Meerderheid gemeenten past ‘boekhoudtruc’ jeugd toe
Ruim zeventig procent van alle gemeenten hebben in hun meerjarenbegroting ook voor 2023 en latere jaren extra rijksgeld voor de jeugdzorg ingeboekt. Of dat rijksgeld er komt, is nog allerminst zeker. De provincies maken zich grote zorgen over de verslechterde financiële positie van gemeenten.
Ruim zeven op de tien gemeenten hebben in hun meerjarenbegroting ook voor 2023 en latere jaren extra rijksgeld voor de jeugdzorg ingeboekt. Of dat rijksgeld er komt, is nog allerminst zeker. Maar zelfs deze ‘boekhoudtruc’ biedt 48 gemeenten onvoldoende soelaas. Zij hebben nog steeds geen structureel sluitende begroting.
Stelpost
Voor 148 gemeenten betekende het opvoeren van de stelpost ‘extra middelen jeugd’ dat ze wel een structureel sluitende meerjarenbegroting konden indienen. Slechts 95 gemeenten hebben die stelpost voor 2023 niet meegenomen in hun meerjarenbegroting. Dat blijkt uit het Toezichtverslag 2021 van de provincies.
Preventief toezicht
Van de achttien Friese gemeenten hebben twaalf gemeenten gebruik gemaakt van de stelpost jeugdzorg voor de jaren 2022, 2023 en 2024. ‘Zonder de stelpost zouden vier gemeenten theoretisch onder preventief toezicht zijn gekomen en zes gemeenten zouden forse tekorten krijgen in hun meerjarenperspectief’, rapporteert de provincie Friesland. ‘Kortom: extra structurele middelen voor het sociaal domein zijn dringend gewenst.’
Onderhandelingen
Het is nog niet zeker of gemeenten ook in 2023 extra rijksgeld voor de jeugdzorg krijgen. In 2019 besloot het kabinet voor de jaren 2019 tot en met 2021 een miljard euro extra voor de jeugdzorg uit te trekken. Later is ook voor 2022 een extra bedrag van 300 miljoen euro voor alle gemeenten beschikbaar gekomen. Voor de jaren 2023 en verder is het (demissionaire) kabinet nog in onderhandeling met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Mogelijk wordt donderdag meer duidelijk over incidenteel extra jeugdgeld voor gemeenten.
Onder druk
De financiële positie van gemeenten komt steeds verder onder druk te staan, waarschuwen de provincies aan minister Ollongren van Binnenlandse Zaken. Het is maar de vraag of de door gemeenten ingeboekte bezuinigingen voor 2021 wel haalbaar zijn en of er voor 2022 een sluitende begroting kan worden opgeleverd. Onder meer de alsmaar stijgende kosten in het sociaal domein en de terugkeer van de opschalingskorting maken dat de provincies − in hun rol van financieel toezichthouder – zich grote zorgen maken. De opschalingskorting is voor 2020 en 2021 bevroren, maar ‘komt vanaf 2022 in volle omvang terug’, zo schrijven de provinciaal toezichthouders. Gemeenten kunnen daarnaast niet op hun reserves blijven interen.
Sociaal domein boosdoener
Grootste boosdoener is het sociaal domein. ‘Na zes jaar zijn die problemen in het algemeen groter dan ooit’, aldus de provincies. In 2015 werden de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet ingevoerd. Er is slechts een kleine groep gemeenten dat geen of geen grote financiële problemen heeft in het sociaal domein. De problemen worden veroorzaakt door de kortingen op het rijksbudget die met de overheveling van de taken gepaard gingen en de toenemende vraag naar de voorzieningen door vergrijzing en maatschappelijke ontwikkelingen. Ook neemt de zwaarte van de zorgvraag toe. ‘Vaak gaat het om openeinderegelingen, waarbij elke burger die aan de voorwaarde(n) voldoet een beroep kan doen op voorzieningen’, aldus de provincies.
Vertrouwen uitgehold
Vrijwel geen enkele gemeente komt uit met het geld dat het rijk in het gemeentefonds stort voor de uitvoering van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Participatiewet. In 2015 stelden gemeenten de wetten te willen uitvoeren met het geld dat ze daarvoor van het rijk kregen. Dat uitgangspunt (budgettair neutraal ramen) hebben ze al lang moeten verlaten. De blijvende Haagse bemoeienissen met de gedecentraliseerde taken hebben daarnaast soms grote negatieve financiële gevolgen voor gemeenten, zoals de invoering van de inkomensonafhankelijke eigen bijdrage voor Wmo-voorzieningen (Wmo-abonnementstarief). ‘De trend is nog steeds zichtbaar dat gemeenten flink interen op de kwaliteit van maatschappelijke dienstverlening, zowel binnen als buiten het sociaal domein. Wij maken ons daar ernstige zorgen om, omdat dit het vertrouwen van inwoners in het openbaar bestuur uitholt’, stellen de provincies.
Interen op reserves
Het gros van de gemeenten teert behoorlijk in op hun algemene reserves, vooral veroorzaakt door grote tekorten op het sociaal domein, al zijn de verschillen tussen provincies groot. Per saldo is de algemene reserve met 0,8 procent gestegen. Dat is dankzij financiële meevallers bij een klein aantal gemeenten, zoals gemeenten die hun Eneco-aandelen te gelde hebben gemaakt en gemeenten die rechtszaken rondom precariobelasting hebben gewonnen. In Flevoland daalde de algemene reserve met bijna vijftien procent, in Noord-Holland met ruim vijftien procent en in Utrecht met achttien procent. ‘We verwachten de komende jaren een verdere vermogensdaling. Dit heeft voornamelijk te maken met de tekorten die gemeenten verwachten voor 2020 en 2021.’
Besparingsmogelijkheden
Veel gemeenten lichten hun begrotingen door op zoek naar besparingsmogelijkheden, om zo de tekorten op het sociaal domein te kunnen dichten, zien de provinciaal toezichthouders. Tal van gemeenten hebben al flink moeten snijden in onder meer openbare voorzieningen. Ook binnen het sociaal domein wordt driftig gezocht naar besparingsmogelijkheden. Daarnaast worden lokale lasten verhoogd, zoals de ozb, om het hoofd boven water te houden. Ruimte voor nieuw beleid is er niet tot nauwelijks.
Voor 2022 is geen 300.000 euro voor alle gemeenten beschikbaar gesteld maar 300 miljoen euro voor alle gemeenten.