Flink meer geld naar sport

Gemeenten gaven vorig jaar 1,7 miljard euro uit aan sport. Dat is netto acht procent meer dan een jaar eerder. Zo blijkt uit de Monitor sportuitgaven gemeenten 2022 van het Mulier Instituut. Nog steeds geven grote gemeenten per inwoner meer uit dan kleinere gemeenten.

Corona 

De hogere netto sportuitgaven (de gemeentelijk uitgaven minus de opbrengsten) passen in de lijn die sinds 2017 is ingezet. Daarvoor liep dat cijfers een aantal jaar marginaal terug. In 2021 gaven gemeenten door de coronacrisis minder uit aan sport, er kwam toen vooral minder geld binnen. De cijfers van vorig jaar laten een volledig herstel zien en de totale kosten komen ook iets hoger uit dan de uitgaven in 2020.

Aandeel blijft gelijk

Het aandeel van de gemeentelijke vrijetijdsuitgaven (inclusief sport) binnen de totale uitgaven van gemeenten bedroeg in 2022 7 procent. Dat is sinds 2017 ongeveer gelijk gebleven. Ook binnen de vrijetijdsuitgaven is de verdeling tussen de taakvelden nagenoeg hetzelfde gebleven. Openbaar groen en recreatie neemt binnen de vrijetijdsuitgaven met ongeveer 30 procent het grootste deel voor zijn rekening, gevolgd door Sportaccommodaties (ongeveer 24 procent).

Accommodaties

Van de uitgaven aan sport ging het merendeel (bijna driekwart) naar de financiering van sportaccommodaties. De rest werd besteed aan sportbeleid en activering. Per inwoner gaven gemeenten in 2022 netto €68,80 uit aan sport. In 2021 was dat nog €63,10. Overigens liggen de uitgaven per gemeente ver uit elkaar, en zijn er zelfs gemeenten waarin sport het lokale bestuur alleen geld oplevert.

Grote gemeenten spenderen meer

Kleinere gemeenten gaven per inwoner gemiddeld minder geld uit aan sport, dat was voorgaande jaren ook al zo. Stedelijke gemeenten besteedden meer. Gemeenten in de provincie Groningen gaven in 2022 netto per inwoner het meest uit aan sport (77,5 euro) en gemeenten in Flevoland het minst (55,1 euro). De netto-uitgaven per inwoner aan sport waren tussen 2017 en 2022 doorgaans het hoogst in gemeenten in de provincies Groningen, Zuid-Holland en Overijssel en het laagst in gemeenten in de provincies Flevoland en Gelderland.