Advertentie
financiën / Achtergrond

Zo gewonnen, zo geronnen

Verkoop van Essent en Nuon aan respectievelijk het Duitse RWE en het Zweedse Vattenfall levert lagere overheden plotsklaps miljoenen - in sommige gevallen zelfs miljarden - euro’s op. Een welgemeend advies uit de provincie Utrecht, die eerder rijk werd door verkoop van nutsaandelen: Laat het geld niet weglekken.

06 maart 2009

Bas Nugteren is fractievoorzitter van GroenLinks in de Provinciale Staten van Utrecht. Hij maakte de verkoop van energiebedrijf REMU aan Eneco van nabij mee. De 350 miljoen euro die de transactie de provincie tussen 2002 en 2007 opleverde, ging het bestuurlijke bevattingsvermogen haast te boven. De plotse rijkdom had een enorme impact, zegt Bas Nugteren. Het kritische Statenlid wil overheden die nu Nuon-miljoenen zien binnenstromen, waarschuwen niet dezelfde fouten te maken die de provincie Utrecht maakte.

 

Nugteren: ‘De provincie was gewend aan een beleidsruimte van enkele tientallen miljoenen, nu had ze ineens meer dan het dubbele tot haar beschikking. Dat riep direct de vraag op: Wat gaan we ermee doen? Aanvankelijk ging dat goed, in duidelijk overleg tussen Gedeputeerde Staten (GS) en de Statenleden. Er werd besloten de opbrengst grotendeels op de bank te zetten om er rente van te trekken, als compensatie voor het jaarlijkse dividend dat wegviel. Daarnaast ging zestig tot zeventig miljoen euro naar de zogeheten 2010-projecten, tien projecten ten behoeve van de infrastructuur en cultuurhistorisch erfgoed. Bijvoorbeeld de Hollandse Waterlinie.’

 

Dit klinkt reëel. Toch is het kennelijk op een bepaald moment fout gegaan.

 

‘Begrijp me goed, het gaat mij niet zozeer om schuldigen aan te wijzen. Terugkijkend hadden zaken beter kunnen lopen en ik hoop dat we van de gemaakte fouten leren. In Utrecht ging het mis omdat de bes­teding van de REMU-gelden inzet werd van coalitiebesprekingen en daarmee verkleind tot een partijpolitiek issue; juist op dit punt een verkeerde ontwikkeling. Met de kennis achteraf durf ik te stellen dat het binnenkomen van zo’n groot bedrag de bestuurlijke competenties van lagere overheden snel dreigt te overstijgen. Het roept effecten op die de span of control van lagere overheden op de proef stellen.’

 

Wat wilt u daarmee zeggen?

 

‘Het gaat om beheersbaarheid. Een verantwoorde besteding van zo’n groot bedrag vergt het nodige van je bestuurlijke kwaliteit en capaciteit. Je moet zorgen dat je het organisatorisch kunt behappen en dat je het bestuurlijk aan kunt, maar vooral moet je tijd inruimen voor diepgaand politiek overleg over de besteding van de gelden.

 

‘Op dat laatste vlak is het in Utrecht uiteindelijk fout gegaan. Het faciliteren van politieke discussie is essentieel omdat bij zulke bedragen de besteding moet worden gekoppeld aan een langetermijnvisie.’

 

De provinciale verkiezingen in 2007 en de coalitiebesprekingen hebben de zaak uit het lood geslagen? ‘Klopt. Voor de verkiezingen leken we op het goede spoor te zitten. De Staten hadden toen besloten een deel van de REMU-gelden, 150 miljoen euro, maatschappelijk te investeren. Als GroenLinks dachten we onder andere aan grote projecten ter verbetering van het openbaar vervoer en groene investeringen bij de voormalige vliegbasis Soesterberg, zoals andere fracties ook ideeën hadden. Het belangrijkste was de consensus dat we het geld in grote projecten zouden inzetten.

 

‘Die 150 miljoen vloeide overigens voort uit een extern advies dat stelde dat je zo’n 150 tot 200 miljoen euro in reserve moest houden. Met dat bedrag compenseer je het dividendverlies en vervolgens stellen de rente-inkomsten je na een aantal jaren in staat nieuwe gemeente-overstijgende projecten te ondersteunen.

 

‘De toepassing van het externe advies besloten we over de verkiezingen van maart 2007 heen te tillen. Hoewel hun meerderheid onder de zestig procent geslonken was, ging de oude coalitie van CDA, VVD en PvdA door en al snel werd duidelijk dat ze heel anders met het REMU-potje omsprongen. Ze calculeerde een bestedingsruimte van zevenhonderd miljoen voor een periode van vier jaar, waarvan de helft gefinancierd uit REMUgelden. Feitelijk betekende dat ook het niet langer aanhouden van een reserve en het einde van de gemaakte afspraken omtrent investeren via grote projecten.’

 

Afspraken die sneuvelen op het offerblok van de partijpolitiek. Als politicus moet u weten dat opportunisme en tactisch buitenspel zetten tot de politieke stijlfiguren behoren.

 

‘Zo naïef wil ik ook niet overkomen. Het enige dat ik wil benadrukken is dat met het vele geld buitengewoon zinvolle dingen gedaan kunnen worden, en dat provincies dat ook kunnen, maar dat dat wel moet gebeuren met het oog op de lange termijn, niet op grond van dan toevallig bestaande partijpolitieke verhoudingen. De belangen zijn zo groot dat het breed gedragen moet worden.’

 

De gedeputeerden weken af van de plannen. Sinterklaas maakte zijn opwachting en elk provinciaal en lokaal project kreeg een bijdrage uit de grote pot?

 

‘Het gaat me te ver om te stellen dat na de verkiezingen van 2007 alleen partijpolitieke wensenlijstjes werden vervuld. Maar ik vroeg me wel af wat de provincie nu precies had aan veel van de gekozen projecten. Over twee gevallen bestond geen twijfel, te weten zestig miljoen voor stedelijke vernieuwing en dertig tot veertig miljoen voor het opgerichte duurzaamheidsfonds. De rest raakte echter versnipperd over tal van projecten, deels ondergebracht in een beoogde Samenwerkingsagenda tussen gemeenten en provincie, waain zo’n 220 projecten waren ondergebracht. Heel fijn voor die initiatieven, maar ik vroeg me vaak af wat het bovenlokale belang van die projecten was. De provinciale meerwaarde was soms ver te zoeken, zoals bij “Eenzaamheidsproblematiek ouderen Veenendaal” of bij “Spierkrachttoerisme Woerden”.’

 

Welk advies zou u provincies en gemeenten geven?

 

‘Houd de politieke discussie open. Wees op je hoede voor gebrek aan transparantie. In Utrecht was het te vaak onduidelijk welke bedragen aan welk project verbonden waren. De genoemde Samenwerkingsagenda was niet ter goedkeuring aan de Staten gelegd, er waren enkel beleidskaders afgesproken en uiteindelijk bleek altijd pas na afloop van een project hoeveel geld was uitgegeven. Als Staten hadden we het idee nergens gedurende dat proces te kunnen sturen. Het risico van deze aanpak is dat het geld eigenlijk gewoon wegloopt. ’

 

De bestuurlijke crisis in Utrecht van afgelopen zomer leverde niet alleen een nieuwe coalitie op (CDA/VVD/ChristenUnie), maar ook een beoordeling van het REMU-dossier.

 

‘De bijdrage van oud-staatssecretaris Van Eijck, die tijdens de bestuurlijke crisis als informateur optrad, was op dat vlak zeer zinvol. In zijn analyse zei hij ook wat over de bestuurlijke cultuur in Utrecht. Te zeer naar binnen gericht, zo omschreef hij het. Daarnaast vond hij het gevoerde financiële beleid voor de lange termijn diffuus. Inmiddels hebben Staten en GS de Samenwerkingsagenda geëvalueerd en is de slotsom dat het allemaal wat scherper had gekund. Het doel is nu om in 2011 veertig tot honderd miljoen euro niet te besteden. Dat wil zeggen ‘wel plannen gemaakt, maar niet het geld uitgegeven’. Dat bedrag vloeit terug in de algemene middelen. Maar ik sluit niet uit dat we met het oog op de crisis nog weer andere maatregelen moeten gaan nemen.’

 

De besteding van eerdere douceurtjes

 

Sommige bestuurders hebben al wat suggesties gedaan, maar niemand weet nog precies waar de provincies en gemeenten de opbrengst van de verkoop van Essent aan RWE aan gaan besteden. Om een indicatie te krijgen is het aardig te kijken hoe twee aandeelhouders zijn omgesprongen met eerdere financiële douceurtjes uit de Essent-boedel: Noord-Brabant en Steenwijkerland. Essent verkocht in augustus 2006 zijn kabelactiviteiten voor 2,6 miljard euro aan de investeerders Cinven en Warburg.

 

De boekwinst over de verkoop (1,78 miljard euro) besloot Essent in 2007 voor de helft in de vorm van een extra dividend (890 miljoen euro) uit te keren aan zijn aandeelhouders. Opgeteld bij het reguliere dividend leverde dat een uitkering op van 1,28 miljard euro, bijna vijf keer zoveel als de 263 miljoen euro die provincies en gemeentes in 2006 mochten verdelen.

 

Brabant: ‘We gaan beslist niet potverteren’

 

De verkoop van Essent Kabelcom bracht voor de provincie Noord-Brabant (31 procent belang) 275 miljoen euro extra in het laatje. Het totale dividend over 2007 bedroeg 394 miljoen euro. Het extra geld is onder andere gebruikt voor een bijdrage aan de gezamenlijke investeringsagenda met het Rijk (100 miljoen euro voor de A2, de Zuid Willemsvaart, en reconstructie landelijk gebied). Verder ging 52 miljoen euro naar BrabantStad (OV-netwerk; ontwikkeling spoorzones Breda, Roosendaal en Tilburg). De huidige overname van Essent door RWE maakt Noord-Brabant in eerste aanleg 2,19 miljard euro rijker, een bedrag dat kan oplopen tot maximaal 3,6 miljard euro.

 

‘Het geld heeft nog geen duidelijke bestemming, maar we gaan beslist niet potverteren’, benadrukt Arnoud Reijnen, woordvoerder van gedeputeerde Thoon Essed (Financiën). Geld wordt weggezet om de wegvallende dividenduitkering te compenseren en het achterblijvende netwerkbedrijf een gezondefinanciële basis mee te geven. ‘Dan blijft naar schatting 750 tot 800 miljoen over om vrij te besteden. GS werkt aan een ordentelijke investeringsagenda.’

 

Steenwijkerland: ’Wij zijn heel behoedzaam’

 

Ruim 1,74 miljoen euro aan extra dividend leverde de verkoop van Essent Kabelcom de Overijsselse gemeente Steenwijkerland (belang Essent 0,19 procent) op. In 2007 bracht dat het totale dividend op bijna 2,49 miljoen euro. Steenwijkerland bracht het geld onder in het rekeningresultaat van dat jaar. ‘We gaan heel behoedzaam met de gelden om’, zegt wethouder André van de Nadort (PvdA). ‘En dat zullen we ook met de RWE-opbrengst doen.’

 

Steenwijkerland ontvangt in eerste instantie 13,8 miljoen euro, later mogelijk aangevuld met maximaal 9,3 miljoen euro. ‘Ons vertrekpunt is onze structurele inkomsten veilig te stellen. Het Essent-dividend compenseren we door het geld tegen een rente van 3,5 procent weg te zetten. Jaarlijks ontvangen we dan zo’n vijf ton. Pas dan kijken we hoe we het kunnen besteden binnen ons bestaande investeringsplan. Voorwaarde is dat structureel geld ook structureel wat oplevert.’

 

‘Ik heb nooit een vinger achter REMU-dossier kunnen krijgen’

 

De miljarden die vrijkomen uit de Essent- en Nuon-deals dwingen gemeenten en provincies om bij elk project na te denken waarom geld nu wel in aanmerking komt voor extra steun en daarvoor niet, zegt Eduard Gerritsen, onderzoeker van de vermogensstructuur van decentrale overheden (Coelo, Groningen, 2007), ‘Het is telkens die vraag stellen en beantwoorden die politici en bestuurders bewust maakt van hun verantwoordelijkheid. Door er op die manier mee om te gaan beseffen ze hopelijk dat aan de besteding van dergelijke grote bedragen een visie ten grondslag moet liggen.’

 

Het REMU-dossier staat Gerritsen, tegenwoordig ondernemer in het Duitse Leipzig, nog duidelijk voor de geest. ‘Het was totaal niet inzichtelijk. Onduidelijk was hoe hoog de opbrengst precies was uit de verkoop van REMU aan Eneco en hetzelfde gold voor de besteding ervan. Ik heb er in mijn onderzoeken in elk geval nooit een vinger achter kunnen krijgen. Een kwalijke zaak, want dat duidt op onvoldoende democratische controle.’

 

‘Het afleggen van politieke verantwoording is essentieel. Bij grote uitgaven ontkom je niet aan de vragen waarom dat nodig is en wat dat bijdraagt aan de toekomst van de gemeente of provincie. Alles maakt deel uit van het politieke proces waarbij uiteindelijk de kiezer bij de eerstvolgende verkiezingen zijn (eind)oordeel geeft.’

 

Wat de aandeelhouders van Essent en Nuon als eerste moeten doen, is het compenseren van het dividend dat met de verkoop van hun tafelzilver wegvalt. ‘En eigenlijk moet je je buffer zelfs uitbreiden. Je gaat namelijk nieuwe projecten aan, die meer risico’s met zich meebrengen en die moet je afdekken. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van wegen. Daar zitten hogere exploitatiekosten aan vast. Ook die moeten ergens uit worden gefinancierd.

 

 

Reacties: 1

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Tjark Reininga / Utrecht
De gang van zaken in Utrecht na de verkoop van energiebedrijf REMU aan Eneco, laat zien hoe desastreus de privatiseringsideologie kan uitpakken. Kapitaal dat werd opgebouwd via investeringen in maatschappelijk belangrijke projecten, zoals de elektriciteitsproductie, heeft in de loop der jaren een belangrijke functie gekregen als financiële reserve.

Omdat in liberale ogen deze productie echter niet tot de kerntaken van de overheid behoort, is onder de Paarse kabinetten de weg naar verkoop van deze aandelen wijd opengezet. Daarbij heeft waarschijnlijk ook een rol gespeeld dat actieve provincieen gemeentebestuurders via dit aandelenbezit invloed op de betreffende ondernemingen probeerden uit te oefenen. Daarbij is de financieringsfunctie van dit aandelenbezit – via uitgekeerd dividend – over het hoofd gezien. Het jaarlijks terugkerende dividendinkomen werd ingeleverd voor een eenmalige kapitaalstroom.

Om daaruit toch jaarlijks inkomsten te genereren, moest (een deel van) dit kapitaal worden vastgezet. Een deel daarvan is bij intussen beruchte IJslandse banken ondergebracht. Politiek werd echter vaak gekozen het geld anders in te zetten, doorgaans met de beste bedoelingen. Daarbij is eraan voorbijgegaan dat veel overheidsinvesteringen (infrastructuur, voorzieningen) voor de overheid zelf vooral consumptie betekenen, hun financiële rendement slaat elders neer. Daarmee legde het liberale ideaal van privatisering de basis voor het juist door de liberalen zo verfoeide potverteren.

Beter was het geweest het bij privatisering van nutsbedrijven vrijkomende vermogen (opnieuw) te beleggen, bijvoorbeeld in aandelen van energiebedrijven. De aandeelhouders zouden er mijns inziens dan ook goed aan doen bij de overname van Nuon, Essent en andere bedrijven hun aandelen om te zetten in aandelen van de overnemende partij.
Advertentie