Verkiezingen kosten waterschappen 12 miljoen
De waterschappen betalen gemeenten 12 miljoen euro voor de organisatie van de waterschapsverkiezingen in maart 2019.
De organisatie van de waterschapsverkiezingen in maart 2019 kosten de waterschappen 12 miljoen euro. Dat is in elk geval de bijdrage die de waterschappen moeten betalen aan de gemeenten die de verkiezingen verzorgen.
In 2015 hebben de gemeenten voor het eerst de verkiezingen voor de waterschappen verzorgd. Die verkiezingen vallen samen met de verkiezingen voor Provinciale Staten.
Omdat het rijk van mening is en blijft dat de waterschappen hun eigen verkiezingen moeten betalen, is de koepelorganisatie gesprekken aangegaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Begin deze maand heeft het VNG-bestuur ingestemd met een vergoeding van 12 miljoen euro voor de verkiezingen van 2019.
Hoger bedrag
Daarbij is volgens de Unie van Waterschappen wel aangetekend dat er voor de volgende waterschapsverkiezingen van 2023 een feitelijke objectivering van de kosten wordt uitgevoerd. ‘Dat kan dus leiden tot een hoger bedrag’, zo waarschuwt de waterkoepel. Voor dat onderzoek wordt een extern bureau ingeschakeld. Afgesproken is dat de Unie en VNG zich verbinden aan de uitkomsten ervan. Na 2019 zetten de Unie en VNG in op een jaarlijkse bijdrage van een kwart van het bedrag.
Het is de bedoeling dat de afspraken in een bestuurlijk overleg, waarbij ook de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Binnenlandse Zaken aanwezig zijn, worden bekrachtigd. Met die afspraken kan dan de langlopende discussie over dit onderwerp worden afgesloten.
Elke inzet van middelen kost geld.
En het zijn zeker niet de waterschappen die dit betalen.
Zoals altijd worden ook deze kosten ongetwijfeld neergelegd bij de eindconsument.