Advertentie
financiën / Achtergrond

‘We zijn geen applausmachine van het college’

Geweldig om als auditor en liefhebber van getallen en balansen directeur te worden van de gemeentelijke rekenkamer, maar verwacht niet dat alle bestuurders en raadsleden je liefde voor het edele rekenwerk delen.

11 april 2014

Keer op keer mag Rotterdam ondeugdelijke jaarrekeningen indienen. Toch houdt rekenkamerdirecteur Paul Hofstra plezier in zijn werk. ‘Vrijwel alles wat ik publiceer, wordt onmiddellijk politiek.’

Geweldig om als auditor en liefhebber van getallen en balansen directeur te worden van de gemeentelijke rekenkamer, maar verwacht niet dat alle bestuurders en raadsleden je liefde voor het edele rekenwerk delen. Ga er eigenlijk maar van uit dat de waardering voor en de behoefte aan ‘schone’ cijfers en balansen aan de geringe kant is. ‘In Rotterdam zeker’, verzucht Paul Hofstra (59), directeur van de Reken­kamer Rotterdam (ook voor Barendrecht en Lansingerland).

De rekenmeester van Rotterdam heeft sinds zijn aantreden in 2009 nog niet één deugdelijke jaarrekening van de gemeente voorbij zien komen. En stuk voor stuk nog te laat ingediend ook. De concept-jaarrekening over 2013 kon wederom niet door de beugel, oordeelde Hofstra vorige maand. ‘De administratieve basis van de gemeente Rotterdam is al jaren niet op orde. Dat kaarten we samen met de externe accountant keer op keer aan en de politiek gaat daarover in debat, maar doet er vervolgens veel te weinig mee’, aldus Hofstra.

In het bedrijfsleven staat de raad van bestuur op straat als de accountant weer geen goedkeurende verklaring afgeeft. Bij ziekenhuizen wordt onmiddellijk de rente verhoogd. Maar zo werkt het niet in gemeenteland. Niemand staat op straat; niemand die er aanstoot aan neemt. Paul Hofstra: ‘Een jaar geen goedkeurende jaar­­rekening van de externe accountant kan gebeuren, twee jaar is niet fraai, drie en vier jaar is echt problematisch. Je zou bijna denken dat het niets uitmaakt. Dat baart mij als directeur van de rekenkamer zorgen. Het zou wél moeten uitmaken.’ De basisadministratie is volgens Hofstra namelijk geen speeltje van de accountant, maar van belang voor alle Rotterdammers. ‘Zij moeten zeker weten dat de gemeentelijke uitgaven rechtmatig en betrouwbaar zijn. Volgend jaar gaat in het kader van de decentralisaties 600 tot 700 miljoen euro van het rijk naar Rotterdam. Dat moet goed worden verantwoord. Het probleem is dat de mechanismen om een college daartoe te dwingen niet sterk genoeg zijn. Er zit geen penalty op. Ja, een politieke, maar als de gemeenteraad die niet uitdeelt, dan houdt het op.’

Dat een miljardengemeente als Rotterdam elk jaar weer met een slechte jaarrekening komt, heeft niet te maken met onkunde van het stadsbestuur of van de ambtelijke diensten, maar vooral met gebrek aan aandacht en prioriteit, meent rekenkamerdirecteur Hofstra.‘Men weet heel goed wat moet gebeuren, maar doet dat onvoldoende. Het kost veel tijd om de administratieve organisatie en de interne controle op orde te krijgen, zeker in een tijd van reorganisaties en bezuinigingen. Je merkt dat de prioriteit vooral daarin gaat zitten. Onder die omstandigheden is een niet goedkeurende verklaring van de accountant voor de meesten geen issue. Als de Bank Nederlandse Gemeenten opeens moeilijk gaat doen over het ontbreken van een goedkeurende accountantsverklaring en de rente met een half procent zou verhogen, dan wordt het opeens wél een issue. Dat zou niet zo’n rare optie zijn, maar het gaat niet gebeuren. Een gemeente kan immers niet failliet gaan.’

Ongebonden
De gemeentelijke rekenmeester mag opgezadeld zijn met een gemeentebestuur dat twijfelachtige jaarrekeningen stuurt, toch is dat geen reden voor Paul Hofstra om het bijltje erbij neer te leggen. Als zijn termijn van zes jaar er volgend jaar opzit, tekent hij graag bij. ‘En niet voor het geld’, zegt hij er meteen bij. ‘Toen ik van Deloitte naar de rekenkamer ging, heb ik fors in­geleverd, maar ik krijg er buitengewoon veel voor terug. Juist bij de rekenkamer kan ik de zaak van de democratische checks and balances dienen.’

Ongebonden en niet behept met een te groot ontzag voor het stadsbestuur. ‘Bij ons werken whizzkids, bestuurskundigen, criminologen, ingenieurs, accountants, sociologen. We werven een specifiek type ambtenaar. Ze zijn anders dan de ambtenaren binnen de gemeentelijke diensten. Ze willen precies weten hoe het zit en beheersen de kunst om door te vragen. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar is het niet. In het tegenspel ontstaat vaak een situatie waarin het beeld wordt geschapen dat jouw vragen niet zo slim zijn en dat jij het maar matig begrijpt. Daar moet je nooit aan toegeven.’

Rekenmeester Hofstra heeft in Rotterdam gestudeerd en er twintig jaar gewoond, maar uiteindelijk is hij neergestreken in Leidschendam. En dat is goed, zegt Hofstra. ‘Ik begrijp dat gemeentesecretaris Philippe Raets een onderkomen in de stad wil hebben. Hij moet met beide benen tussen het bestuur en in de Rotterdamse samenleving staan. De directeur van de rekenkamer moet juist op afstand blijven. Ik mag geen inwoner zijn wiens belangen zouden kunnen conflicteren met wat ik als directeur van de rekenkamer vind of publiceer. Ik moet niet te dicht op de stad en ook niet te dicht op het bestuur zitten.’

Dat zou het stadsbestuur overigens soms best willen. Maar, zegt Hofstra: ‘We zijn niet de applausmachine van het college. De rekenkamer zit ook bewust niet in het gemeentehuis. Wij maken geen deel uit van de politiek-bestuurlijke kaasstolp. Ik ben onafhankelijk. Over de formuleringen van onze rapporten hoef ik met niemand te onderhandelen. De gemeenteraad kan mij ontslaan, maar ik moet zo ongeveer in de bak zitten of onder curatele zijn gesteld om het zover te laten komen.’

Dat hij niet in de Maasstad woont, is hem nooit kwalijk genomen, net zomin als zijn politieke werk voor het CDA. Hofstra was voor die partij raadslid in Leidschendam en bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen lijstduwer. Paul Hofstra daarover: ‘Het politieke profiel van de directeur van de rekenkamer moet zeker in deze stad niet te stevig zijn. Het CDA is hier de laatste jaren niet zo’n grote politieke factor. Dat is een voordeel voor mij. Mijn eigen achtergrond als gemeenteraadslid heeft als voordeel dat ik weet hoe de gemeentepolitiek werkt en waar de raad behoefte aan heeft.’

Schoot
Hofstra woont alle raadsvergaderingen bij en is ook present bij de commissievergaderingen waarin rekenkamerrapportages worden besproken. ‘Maar ik zit niet bij de raad op schoot’, zegt hij. ‘Ik ga geen rapporten maken waar alleen de raad om politieke redenen op zit te wachten maar die niets toevoegen aan wat we al weten, zoals bijvoorbeeld de parkeergarage aan het Museumpark, de zogenoemde blunderput. Overigens ga ik ook geen rapporten schrijven die ik wel interessant vind, maar waar de meeste raadsleden niet op zitten te wachten, zoals over het cliëntelisme in de wijk Feijenoord.’

Onafhankelijkheid is een groot goed, maar om effectief te kunnen zijn moet de directeur van de rekenkamer wel het spel willen spelen met gemeenteraad en college, meent Paul Hofstra. ‘Ik moet niet te rigide willen zijn. Alles wat de reken­kamer doet en zegt is deel van het politieke spel en dat is maar goed ook. Ons werk heeft altijd politieke consequenties. De rapportages die wij publiceren, gaan met grote klappen de media in. Op dat moment is er geen raadslid meer die kan zeggen: “Mwah, dat rapport hoeven we niet te bespreken.”’

Eenmaal in de politieke leeuwenkuil, kan een reken­kamerrapportage of -brief flink knetteren. Hofstra: ‘Rotterdam is een dynamische maar ook verdeelde stad met twee grote blokken, één aan de rechterkant en één aan de linkerkant. Vrijwel alles wat de rekenkamer publiceert, wordt onderdeel van het politieke spel. Dat betekent dat ik scherp moet letten op wat ik precies zeg, hoe wij in onze rapportages formuleren en hoe je gebruik maakt van de media. Tegelijk moet je niet té gevoelig en zeker niet bang zijn. Kritiek hoort erbij.’

En kritiek is er. In de zomer van 2012 bijvoorbeeld van de burgemeester, die een rapportage van de reken­kamer over de stadswachten ‘slecht’ vond. Volgens de rekenkamer leidde het optreden van de stadswachten ‘tot ongelijke behandeling van burgers in soortgelijke situaties’. Eigenlijk werden de stadswachten maar wat op pad gestuurd. En ook hier had de gemeente zijn cijfers niet op orde: Rotterdam had niet 450 maar 375 stadswachten. Het college wenste de aanbevelingen niet over te nemen, maar de raad dacht daar anders over en nam de meeste aan.

Tegenvallen
Een onderzoek dat nu reeds zijn schaduw vooruit werpt, is de rapportage die de rekenkamer dit jaar presenteert over het Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid (Rotterdam-Zuid moet in 2030 op hetzelfde niveau zijn als Amsterdam, Den Haag, Utrecht en de rest van Rotterdam), aangevoerd door Leefbaarcoryfee Marco Pastors. Paul Hofstra: ‘Het is een gevoelig onderwerp omdat het in termen van het realiseren van de doelen weleens zou kunnen tegenvallen. In 2011 met veel publiciteit gestart, twintig handtekeningen eronder, met heel veel goede intenties maar geen geld. Dan wordt het al moeilijk, hè? En dan komt er een rekenkamer langs die vraagt: “Wat hebben jullie bereikt?”’

De rekenkamerdirecteur kan nu al uitzien naar het, al dan niet verhitte, debat dat geheid zal volgen op de presentatie van het onderzoek naar de resultaten van het programma voor Rotterdam-Zuid.

Paul Hofstra: ‘De rekenkamer heeft wat mij betreft de taak om in Rotterdam bij te dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Het politieke debat is daarbij cruciaal, of dat nu in de gemeenteraad is, in commissies, in de media of op straat. Eigenlijk zeg ik: “Het maakt mij niet zoveel uit wat er met al onze aanbevelingen gebeurt, als er maar stevig wordt gedebatteerd over onze rapportages.” Politiek debat leidt namelijk altijd tot betere besluitvorming. Altijd.’


CV
Paul Hofstra (Tholen, 1954) studeerde economie aan de Erasmus Universiteit. Hij bekleedde diverse functies bij het ministerie van Financiën. In 1995 werd hij hoofd interne audit bij de Belastingdienst. In 1999 vertrok Hofstra naar Deloitte, waar hij verantwoordelijk werd voor dienstverlening op het gebied van governance, risk en compliance in de publieke sector. Hofstra was raadslid voor het CDA in Leidschendam-Voorburg en voorzitter van raden van toezicht in de zorg en in het onderwijs. In juni 2009 werd Hofstra directeur van de Rekenkamer Rotterdam, Barendrecht en Lansingerland.


‘Zestig gemeenten is misschien al te veel’

Je bent premier, wat doe je?
We moeten eigenlijk naar gemeenten met een schaal van meer dan honderdduizend inwoners. Zestig gemeenten is misschien al te veel. De meeste gemeenten hebben een grote aversie tegen bestuurlijke fusie. De toestroom van taken vanuit het rijk vangen ze op in gemeenschappelijke regelingen. Die dijen dan ook enorm uit. Een beetje gemeente heeft er minimaal twintig. Niemand overziet dat, de gemeenteraad al helemaal niet. Morgen ga ik naar de vergadering van de Europese regionale en lokale rekenkamers. Daar kan ik echt niet uitleggen dat wij meer dan 400 rekenkamers in Nederland hebben. Iedere gemeente heeft er een. Dat werkt niet. Duitsland heeft er nog geen twintig!

In een tijdmachine, waar naartoe?
Graag naar 300/400 na Christus. De tijd waarin het Romeinse rijk afbrokkelt en een nieuwe maatschappij ontstaat. Ik heb de Stad Gods van Aurelius Augustinus niet helemaal uitgelezen, maar het geeft mij wel een beeld van de enorme omwentelingen die zo rond de plundering van Rome in 410 plaatsvonden. Augustinus dacht dat het einde der tijden was aangebroken, maar het bleek de start van een nieuwe ontwikkeling te zijn die via de middeleeuwen uiteindelijk leidde tot de renaissance. In dit perspectief zie je dat eigenlijk niets verloren staat. We hebben het beeld dat de tijd heeft stilgestaan tussen 500 en 1500, maar dat is niet zo.

Mooiste land.
Ik kom er net vandaan. Italië. In vrijwel alles. Dat is niet zorgwekkend, hoor. Tegenover de nar Schettino staat altijd een Fellini of een paus Franciscus. De cultuur, de mensen, het eten, de manier van leven. Het feit dat je in een andere wereld komt, bijna op een andere planeet. Ik heb het over alle delen van Italië: het noorden, het midden en het zuiden. De grote verschillen maken het land onweerstaanbaar.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie