook toenmalig minister De Jonge sprak zo over verdere verstedelijking van de Brabantse Stedenrij, Noord- en Midden-Limburg en de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen).

Elke regio telt

Onder de noemer ‘elke regio telt’ zet de nieuwe coalitie dit beleid grotendeels voort; door aanvullend op bestaande woningbouwlocaties en woondeals, nieuwe gebieden aan te wijzen voor grootschalige woningbouw. Die spreiding is van groot belang. Een moeilijkheid is wel dat zo’n 40% van de mogelijke verstedelijking in Nederland terechtkomt in kwetsbare gebieden, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving onlangs vaststelde. Van kwetsbaarheid is sprake vanwege natuur- en cultuurhistorische waarde, waterhuishouding of bodemdaling.

Het merendeel van de woningbouw zal zich voorlopig concentreren op binnenstedelijke locaties. Maar door ruimtegebrek en bewonersvoorkeuren kent verdichting ook grenzen. Voor de periode na 2030 zal het daarom onvermijdelijk zijn een significant deel van het huidige landbouwgebied te bestemmen voor woningbouw. Agrarische gronden, vooral grasland voor de intensieve veehouderij, zullen op forse schaal herbestemd moeten worden voor grootschalige woningbouw.

Flinke krimp van de intensieve veehouderij voor woningbouw is allerminst te betreuren in een dichtbevolkt land met een groeiende bevolking en een woningtekort. De agrarische sector genereert 1,5% van het bbp en verbruikt jaarlijks honderden miljoenen aan EU-subsidies. Bovendien zijn er negatieve effecten voor natuur en milieu. Desondanks is 54% van ons landoppervlak in gebruik als agrarisch terrein, waarvan zo’n driekwart bestemd voor vlees- en zuivelproductie. Dat is zo’n zeven keer het bebouwde oppervlak voor wonen.

Druk op milieu

Ook de druk op natuur en milieu maakt krimp onvermijdelijk; duidelijk is dat het huidige landbouwemissiebeleid niet volstaat om te voldoen aan waterkwaliteitsdoelen. Voor het deel van de sector dat geen transformatie overweegt – extensivering, natuur-inclusieve of kringlooplandbouw – zal geen perspectief meer zijn in Nederland.

Toenemend onbegrip onder burgers over de niet-evenwichtige verdeling van de ruimte in ons land is onvermijdelijk.

De grootste druk op de sector zal maatschappelijk zijn. Er zal steeds minder begrip zijn voor een sector waar milieueffecten al decennia worden afgewenteld. Toenemend onbegrip over de onevenwichtige verdeling van ruimte is onvermijdelijk: waarom moet, in zo’n dichtbevolkt land met een grote vraag naar woongebieden, het percentage agrarisch gebied fors hoger blijven dan het EU-gemiddelde van 38%? Zelfs in onze 22 grootstedelijke gebieden is het landbouwoppervlak gelijk aan dat van wonen én bedrijven gezamenlijk. En dat terwijl de sector een marginale bijdrage aan het bbp levert. Het idee van een nieuwe balans in grondgebruik – ten gunste van woningen – zal gezien deze onevenredigheid sterk aan kracht winnen.

In die strijd om ruimte ontstaat voor de BBB, die nu zowel de ministers van Landbouw als van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening levert, een spagaat in het kwadraat.

Grond in balans

‘Niet alles kan overal’, stelde het Adviescollege Stikstofproblematiek in 2020 en dat geldt nog steeds. Handelen naar dat advies is ook belangrijk. Verken daarom de mogelijkheden van woningontwikkeling rond de 40 grootste steden.

Dat gebeurde eerder in de Vinex-woningbouw. Tussen 1995 en 2015 werden 830.000 woningen gebouwd, waarvan twee derde in uitleglocaties net buiten de stad, meestal voormalig agrarisch gebied. Die verkenningen zullen ook nu gemaakt moeten worden – op korte termijn al voor ‘piekbelasters’ rond Natura 2000-gebieden.

Waar natuur en landbouw op steeds meer plekken met elkaar botsen, zijn natuur-inclusieve woongebieden een mooie tussenweg. Als grond toch agrarisch moet blijven, kijk dan naar de mogelijkheden om biobased bouwmaterialen te verbouwen. De ambitie van het vorige kabinet was om in 2030 minstens 30% van de nieuwbouwwoningen met minimaal 30% biobased materialen te realiseren. Het verbouwen van biobased bouwmaterialen, zoals lisdodde, is nu vaak onvoldoende rendabel. Verder onderzoek naar geschikte gewas-productcombinaties voor nieuwbouw, renovatie en verduurzaming van gebouwen is dan ook nodig.

Het station ‘Kool-en-geit-sparen Centraal’ is ruimschoots gepasseerd: gebrek aan besluitvorming is geen optie. Aan beide BBB-ministers de opgave om te kiezen voor een nieuwe balans in grondgebruik.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.