Advertentie
financiën / Nieuws

Revival van het Rijnlands model

Het kabinet Lubbers-Kok en vooral de paarse kabinetten waren hoogtijdagen voor het zogenoemde Rijnlandse model. Een ‘sociale markteconomie’ waaraan Nederland, Duitsland en andere noordwest-Europese landen hun welvaart te danken zouden hebben en dat ook aan de andere kant van de Atlantische Oceaan veel bewondering oogstte bij de toenmalige Amerikaanse president Bill Clinton.

25 september 2009

De afgelopen tien jaar is daar wel verandering in gekomen. Het vasteland van Europa is intussen sterk beïnvloed door het economische model van de Angelsaksische wereld. Dat hield in dat de markteconomie ook hier scherpere kantjes kreeg: meer invloed voor aandeelhouders, een ondernemingscultuur gekenmerkt door een meer verticale benadering, human resource instrumenten die vooral zijn gericht op performance, beoordeling en onderlinge concurrentie. Overname van oer-Hollandse bedrijven als de Hema, Vendex, ABN Amro, KLM en VNU tonen aan dat die Angelsaksische wind ook hier stevig tekeer is gegaan.

 

Recent lijkt er echter sprake te zijn van een revival van het Rijnlandse model. De kredietcrisis heeft gezorgd voor een herwaardering van het ‘kapitalisme met een menselijk gezicht’. Politici als Wouter Bos, Jan Peter Balkenende en Jan Marijnissen, bankiers als Bert Heemskerk en SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan menen dat ‘ons’ model te prefereren valt boven het Angelsaksische neoliberale model. Rienk Goodijk sluit zich bij hen aan in een boek dat bol staat van de ideeën, maar die helaas nogal slecht uit de verf komen.

 

Herwaardering van de Rijnlandse principes is slordig geredigeerd, de auteur valt hinderlijk vaak in herhaling, de literatuurlijst is (lang) niet compleet en in zijn enthousiasme vergeet Goodijk regelmatig dat de stelligheid van zijn beweringen nog niet betekenen dat ze daarom ook op waarheid berusten. Kortom, een nauwkeurig onderbouwde en precies geformuleerde analyse van de tekortkomingen en uitdagingen van het Rijnlandse model valt van dit boek niet te verwachten. Maar er staat veel tegenover.

 

Goodijk is gelukkig wel een realist. Zo toont hij in het voorwoord meteen de relativiteit van de discussie aan door erop te wijzen dat het Nederlandse ‘poldermodel’ - onze variant van Rijnland - soms Dutch miracle heette, maar bij economische tegenwind Dutch disease. Daarom is het van belang de kenmerken van het model helder te schetsen.

 

Dat doet Goodijk en dan blijkt dat hij de nadruk legt op de besturing van organisaties. De typeringen die hij hiervoor gebruikt, zijn relevant, zowel voor de profit- als voor de non-profitsector. ‘Rijnland’ is dus in feite een verzamelbegrip, dat betrekking heeft op concepten als ‘individuele verantwoordelijkheid’ en ‘solidariteit’ en zich laat zien in arrangementen voor sociale zekerheid, in een mate van overheidsbemoeienis en een normatief model over het gedrag in organisaties.

 

Arbeidsrust

 

Wellicht roept het Rijnlandse model zoveel enthousiasme op omdat iedereen er wel wat van zijn gading in kan vinden. Volgens Goodijk zijn organisaties in dit model samenwerkingsverbanden van belanghebbenden, gekenmerkt door evenwichtige arbeidsverhoudingen, gericht op samenwerking in institutionele netwerken (zoals de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie) en in werkgeversorganisaties. Hierbij is de betrokkenheid van de diverse partijen gewaarborgd via overleg en participatie en richt de organisatie zich op vertrouwen, rechtszekerheid, consensus en commitment. ‘Overleg’ is dus een belangrijk kenmerk.

 

Het Rijnlandse model geldt dan ook wel als een ‘stakeholdermodel’ tegenover het Angelsaksische ‘shareholdermodel’. Het is een overlegmodel voor degenen die een belang hebben bij het voortbestaan van een organisatie - werknemers, maar ook huurders, cliënten, patiënten, maatschappelijke groepen en leveranciers - en dat in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de relatieve arbeidsrust in het economisch leven.

 

Tegelijkertijd is er ook sprake van een uitdaging. Door de internationalisering van de economie en door fusies en overnames komt de werknemersparticipatie in een ander licht te staan. In twee hoofdstukken over de modernisering van het interne overleg met werknemersvertegenwoordigers doet de auteur een groot aantal voorstellen voor nieuwe vormen van participatie. Interactie met de stakeholders werpt dan zijn vruchten af in de vorm van ‘engagement’. De interactie met share- en stakeholders is zo een kwestie van welbegrepen eigenbelang.

 

Heinrich Winter is universitair hoofddocent bij de vakgroep bestuursrecht en bestuurskunde van de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het onderzoeks- en adviesbureau Pro Facto.

 

Rienk Goodijk, Herwaardering van de Rijnlandse principes. Over governance, overleg en engagement, ISBN 9789023244455, Van Gorcum, Assen, 2009, 140 pagina’s, € 25,75.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie