Meer geld gemeenten voor aanpak onderwijsachterstand
De grote steden vreesden een miljoenenverlies, maar Rotterdam en Den Haag gaan er door de herverdeling van gemeentelijke onderwijsachterstandsmiddelen juist een beetje op vooruit. Slechts 38 gemeenten moeten budget inleveren. Utrecht is de grootste verliezer.
De grote steden vreesden een miljoenenverlies, maar Rotterdam en Den Haag gaan er door de herverdeling van gemeentelijke onderwijsachterstandsmiddelen juist een beetje op vooruit. Slechts 38 gemeenten moeten budget inleveren. Utrecht is de grootste verliezer.
Eerlijker verdeling
Het kabinet trekt 170 miljoen euro extra uit voor het gemeentelijk onderwijsachterstandbeleid. De 486 miljoen euro die daardoor vanaf 2020 jaarlijks beschikbaar is, wordt eerlijker verdeeld. Grote gemeenten ontvangen nu aanzienlijk meer per kind dat het risico loopt met een achterstand aan de basisschool te beginnen. De vier grote steden krijgen gemiddeld 3.400 euro per achterstandskind, terwijl kleine gemeenten maar 800 euro krijgen om een peuter voorschoolse educatie te bieden. Vanaf 2019 wordt dat gelijkgetrokken en ontvangen alle gemeenten ongeveer 2.850 euro per risicokind. Dat blijkt uit de brief die onderwijsminister Arie Slob eind april naar de Tweede Kamer stuurde.
Almere profiteert
De G37waarschuwde twee dagen voordat Slob de Tweede Kamer op de hoogte bracht nog dat kwetsbare kinderen verder op achterstand worden gezet door het kabinetsbeleid. In de grote steden zouden peutervoorzieningen gesloten moeten worden. Uit de brief van Slob blijkt echter dat negen van de tien gemeenten erop vooruitgaan. Hoewel de G4 als geheel 10 miljoen euro inlevert, krijgen Rotterdam en Den Haag iets meer geld. Het budget van de G33 groeit, maar door de herverdeling gaan onder meer Leiden, Eindhoven en Den Bosch er toch op achteruit. Utrecht is de grootste verliezer. De stad levert 5,5 miljoen in, 30 procent van het budget. Almere profiteert het meest van de herverdeling en krijgt er 7,7 miljoen bij, een groei van 60 procent.
Opleidingsniveau
Gemeenten subsidiëren met de onderwijsachterstandsmiddelen voorschoolse educatie voor peuters van 2,5 tot 4 jaar. Een klein deel van het budget wordt besteed aan zomerscholen en schakelklassen voor kansarme basisschoolleerlingen. De scheve verdeling ontstond toen het kabinet in 2011 extra geld uittrok voor kwaliteitsverbetering van de voorschoolse educatie. Om verwatering te voorkomen, is op aandringen van de Tweede Kamer besloten om de 95 miljoen euro die beschikbaar was, in te zetten in de 37 grootste gemeenten, waar verhoudingsgewijs ook de meeste doelgroepkinderen wonen. Daarnaast speelt de verouderde systematiek waarmee kansarme kinderen worden geïdentificeerd - de gewichtenregeling - een rol. De huidige regeling bepaalt op basis van het opleidingsniveau van de ouders hoeveel achterstandsleerlingen er zijn. Omdat het opleidingsniveau stijgt, wordt het verband met onderwijsachterstanden steeds zwakker.
Schuldsanering
Op verzoek van het vorige kabinet heeft het CBS een nieuwe indicator ontwikkeld die het risico op onderwijsachterstanden beter in beeld brengt. Naast het opleidingsniveau van de ouders is daarin het herkomstland van de moeder, de verblijfsduur van de moeder in Nederland en het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders op de school van het kind meegenomen. Of ouders in de schuldsanering zitten is ook een belangrijke factor. Uit de nieuwe indicator blijkt dat 28 procent van de achterstanden in de vier grote gemeenten is te vinden, terwijl daar nu bijna de helft van het budget naar toe gaat. Introductie van de nieuwe indicator zorgt dus ook voor verschuivingen.
Drempel
In de nieuwe verdeling wordt de 15 procent kinderen met het hoogste risico op een onderwijsachterstand tot de doelgroep gerekend. Om versnippering van de middelen te voorkomen, krijgen gemeenten pas een achterstandsbudget als 5 procent van de kinderen in hun stad tot die groep behoort. De 73 gemeenten die de 5-procentdrempel niet halen, krijgen wel een basisbudget van 64.000 euro waarmee voorschoolse educatie voor een groep van acht peuters kan worden verzorgd. Gemeenten bepalen overigens zelf welke kinderen ze tot hun doelgroep rekenen.
16 uur per week
Met de 170 miljoen die het kabinet extra investeert moeten gemeente het voorschoolse aanbod uitbreiden van 10 uur naar 16 uur per week én de educatieve kwaliteit verhogen door meer hbo-geschoolde pedagogische medewerkers in te zetten. Gemeenten die er door de herverdeling op achteruit gaan, zullen dus hun aanbod moet uitbreiden, terwijl ze minder geld krijgen. Dat vraagt om een aanpassing van het beleid, waarbij het verkleinen van de doelgroep het meest voor de hand ligt. Gemeenten krijgen drie jaar de tijd hun bedrijfsvoering aan te passen in die tijd worden de budgetten in stapjes aangepast.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.