Advertentie
financiën / Column

Ronald Reagans erfenis

November 1980 werd voormalig filmacteur en gouverneur van Californië Ronald Reagan gekozen tot de 40ste president van de Verenigde Staten. Hij bleef president van 1981 tot 1989. Deed hij het goed? Reagans erfenis, die 30 jaar na dato nog steeds relevant, is werd vooral gekenmerkt door een neoliberale economische koers.

28 mei 2010

Deze door neo-klassieke economen van de Chicago School of Economics voorbereide ‘Reaganomics’ werden gekenmerkt door afbouw van het staatsbestel, belastingverlagingen om de economische groei te stimuleren en beleid gericht op lage inflatie.

 

Toen Reagan het Witte Huis verliet, was de inflatie op een laag en stabiel peil gebracht en de werkloosheid teruggebracht tot 5,3 procent. Belastingen werden behalve verlaagd ook vooral verschoven, van belasting op kapitaalinkomsten en hoge inkomens naar belasting op lagere inkomens. Zo daalde het toptarief in de inkomstenbelasting van 70 procent naar 28 procent, hetgeen de rijken erg baatte.

 

Reagan communiceerde dit voorstel briljant via de zogenaamde Laffercurve, een theorie die op een papieren servetje past. Als de belastingtarieven te hoog worden, dalen volgens Laffer/Reagan de totale opbrengsten. Door tarieven te verlagen zouden de opbrengsten oplopen, door minder ontduiking, een sterkere prikkel langer te werken en dus economische groei. De eerste belastingverlaging van Reagan in 1981 kostte 3 procent van het nationaal inkomen, voor ons vandaag de dag bijna 20 miljard euro!

 

Alle maatregelen tezamen leidden begin jaren tachtig tot een tijdelijke economische opleving, maar deze was niet voldoende om de enorme belastingderving te compenseren. Eind jaren ’80 kende de VS per saldo een sterk toegenomen begrotingstekort, mede door de stijging van defensie-uitgaven en een verviervoudigde staatsschuld. Kortom: Reagan was geen onverdeeld succes.

 

Kwalijker dan de gevolgen van Reaganomics voor de VS is de vrijwel kritiekloze navolging ervan in Europa. Een kleine overheid, lage belastingen en deregulering was de receptuur die heel breed is nagevolgd. Margareth Thatcher, van 1979-1992 Brits premier, verdiende er haar herverkiezingen mee, haar opvolgers Major, Blair en Brown wandelden in haar voetstappen. In Nederland omarmde behalve de VVD ook het CDA van Lubbers en Ruding in de jaren tachtig dit gedachtegoed dat lange tijd de politieke agenda heeft beheerst.

 

In de jaren negentig en erna stelden de sociaal-democraten er eigenlijk weinig tegenover. De geschiedenis moet nog definitief oordelen over de zogenaamde ‘derde weg’ van Blair en Bos maar dit gezochte pad tussen neoklassieke Reaganomics en socialistische planning lag dichter bij het eerste dan bij het laatste. Met alle gevolgen vandien.

 

Nu, in 2010, zien we dat we ten dele de wrange vruchten plukken van dit beleid. De financiële sector is door de ideologie van deregulering en sectoraal toezicht ontspoord. Politici die opperen dat belastingverhoging ook een positief effect kan hebben en kan bijdragen aan het realiseren van breedgedeelde maatschappelijke ambities en goede dienstverlening, worden verketterd.

 

Ook opmerkelijk is dat er nog geen coherent tegengeluid is gekomen van sociaal-democraten of christen-democraten als alternatief voor Reaganomics en zijn mislukte beleid nog steeds navolgers kent. Kortom: werk aan de winkel.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie