Nieuwe regels geheimhouding per 1 april van kracht
Waar voorheen het college geheime informatie nog mocht delen met een of enkele raadsleden, is dat onder de nieuwe bepalingen verboden.
De Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur in werking trad al op 1 januari 2023 in werking, maar de nieuwe bepalingen over geheimhouding voor decentrale overheden gaan op 1 april in. Die wijzigen de bepalingen omtrent geheimhouding in de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WoIBES).
Onduidelijkheid
Om de geheimhoudingsregeling te vereenvoudigen en te verbeteren, is gekozen voor een opzet waarbij niet langer per gemeentelijk bestuursorgaan apart in de wet staat wat diens bevoegdheden zijn. Hiervoor bestond onduidelijkheid over de geheimhoudingsregeling in de Gemeentewet. Die was deels ontstaan door de structuur en terminologie van de regeling. Om de oude regeling te begrijpen, moesten verschillende bepalingen uit verschillende hoofdstukken van de wet worden bekeken. In de Gemeentewet is nu één beknopt geheimhoudingshoofdstuk opgenomen. Dat geldt ook voor de Provinciewet, Waterschapswet en WoIBES. Een aantal specifieke knelpunten in de regeling is ook weggenomen.
Bekrachtiging
Een belangrijke inhoudelijke wijziging is dat de vereiste van bekrachtiging van de geheimhouding door de gemeenteraad in de eerstvolgende vergadering is komen te vervallen. Voorheen verviel de geheimhouding als de raad deze niet bekrachtigde, maar nu kan de raad direct na het delen van de geheime informatie besluiten de geheimhouding op te heffen. Zolang dat niet is gebeurd, geldt de geheimhoudingsplicht.
Gelijke informatiepositie
Opvallend in de nieuwe regeling is dat die nadrukkelijk onderscheid maakt tussen het opleggen van geheimhouding, waarmee de status van een stuk wijzigt, en het verstrekken van informatie waarop geheimhouding rust, waarmee de bestuursorganen elkaar aan die status kunnen binden. Het college kan niet langer individuele raadsleden onder geheimhouding informatie verstrekken. Dat benadrukt het uitgangspunt dat alle raadsleden een gelijke informatiepositie dienen te hebben. Het onder geheimhouding verstrekken van informatie aan één of enkele raadsleden leidde in de praktijk tot onduidelijkheid over het bespreken van deze informatie in de fractie. De nieuwe geheimhoudingsregeling sluit aan bij de informatieplicht ten opzichte van de gehele raad.
Als een raadslid de geheimhouding schendt, kan de raad besluiten dat dit raadslid voor de duur van maximaal drie maanden geen geheime informatie meer ontvangt
Mondeling
Het is onder de nieuwe geheimhoudingsregeling ook mogelijk informatie onder geheimhouding te delen met een commissie. Maar ook hierbij is weer het uitgangspunt dat geheime informatie die aan één of meer leden van de raad wordt verstrekt, altijd aan de raad als geheel moet worden verstrekt. Bij mondelinge informatie die is besproken tijdens een besloten commissievergadering is dit anders. Na de wetswijziging rust van rechtswege geheimhouding op mondelinge informatie die is gewisseld tijdens een besloten (commissie)vergadering. Deze geheime informatie is dan niet aan de raad verstrekt, dus hoeft de geheime informatie ook niet aan de gehele raad te worden verstrekt.
Schending
De mogelijkheid die nog wel bestaat om een verschil in informatiepositie tussen raadsleden aan te brengen, is wanneer raadsleden de geheimhoudingsplicht schenden. De raad kan dan besluiten dat dit raadslid voor de duur van maximaal drie maanden geen geheime informatie meer ontvangt. Ook kan zich nog steeds de situatie voordoen waarin de burgemeester of commissaris van de koning vertrouwelijke informatie wil bespreken met enkele leden van de raad, zoals het presidium of alle fractievoorzitters. Dit blijft ook na de wetswijziging mogelijk. In zulke situaties is er uitdrukkelijk geen sprake van het voldoen aan de verantwoordingsplicht in de zin van artikel 169, eerste lid, of artikel 180, eerste lid, van de Gemeentewet.
Eenhoofdig
Voor de burgemeester (of cdk, dijkgraaf, gezaghebber) was het onder de oude regeling zo dat hij informatie onder geheimhouding kon verstrekken aan een ander bestuursorgaan, maar niet dat hij als eenhoofdig orgaan ook geheimhouding op bepaalde informatie kon opleggen. De wetswijziging maakt duidelijk dat hij ook die laatste bevoegdheid heeft. Verder kan een commissievoorzitter in commissieverband voorstellen geheimhouding op te leggen op bepaalde informatie, maar heeft deze niet zelfstandig de bevoegdheid om geheimhouding op te leggen. De geheimhouding die echter door een voorzitter is opgelegd vóór 1 april 2023 blijft voortduren en kan onder de nieuwe regels opgeheven worden.
Een Woo-verzoek moet worden ingediend of doorgeleid naar de raad, omdat de raad beslist op het verzoek om de geheimhouding op te heffen en dus of de informatie waarop het Woo-verzoek ziet al dan niet openbaar wordt gemaakt
Ander bestuursorgaan
Als besloten is tot het opleggen van geheimhouding op bepaalde informatie, kan deze informatie in een aantal gevallen worden gedeeld met een ander bestuursorgaan. Het orgaan dat de geheime informatie ontvangt, mag deze informatie dan ook niet delen met anderen. De wet biedt gemeenten echter ruimte om te bepalen dat het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, ook na het verstrekken van de geheime informatie aan de raad deze informatie nog met anderen mag delen. De raad kan hierover in algemene zin regels stellen, maar dat is niet verplicht. De raad kan er ook voor kiezen om geen nadere regels te stellen, maar wel afspraken te maken over hoe in bepaalde gevallen moet worden omgegaan met het uitbreiden van de kring van geheimhouders.
Woo-verzoek
Geheimhouding moet in acht worden genomen totdat het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd deze weer heeft opgeheven. Er zijn hierop twee uitzonderingen. Als informatie onder geheimhouding met de raad is gedeeld, is de raad altijd als enige bevoegd de geheimhouding op te heffen. Daarom moet een Woo-verzoek ook worden ingediend of doorgeleid naar de raad, omdat de raad beslist op het verzoek om de geheimhouding op te heffen en dus of de informatie waarop het Woo-verzoek ziet al dan niet openbaar wordt gemaakt. De andere uitzondering is wanneer een commissie de geheimhouding heeft opgelegd. Dan kan de geheimhouding niet alleen worden opgeheven door die commissie, maar ook door het orgaan dat die commissie heeft ingesteld.
Verwarrend
De Nederlandse Vereniging van Raadsleden heeft de minister onlangs nog om een toelichting gevraagd op een circulaire die zij december vorig jaar verstuurde over de nieuwe wet bevordering integriteit en functioneren decentraal bestuur. Daarin stond namelijk dat raadsleden, zoals wethouders en burgemeesters, verplicht zijn de inkomsten uit nevenfuncties openbaar te maken. Maar volgens de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden was daarover nooit een afspraak gemaakt. Inmiddels heeft het ministerie aan de vereniging laten weten dat de formulering ‘wellicht wat verwarrend’ is. Voor raadsleden geldt de verplichting tot openbaarmaking alleen voor de nevenfuncties zelf en dus niet voor de inkomsten hieruit. ‘Daarin brengt de wet geen verandering.’
Het lijkt mij dat de andere raadsleden wel degelijk ook over de geheime mondelinge informatie willen worden geïnformeerd (neem als voorbeeld onroerend goed).
Deze werkwijze kan aardig wat onderlinge politieke onrust veroorzaken. Wat is eigenlijk de reden om de informatie in deze situatie niet alsnog schriftelijk aan de gehele raad te verstrekken?