Rekenkamer kraakt afslankplan rijk
Wie is verantwoordelijk voor een kleinere rijksdienst, wat doen de afzonderlijke departementen en waarom moeten er eigenlijk rijksambtenaren weg?
De Algemene Rekenkamer plaatst veel kritische kanttekeningen bij het kabinetsdoel om via het Programma Vernieuwing Rijksdienst een overheid te realiseren die 'beter werk levert met minder mensen'. Volgens het programma onder leiding van secretaris-generaal Roel Bekker dient de rijksdienst het aantal functies te verminderen met 12.800 fte's: ruim 7 procent van het huidige aantal rijksambtenaren. Dat moet jaarlijks een bezuiniging van 630 miljoen euro opleveren. Tegelijkertijd moet de rijksdienst 'beter' worden.
De analyse van het kabinet om te komen tot minder ambtenaren is volgens de Rekenkamer 'mager'. De nota Vernieuwing Rijksdienst vermeldt wel enkele overwegingen om de rijksdienst kleiner en beter te maken, maar die 'zijn zo algemeen van aard dat ze weinig houvast bieden om de noodzaak van het Programma Vernieuwing Rijksdienst te beargumenteren'.
Verder bekritiseert de Rekenkamer de relatie tussen de omvang van beleidsafdelingen en de hoeveelheid beleid. Uit onderzoek blijkt volgens de rekenmeesters namelijk dat het aantal beleidsambtenaren de afgelopen twaalf tot dertien jaar niet explosief is toegenomen. Ook is de Nederlandse rijksdienst volgens internationale benchmarks niet groot. Het apparaat wordt sinds 2002 zelfs kleiner in vergelijking met andere landen.
Dubbel slot
De bezuiniging moet gepaard gaan met een daadwerkelijke vermindering van personeel. Een ministerie heeft niet aan de taakstelling voldaan als de besparing in euro's is bereikt, maar de vermindering van fte's is uitgebleven. Andersom geldt hetzelfde. Deze afspraak heet het 'dubbele slot'. Een minpunt is volgens de Rekenkamer dat het kabinet de Kamer geen informatie geeft waarmee zij deze afspraak kan controleren. Ook kan niet worden vastgesteld of een afzonderlijke minister aan het doel voldoet. Verder interpreteren de verschillende ministeries de doelen steeds anders.
Volgens het beleidsprogramma zijn de doelonderdelen 'kleiner' en 'beter' nevengesteld, maar de Rekenkamer constateert dat in de begroting voor 2008 van de meeste ministeries is te zien dat meer aandacht uitgaat naar het realiseren van een kleinere dienst, dan naar kwalitatieve verbetering. Dit baart de Rekenkamer zorgen omdat het ertoe kan leiden dat wordt begonnen met het kleiner maken van de overheid zonder dat daarbij de noodzakelijke verbetering wordt meegenomen.
Een belangrijk gemis is dat het kabinet de Kamer wel informatie verstrekt over hoeveel fte's elk ministerie moet bezuinigen, maar niet hoe groot de besparing in euro's per departement zal zijn. De Kamer kan evenmin vaststellen of een individuele minister aan het doel heeft voldaan, doordat het kabinet het kwalitatieve onderdeel ('een betere rijksdienst') alleen meetbaar maakt op het niveau van de rijksdienst als geheel. De indicator hiervoor is het rapportcijfer dat de rijksdienst krijgt in een bevolkingsenquête in 2011. Dit moet minimaal een zeven zijn. De minister heeft echter geen streefwaarden genoemd voor de kwalitatieve beoordeling van individuele ministeries.
Het risico is dan dat wanneer gedurende de loop van het project de Kamer wil ingaan op de bereikte effecten per departement, er dan onvoldoende informatie beschikbaar is. Dat risico wordt versterkt door onduidelijkheden in de politieke verantwoordelijkheid. Het uitgangspunt is dat iedere minister verantwoordelijk is voor het verkleinen en verbeteren van zijn departement. De minister van Binnenlandse Zaken voert de regie en spreekt collega's aan op de voortgang. 'Maar er bestaat geen formele doorzettingsmacht', stelt de Rekenkamer. Niemand is dus direct politiek verantwoordelijk voor de departementale resultaten en de Tweede Kamer heeft geen inzicht in de departementsgewijze verdeling van de financiële taakstelling, noch in de kwalitatieve verbetering per departement.
De combinatie van deze drie omstandigheden maakt dat de Tweede Kamer niet weet welke minister ze kan aanspreken. De Rekenkamer valt er ook over dat de Kamer slechts summier is geïnformeerd over de plannen. Zo zijn de departementale plannen van aanpak tot dusver nog niet gepresenteerd. 'Dat is zorgwekkend omdat juist hierin de ministers fundamentele keuzes maken over de rol die het ministerie voor de toekomst voor zich ziet.' Die discussie moet met de Kamer worden gevoerd, stelt de Rekenkamer.
Kabinet verwacht te veel van ambtenaar
De Algemene Rekenkamer zet grote vraagtekens bij het realiteitsgehalte van het kabinetsplan de arbeidsproductiviteit bij het rijk fors te verhogen. Het kabinet wil die ruim vier keer sneller laten groeien dan waar het Centraal Plan Bureau (CPB) in haar ramingen vanuit gaat. Het kabinet gaat uit van een 5 procent hogere arbeidsproductiviteit. Het CPB rekent met trendmatige productiviteitsstijging bij de overheid van slechts 1,3 procent.
De Rekenkamer speurde vergeefs naar een onderbouwing voor de stelling dat de arbeidsproductiviteit bij het rijk zonder verdere ingrepen vier keer zo hard zou kunnen stijgen. Terwijl in de marktsector een grotere inzet van kapitaal (bijvoorbeeld ict) doorgaans leidt tot een verhoging van de arbeidsproductiviteit, gaat deze redenering in de publieke sector niet op. Enige stijging van de arbeidsproductiviteit is mogelijk, maar niet in de mate waarin het kabinet rekent. Het is volgens de Rekenkamer zorgwekkend dat de verwachtingen op ict-gebied zo hooggespannen zijn, terwijl het budget voor ict slechts beperkt is.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.