Maximering van de OZB gaat voor problemen zorgen
Met dubieuze argumenten wordt de belangrijkste gemeentelijke belasting verder ingeperkt.
Ons nieuwe kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 opgenomen dat de stijging van de gemeentelijke woonlasten (OZB) wordt gemaximeerd via afspraken met gemeenten.
De OZB kent een patroon waarin de rijksoverheid de teugels strak houdt en vervolgens heel langzaam laat vieren. De belasting werd in 1970 opgenomen in de Gemeentewet en in 1973 waren de eerste gemeenten zover om te gaan heffen. In de loop der jaren wijzigde de regelgeving rondom de OZB regelmatig en werd een absoluut plafond ingesteld. Een gemaximeerd tarief is geen nieuwe uitvinding en werd eerder ingevoerd en weer afgeschaft vanwege de problemen die gemeenten erdoor ondervonden.
Het is daarom niet gek dat er veel scepsis is rondom deze hoofdlijn van het nieuwe kabinet. Om het heden te begrijpen, duiken we in het verleden van de OZB. Dat de Rijksoverheid bij de invoering van de OZB de teugels strak hield, blijkt wel uit de zogenoemde ‘absolute limiet’. Dit betekende dat er een plafond gold voor de hoogte van de opbrengst van de OZB.
De tarieven voor de gebruikersbelasting en de eigenarenbelasting mochten niet hoger zijn dan respectievelijk 12 procent en 15 procent van de algemene uitkering. In 1990 werd de absolute limiet ingeruild voor de relatieve limiet. Met deze wetswijziging mocht het tarief van de eigenarenbelasting maximaal 25 procent hoger zijn dan het tarief voor de gebruikersbelasting.
Hoe een gemeente haar financiën regelt, zou een politieke keuze op lokaal niveau moeten zijn
Nadat de Rijksbelastingdienst de OZB jarenlang inde en vorderde, werden gemeenten hier vanaf 1992 zelf voor verantwoordelijk. Onder groot protest van de gemeenten en de VNG werd per 1 januari 2006 de OZB-gebruik woningen afgeschaft. Dit was in het hoofdlijnenakkoord van 16 mei 2003 tussen CDA, VVD en D66 overeengekomen. De belangrijkste argumenten van de VVD waren de hoge uitvoeringskosten en dat burgers de belasting vervelend zouden vinden. Deze belasting werd eigenlijk afgeschaft om de koopkracht te compenseren. Die compensatie was nodig omdat in 2006 het nieuwe zorgstelsel werd ingevoerd, waardoor de koopkracht zou afnemen.
Even leek er een kentering te komen in de benadering van de OZB en werd een aantal keer geopperd om de OZB-gebruik woningen opnieuw in te voeren, wat uiteindelijk niet gebeurde. Op dit moment is het nog speculeren wat in het hoofdlijnenakkoord precies wordt bedoeld met de voorgenomen wijzigingen. Volgens de VVD gebruiken gemeenten de OZB als ‘pinautomaat’. Wellicht wordt de OZB gemaximeerd, omdat het eigen risico voor de zorgverzekering niet afgeschaft kan worden? Of maken we het te ingewikkeld en is het gewoon zo dat men in Den Haag de gemeenten nog altijd niet vertrouwt en een vinger aan de pols wil houden?
Het ravijnjaar 2026 nadert, het takenpakket voor gemeenten blijft groeien en met dubieuze argumenten wordt de belangrijkste gemeentelijke belasting verder ingeperkt. Ontwikkelingen die contraproductief werken en tornen aan de autonomie van gemeenten. Hoe een gemeente haar financiën regelt, zou een politieke keuze op lokaal niveau moeten zijn. Het blijft nog even een spannende periode voor alle gemeenten in ons land.
Huib Pijpers, adviseur en docent gemeentelijke belastingen bij Involon
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.