Stabiel
Gemeenten willen graag ruim van tevoren weten hoeveel geld ze van de ministeries krijgen. Daarom pleiten ze voor stabiele budgetten. Nu kun je ‘stabiel’ op maar liefst zes verschillende manieren definiëren en invullen.
Stabiel volgens de ene manier, is allesbehalve stabiel volgens een andere definitie. Ten eerste kunnen de bedragen die elke gemeente elk jaar ontvangt, gelijk blijven. Maar daarvoor is wel nodig dat het totaal beschikbare budget elk jaar gelijk blijft. Als je de budgetten van elke gemeente laat meekrimpen of groeien met het landelijke budget krijg je de tweede variant van stabiliteit. Stabiel is dan het aandeel dat elke gemeente krijgt van het landelijke budget. Deze vorm van stabiliteit is niet jarenlang vol te houden, want ooit zullen de aandelen van de gemeenten aangepast moeten worden. En dan worden de aanpassingen erg groot.
Ook kun je budgetten stabiel noemen als je niet de bedragen van de budgetten constant houdt, maar de formules die die bedragen bepalen. De derde variant van stabiliteit is dat het rijksbudget elk jaar op basis van dezelfde grootheden wordt verdeeld tussen de gemeenten. Er wordt dan niet meer elk jaar gezocht wat de geschiktste grootheden zijn om dat rijksbudget mee te verdelen. Weer stabieler worden de gemeentebudgetten als zowel de grootheden als de bijbehorende bedragen per eenheid van die grootheid constant blijven.
De verdeelformule is dan elk jaar hetzelfde. Ook deze vierde variant kan nog stabieler, en dat is de vijfde variant, als niet elk jaar het actuele aantal eenheden van de gemeenten wordt gemeten, maar bijvoorbeeld het gemiddelde aantal over drie jaar.
Ten slotte wordt onder ‘stabiele budgetten’ ook vaak verstaan dat de budgetten meekrimpen of groeien met de kosten van de gemeenten. Daarbij kunnen de budgetten van jaar op jaar snel wijzigen. Gemeenten roepen wel hard dat ze stabiele budgetten willen, maar iedere gemeente heeft daar andere gedachten bij.
Gemeenten waar de kosten voor een bepaalde taak snel toenemen, denken bij stabiliteit aan variant zes, want tegenover hun stijgende kosten staan dan stijgende inkomsten. Maar gemeenten waar de kosten afnemen, denken bij stabiliteit aan variant een of twee. Ook ministeries hebben verschillende gedachten bij het begrip stabiele budgetten.
Daarom gebruiken ze ook verschillende manieren om de gemeentelijke budgetten stabiel te houden. Het ministerie van Sociale Zaken gebruikt voor het bijstandsbudget dit jaar dezelfde verdeelformule als vorig jaar, en berekent bovendien waarden met meerjarig gemiddelden. Variant vijf dus. Maar om de budgetten ook stabieler te maken volgens variant twee, is er een garantieregeling.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken houdt bij het gemeentefonds variant vier aan, maar af en toe kiest het op grond van variant zes bewust voor een herverdeling, waarvan de effecten weer worden beperkt tot een bepaald bedrag per inwoner. Dan denkt het ministerie dus aan de eerste variant van stabiliteit.
Wat stabiel blijft, is de complexiteit en het onbegrip in de financiële relaties tussen ministeries en gemeenten
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.