Advertentie
financiën / Achtergrond

Let’s cradle

Gemeenten, provincies en het rijk zien kansen in een nieuwe filosofie voor een schoner milieu: Cradle to Cradle, van wieg tot wieg. De wethouder is enthousiast, de milieumanager noemt het een hype.

26 juni 2009

‘Afval is voedsel.’ Met deze slogan brak Cradle to Cradle drie jaar geleden door in Nederland. De gelijknamige documentaire van het VPRO-programma Tegenlicht maakte duidelijk hoe de bedenkers, architect Bill McDonough en chemicus Michael Braungart, de wereld zien. We moeten radicaal breken met milieumaatregelen zoals CO2-reductie en ‘consuminderen’.

 

Daarvoor in de plaats kan een economie ontstaan waarin van afval geen sprake is. Afval is uitsluitend voedsel voor nieuwe producten. Zo wordt consumeren een deugd en staat de mens weer op gelijke voet met de natuur. In hun boek Cradle to Cradle , remaking the way we make things (2002) leggen Braungart en McDonough uit hoe het werkt.

 

Alle grondstoffen moeten worden ondergebracht in twee cycli: de biosfeer en de technosfeer. De biosfeer bevat materialen die probleemloos kunnen worden ‘teruggegeven’ aan de natuur. Sterker: ze voeden de natuur, zoals mest de akkers voedt. In de technosfeer is dat anders. Hierin zitten materialen die de natuur niet kan opnemen, zoals plastics en metalen. Die moeten we keer op keer hergebruiken, zonder kwaliteitsverlies.

 

‘Het is méér dan alleen recyclen’, benadrukt Braungart. ‘Materialen die we nu hergebruiken zijn we eigenlijk aan het downcyclen. De kwaliteit wordt steeds minder, totdat ze alleen nog verwerkt kunnen worden tot bankjes in het park.’ In zijn visie kun je materialen eindeloos opnieuw gebruiken. Zo komen de plastics van een wasmachine over vijf jaar bijvoorbeeld terecht in een auto en over twintig jaar in een televisie. Niets belandt op de afvalberg, want afval bestaat niet. Producten gaan van Cradle to Cradle, van wieg tot wieg.

 

Proeftuin

 

Nederland loopt warm voor de ideeën van Braungart en McDonough. Bedrijven als Philips, DSM en Akzo Nobel gaven aan iets met het concept te willen doen. Ook de provincie Limburg omarmde de filosofie. In 2012 wordt de Floriade in Venlo volgens de provincie honderd procent C2C (Cradle to Cradle). Daarnaast moet de A2 aan de noordoostkant van Maastricht C2C worden aangepakt.

 

Ideeën lopen uiteen van warmtewinning via het asfalt tot geluidswallen van zonnecollectoren en zelfs vrachtauto’s die de lucht schoon rijden in plaats van vervuilen met kooldioxide. Het zijn wilde plannen, nog niet getoetst aan de realiteit. Out of the box-denken dus, precies zoals C2C voorstaat. Volgens Dick Thesingh, marketingmanager van de Limburgse Kamer van Koophandel, kan Cradle to Cradle de motor zijn voor allerhande innovatie, vergelijkbaar met de Deltawerken na de watersnood in 1953.

 

In het midden van het land wil Almere een proeftuin worden voor C2C. De stad groeit de komende twintig jaar van 187.000 naar 350.000 inwoners. Om te voorkomen dat de nieuwe wijken een kopie worden van wat er al staat, heeft de gemeente Bill Mc-Donough gevraagd mee te denken over een radicaal andere aanpak.

 

PvdA-wethouder Adri Duivesteijn: ‘Het mooie van Cradle to Cradle is dat het groei als zodanig niet verwerpt. Als je maar op een verantwoorde manier groeit. Dat past bij de schaalsprong waar wij de komende decennia voor staan.’ Almere vertaalde de principes van C2C naar zeven Almere Principles, uitgangspunten voor iedereen die aan de stadsuitbreiding meewerkt. Vooralsnog zijn de principes ruim geformuleerd.

 

Bijvoorbeeld de eerste: koester ecologische, sociale en economische diversiteit. En nummer zes: ontwerp gezonde (duurzame) systemen. De uitwerking, één A4 per principe, biedt vooral inspiratie, maar concrete handvaten blijven vooralsnog achterwege. Dat heeft alles te maken met de aard van C2C en principe vijf: blijf innoveren.

 

Duivesteijn: ‘De grootste bedreiging voor de Almere Principles is dat mensen ze willen uitleggen als regels. “Hoe moet ik het doen? Vertel het me.” Nee, dat doen we juist niet. We zoeken de confrontatie met ingesleten gewoontes. C2C is niet een alternatief Bouwbesluit. Het is een richting van werken.’ Hoe, dat weet nog niemand. Maar de principes moeten Almere in 2030 een stad maken die energie produceert, in plaats van gebruikt. Waar ecologie en economie vreedzaam co-existeren en waar afval niet bestaat.

 

Oud idee

 

Dat C2C juist in Nederland aanslaat is geen verrassing, vindt Bas van de Griendt, milieumanager bij Bouwfonds Ontwikkeling. Eigenlijk werd de essentie van de filosofie al in de jaren tachtig in Nederland bedacht. Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) van 1989 maakte onderscheid tussen de biosfeer en de technosfeer. Alleen werden ze daarin de ecologische en economische systemen genoemd. En werd de oplossing gezocht in het verminderen van verspilling in de systemen.

 

‘C2C is een ketenaanpak gebaseerd op levenscyclus analyses, net als heel veel initiatieven de we in Nederland al jaren kennen en bovendien volop gebruiken’, zegt Van de Griendt. ‘Er is alleen één groot verschil: Braungart en McDonough vervangen consuminderen door consumeerderen. Red het milieu, koop een Ferrari. Let’s celebrate life; dat soort slogans. Nederland is erg gevoelig voor deze hype. Want hij doorbreekt het schuldgevoel dat we in twee decennia hebben opgebouwd over de ontstane milieuproblematiek.’

 

Van de Griendt waarschuwt voor een blind vertrouwen in C2C, als zou het concept dé oplossing zijn voor al onze problemen. Op kleine schaal, vooral in productontwikkeling, ziet hij wel kansen. Er is bijvoorbeeld al een C2C-bureaustoel van Herman Miller, schoenen van Nike en T-shirts die je zonder problemen in de groene container kunt gooien. Maar een compleet huis kun je er nog lang niet mee bouwen, laat staan een heel gebied ontwikkelen.

 

‘Ik denk dat C2C juist een stap terug is. Het beschouwt duurzaamheid als een absolute maat en een technische opgave. Het gaat vooral uit van de schaal van enkele gebouwen. Aan sociaal-economische en maatschappelijk culturele aspecten, die juist belangrijk en vaak doorslaggevend zijn voor het succes van gebiedsontwikkeling, gaat C2C volkomen voorbij.’

 

Naast materialen die nog niet C2C-proof zijn, is de Nederlandse wetgeving dat voorlopig ook niet. Dat ondervond Louise Vet, hoogleraar evolutionaire ecologie aan de Wageningen Universiteit en directeur van het Nederlands Instituut voor Ecologie. Ze is een groot voorstander van het C2C-denken: ‘We moeten voordat we iets produceren eerst goed nadenken over hóe we dat doen. Dit is de essentie van Cradle to Cradle en volgens mij het pad dat we moeten inslaan.’

 

De praktijk blijkt weerbarstiger, constateert Vet. Haar instituut krijgt een nieuw pand dat ze het liefst honderd procent C2C wil optrekken. Dat gaat zelfs zo ver, dat uit de ontlasting van de medewerkers energie en fosfaat wordt gewonnen. Dankzij deze maatregel zou het gebouw volledig autonoom kunnen functioneren, zonder aansluiting op het riool. Maar dat mag niet volgens de wet. Het gebouw móet worden aangesloten.

 

Ook andere C2C-ideeën gaan voorlopig in de vriezer, omdat je van aannemers in een aanbesteding niet mag eisen dat ze Cradle to Cradle werken: ‘Niets is zo conservatief als de bouw. Toch wil ik proberen zoveel mogelijk plannen te realiseren. Een natuurlijk ventilatiesysteem, bouwmaterialen uit de biosfeer, groene daken en een ambitieus energieplan met hogetemperatuursopslag in de bodem.’

 

Marketing

 

Is Cradle to Cradle een oplossing voor het milieuprobleem? Of een product van ijzersterke marketing dat Nederland in de ban houdt met mooie one-liners en een optimistisch toekomstbeeld? We moeten ook vraagtekens durven plaatsen bij het gedachtegoed, vindt Pim Martens, hoogleraar duurzame ontwikkeling aan de Universiteit van Maastricht.

 

Hij schreef vorig jaar in Milieudefensie Magazine dat het allemaal heel mooi klinkt, maar niet per se klopt. Zo kent zelfs de afbreekbaarheid van biologische materialen grenzen: ‘De mest van een paar koeien houdt het land vruchtbaar. Maar een teveel aan mest vergiftigt de bodem en het drinkwater.’ Een nog groter probleem voorziet Martens in de technosfeer. Want technische kringlopen kunnen niet krimpen. Er komen steeds meer grondstoffen bij die niet kunnen worden teruggegeven aan de natuur. Ze moeten worden opgeslagen; het equivalent van afval.

 

‘De wereld zal ons met grenzen blijven confronteren’, stelt hij. ‘Vertrouwen op een soort technological fix die eindeloze groei van productie en materialen mogelijk maakt, is eenzijdig en risicovol.’ Ondanks de kritische noten blijft bedenker Braungart optimistisch. Hij roept Nederland op de uitdaging aan te gaan: ‘Nederland is gewend te leven met uitdagingen uit de natuur, zoals het stijgende water.’ Wat de overheid volgens hem moet doen, is langetermijndoelen stellen.

 

Beton

 

Een eerste stap is duurzaam inkopen in 2012. Zoals John F. Kennedy in de zestiger jaren beloofde een mens op de maan te zetten, zo kan milieuminister Cramer volgens Braungart zeggen dat Nederland over 25 jaar geen schade meer toebrengt aan het milieu, maar er juist een positieve bijdrage aan levert. Minister Cramer is een verklaard voorstander van C2C. Volgens haar borduurt de theorie inderdaad voort op de oude kringloopgedachte die ze al begin jaren negentig onder de naam ‘integraal ketenbeheer’ aan de man probeerde te brengen.

 

Cramer: ‘Dat sloeg toen niet aan, Cradle to Cradle nu wel. Het concept mobiliseert mensen en dat vind ik prachtig. Misschien klinkt het heel Amerikaans, maar waar we dringend behoefte aan hebben is simpele terminologie die werkt bij een breder publiek dan alleen de milieuspecialist. Bij de slogan “Afval is voedsel” kan iedereen zich iets voorstellen. Ook mensen die niet thuis zijn in milieubeleid.’

 

Het ministerie van VROM is partner in de stadsuitbreiding van Almere en de Floriade in Venlo. Daarnaast trekt het geld uit voor onderzoek dat het gedachtegoed van Braungart en McDonough verder uitwerkt.

 

‘Je kunt bij bestaande productieketens niet zomaar Cradle to Cradle gaan werken. Daarvoor zijn er teveel randvoorwaarden die moeten veranderen. De kansen liggen bij de ontwikkeling van nieuwe producten’, zegt Cramer met hetzelfde enthousiasme als de Duitse chemicus Braungart. ‘Het is belangrijk dat we geen C2C-regels opstellen en die vervolgens in beton gieten. We gaan de luiken openzetten en dan op basis van krachtige ideeën tot praktische oplossingen komen.’

 

Van wieg tot wieg op de wadden

 

Optimisme is één van de karakteristieken van het C2C-gedachtegoed. De opmars van Cradle to Cradle lijkt niet te stuiten. Steeds meer instellingen en overheden integreren de terminologie in hun plannen. Zo gaan de waddeneilanden Texel en Ameland bijvoorbeeld ‘cradlen’ met twintig partners uit zes Europese landen. De komende vier jaar doen ze onderzoek naar warmte- en koudeopslag, getijde-energie en andere duurzame energiebronnen. Het project kost 3,5 miljoen euro en wordt gezien als een eerste stap. Het uiteindelijke doel is dat de eilanden in 2030 honderd procent ‘wieg tot wieg’ zijn.

 

Geld voor fietsen

 

Maastricht investeert vanaf het najaar vier miljoen euro in fietspaden voor fervente fietsers en bekeerde automobilisten. De ‘forse investering’ moet de stad ‘bereikbaar en leefbaar’ houden.

 

Groene boodschappen

 

Hilversum zit graag bij de kopgroep van duurzame inkopers. Elektriciteit, meubilair, papier en koffie worden al duurzaam ingekocht. Ook gas en diverse apparaten komen op de groene wensenlijst.

 

Eigen energiebedrijf

 

De gemeente Haarlemmermeer onderzoekt de levensvatbaarheid van een eigen, duurzaam energiebedrijf, schrijft het gemeentebestuur deze maand in een ambitieus Projectenboek Klimaatbeleid

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie