Advertentie
financiën / Achtergrond

Nieuwe ronde, kleinere kansen

In 2014 start een nieuwe Europese sub­sidieperiode. Die loopt tot 2020. Vergeleken met de nu nog lopende subsidie­periode is er voor Nederlandse gemeenten en provincies aanzienlijk minder te halen.

22 november 2013
spaarpot.jpg

Nederlandse gemeenten en provincies maken de komende zeven jaar kans op 1,2 tot 1,4 miljard euro uit Brussel. De grote uitdaging is hoe die EU-gelden binnen te hengelen. Inzetten op kennis en schone energie vergroot de kans op de kleiner geworden jackpot. Voor enkele gouden tips: lees verder.

In 2014 start een nieuwe Europese sub­sidieperiode. Die loopt tot 2020. Vergeleken met de nu nog lopende subsidie­periode is er voor Nederlandse gemeenten en provincies aanzienlijk minder te halen. Voor de periode 2007-2013 kon Nederland wat betreft de zogeheten cohesiefondsen (ESF, EFRO en Inttereg) een beroep doen op 1,9 miljard euro. Voor de volgend jaar aan te breken ronde is dat budget teruggebracht tot een bedrag tussen 1,25 tot 1,4 miljard euro. Althans, dat is wat er ‘rondzingt’ aan getallen.

Dat het fors minder is dan de vorige subsidieperiode, geeft Lambert van Nistelrooij, rapporteur en hoofdonderhandelaar voor de herziening van vijf EU-fondsen, grif toe. Toch mogen de gemeenten en provincies volgens de Europarlementariër van CDA-huize in de handjes knijpen met wat er na 1 januari op de plank ligt. Veel had het niet gescheeld of er had namelijk helemaal niets meer gelegen. Het Nederlandse kabinet wil(de) namelijk het allerliefst van de structuurfondsen af, met uitzondering van dat van de grensoverschrijdende samenwerking.

‘In eerste aanleg was het de vraag of Europa nog wel door zou gaan met subsidiefondsen zoals die er in de periode 2007–2014 waren. Een midterm-review was voorzien, maar daar kwam niets van terecht. Wel kwam er een zogeheten non-paper met daarin de boodschap: stoppen met decentrale fondsen, inzetten op themafondsen’, zegt hij.

Het Brusselse ongemak over de besteding van het geld uit de structuurfondsen kan Van Nistelrooij maar al te goed plaatsen. ‘Vroeger moest EU-geld uit die fondsen terug naar Europa als het niet was uitgegeven. Dus krijg je Portugese toestanden: veel snelwegen die van niks naar nergens gaan. Serieus, Portugal heeft daardoor nu 60 procent meer snelwegen per hoofd van de bevolking dan Duitsland. Verschil is dat er vrijwel geen auto op die Portugese tolwegen rijdt’, zegt hij. In Spanje is het overigens niet veel anders.

Genoegen
De lobby van Van Nistelrooij (oud-gedeputeerde van Brabant) en de decentrale overheden is de afgelopen jaren in hoofdzaak gericht geweest op het behoud van de structuurfondsen. Tot hun grote genoegen konden ze vaststellen dat de EU-commissarissen in hun wijsheid uiteindelijk besloten de huidige fondsen maar aan de thema’s van de nieuwe EU-agenda Horizon2020 te rijgen: slim, duurzaam en werkgelegenheid. De huidige structuurfondsen met hun nadruk op investeringen in harde infrastructuur (beton), zijn omgebouwd ten gunste van onderzoek, innovatie en opleiding. Het doel: de transitie van de Europese economie tot een concurrerende en groene markteconomie.

Er is minder geld voor de structuurfondsen beschikbaar, fors minder zelfs, maar wat resteert is nog altijd een hele smak. En vergeet niet, zegt Bas van den Barg, dat elke euro EU-subsidie in Nederland wordt verdubbeld, zo niet wordt verdrievoudigd. ‘Dat is het zogeheten multiplier-effect: private investeringen nemen fiks toe als gevolg van de Europese subsidies. In die zin fungeert Brussels geld echt als smeerolie’, zegt de senior beleidsmedewerker Europese Zaken bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Ondanks het geslonken budget, liggen er voor de regio’s de komende periode voldoende kansen. Wat betreft de EU-gelden is het wel zaak goed en tijdig voor te sorteren. Het motto is focus aanbrengen. Slimme specialisatie is één van de belangrijkste criteria om EU-geld los te krijgen. Doel is onder andere dat er meer innovatieve valleys in Europa komen. Eind dit jaar moeten de lidstaten met de EU een overeenkomst sluiten over hun slimme specialisaties.

Nederland wordt, wat die slimme specialisaties betreft, opgedeeld in vier lands­delen: noord, oost, zuid en west. Daar, in die landsdelen, is gekozen voor zo’n 22 specialismen. Daarbinnen zijn grofweg twee prioriteiten te onderscheiden: het bevorderen van het vermarkten van kennis en investeren in koolstofarme energie. Van den Barg: ‘De keuze is op kennisvalorisatie komen te liggen in plaats van op de aanleg van nog meer scienceparken. De dichtheid daarvan is intussen nergens zo hoog als in Nederland. Nu die infrastructuur op orde is, moet het streven worden gericht op het omzetten van die kennis in hapklare producten en diensten.’

Goedkeuring
Staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken moet het geheel van de programma’s voor goedkeuring naar Brussel sturen. Zonder de instemming van de commissie voor formele goedkeuring komt er immers geen cent richting Nederland. De eerste stap heeft ze vorige week gezet, door de verdeling van de ruim 500 miljoen euro aan EFRO-gelden over de vier landsdelen bekend te maken. Omdat zij er onderling niet uitkwamen, hadden ze de PvdA-staatssecretaris met de klus opgezadeld.

Stap 2 voor Dijksma is het sluiten van een partnerschapsovereenkomst – een soort koepelafspraak die over de structuurfondsen heen wordt gelegd – met Brussel. De leden van de Europese Commissie blijken echter steeds nieuwe voorwaarden te verzinnen. Zegt ook Bas van den Barg. Tot september volgde hij namens het Huis van de Nederlandse Provincies in Brussel – en behept met het binnenhalen voor het binnenhalen van subsidies voor met name de provincie Utrecht – de ontwikkelingen op dat vlak van zeer nabij. Hij kan de Brusselse agenda niet anders duiden dan het vergroten van de eigen macht.

Aanvullend moet bijvoorbeeld de afspraak worden vastgelegd dat er een gedrags­code komt, met daarin de regels waaraan de lidstaten zich moeten houden. Zo komt er vrijwel zeker een koppeling met de in Europees verband gemaakte financiële afspraken. Een lidstaat mag maximaal 3 procent tekort op de begroting hebben en maar 60 procent schuld. Overschrijden lidstaten die macrobudgetnormen, dan wil de Europese Commissie de bevoegdheid om structuurfondsbijdragen aan die landen stop te zetten: in elk geval worden commitments voor nieuwe projecten niet aangegaan. Opnieuw zijn het de netto­betalers die pleiten voor zo’n nieuwe spelregel, maar ook daarover is het laatste woord nog niet gevallen.

Vertraging
De almaar uitdijende set regels zorgt voor aanzienlijke vertraging. De programma’s van de landsdelen zijn intussen inhoudelijk al lang en breed klaar. Gemeenten en provincies zijn volgens Van den Barg ook voldoende voorbereid, al was het maar omdat de opzet van de fondsen vrijwel dezelfde is als de vorige keer: de vertrouwde thema’s innovatie en duurzaamheid keren erin terug.

Waar gemeenten nog steun nodig hebben bij het verwerven van Europese subsidies kunnen ze onder andere terecht bij hem of zijn directe collega’s van de directie Europa bij de VNG. Er wordt onder meer gewerkt aan een subsidiewijzer met daarop een overzicht van alle subsidies die door gemeenten zijn aan te vragen in Europa. Later, als Europa zelf alle puntjes op de i heeft gezet, volgt een papieren versie. Intussen kunnen beleidsambtenaren – en bestuurders – zich via de VNG Academie aangeboden e-learning tool (Nextstep@eu) ook scholen in hoe subsidies boven water te halen, hoe de organisatie erop in te richten en hoe de verworven subsidies te verantwoorden. ‘Er bestaat duidelijk behoefte in scholing richting subsidie­­adviseur’, aldus Helen Schuurmans van de directie Europa van de VNG. ‘Er zijn wel gerelateerde opleidingen, maar die zijn voor gemeenten niet specifiek genoeg.’

Hoe vergroot je als provincie, regio of gemeente straks je kans op succes in Brussel? Vincent Ketelaars van het in Europa gespecialiseerde consultantsbureau ERAC heeft een enkele ‘gouden tips.’

Zo doen gemeenten en provincies er goed aan zich niet alleen op te stellen als ontvanger van de subsidies, maar vooral als facilitator: de partij die andere partijen – en dan met name het bedrijfsleven – helpt aan Europese subsidies en niet meer uit is om zelf eindbegunstigde te zijn.

‘Anders dan in de huidige periode, stuurt Brussel na 1 januari namelijk vooral op directe subsidiëring van bedrijven. Goed voorbeeld is de manier waarop Noord- en Zuid-Holland de greenports in die provincies laten aansluiten op elkaar en op de financieringsmogelijkheden die Horizon2020 biedt. Die provincies hebben het overzicht over wat er allemaal aan kennis en bedrijvigheid is en knopen dat aan elkaar. Hun rol is die van een soort makelaars. Ze azen niet, zoals in de huidige
periode, zelf op dat subsidiegeld. Nee, ze leiden dat geld naar bedrijven. Dat is precies waar Europa op stuurt’, zegt hij.

Veel meer geld
De tweede ‘gouden tip’ is dat decentrale overheden er goed aan doen breder te kijken dan puur naar ESF en EFRO alleen. In de zogeheten thematische fondsen [zie kader rechtsonder] zit veel meer geld, tientallen miljarden. Ketelaars: ‘Verschil is dat het niet per lidstaat gelabeld is, maar dat je het in Europa-brede concurrentie moet zien binnen te slepen. Voor Nederlandse regio’s zijn er heel veel aanknopings­punten. Plus, we staan er goed op in Brussel: we hebben een goede verantwoording en sterk ontwikkelde universiteiten. Gemeenten maken er echter relatief weinig gebruik van. Amsterdam is één van de gunstige uitzonderingen.’

Wat verder enorm helpt, is dat je als gemeente weet wat de Europese agenda is en inzicht hebt in welke zogeheten calls er komen. ‘Volgend jaar kan er al op 100 calls worden ingetekend, bijvoorbeeld op energie-efficiency bij herbestemming van historisch erfgoed. Dat loket gaat vanaf 1 januari echt open. Met een goede lobby kun je zelfs volgende calls organiseren. Dat lukt een doorsneegemeente niet alleen, dat zul je in samenwerking met andere gemeenten moeten doen of samen met de provincie’, aldus Ketelaars.

Er is, afgezien van die calls, nog even de tijd voor de subsidieaanvragen. Lang hebben gemeenten de hoop gekoesterd meteen vanaf 1 januari 2014 die voor EFRO al te kunnen indienen. Die hoop is inmiddels vervlogen. In de Europese Unie is pas sinds vorige week een formeel akkoord over het budget – en de bijbehorende spelregels – voor de komende periode. Die beslissing kwam veel later dan verwacht. Door de onderlinge strijd tussen de landsdelen om de verdeling van het EFRO-budget, is bovendien inmiddels besloten de definitieve indiening van de programma’s aan Brussel uit te stellen tot medio januari. Sommige landsdelen willen per se de kamerbehandeling afwachten van het voorstel van Dijk­sma, in de hoop via die politieke weg de verdeling van de miljoenen gunstiger te laten uitvallen voor hun landsdeel.

De verwachting is nu dat de eerste EFRO-programma’s pas na de zomer – september, mogelijk oktober – kunnen worden ingediend. Daarna kan de subsidiekraan snel vol open gaan, want het loket is zogezegd altijd open. ‘Dat wil zeggen, als het aan de criteria voldoet, zou er in principe een maand later al geld kunnen worden overgemaakt’, zegt Van den Barg. ‘Maar 2014 is op deze manier wel een beetje een verloren jaar. Net als zeven jaar geleden overigens. De beloofde verbetering blijft uit. Het lijkt een terugkerend ritueel.’


Moeilijker kunnen we het niet maken
Hoofdinzet bij de VNG-lobby richting Europa was behoud van de structuurfondsen. Dat is gelukt. De tweede inzet, reductie van de administratieve lasten, had geen resultaat. In de strijd om het al dan niet laten voortbestaan van de structuurfondsen waren rijk en decentrale overheden elkaars tegenstander. Wel trokken ze samen op om de bureaucratie terug te dringen die gepaard gaat met het verwerven en vooral het achteraf verantwoorden van Europese subsidies

‘Helaas’, verzucht Bas van den Barg. ‘Geen succes.’ Eerder nog ziet hij een toename van de administratieve lasten. De verantwoordingslasten voor de bijdragen aan midden- en kleinbedrijf uit Brussel zijn verschoven van de eindontvanger naar de uitvoerders van de programma’s: de decentrale overheden. ‘Die krijgen er extra werk bij’, zegt hij.

Verder wordt de verantwoording lastiger omdat overheden de meerwaarde van het cohesiebeleid moeten aantonen. Daarvoor wordt een systeem ontwikkeld met indicatoren aan de hand waarvan effecten van de investeringen duidelijk kunnen worden aangetoond. ‘Let wel, over tien jaar dus. In 2023 moet je kunnen aangeven wat de effecten van de ontvangen EU-subsidies. Dat is uiteraard nooit zonneklaar. Natuurlijk is verantwoording over de bestedingen goed. Ik bedoel, in de huidige periode is het vooral vrijheid, blijheid. Als je de bonnetjes maar bewaart, en die kan overleggen, dan hoef je je geen zorgen te maken. Maar nu slaat het door in dat we moeten aantonen wat de investeringen opleveren. Vaak spelen factoren mee die je niet in de hand hebt. Daarbij komt dat de outcome van dat kleine beetje geld dat we in Nederland uit Brussel ontvangen nauwelijks te meten is. Ja, wel in Polen waar 80 procent van de overheidsinvesteringen uit Brussels geld bestaat. Maar als dat, zoals in Nederland, minder dan 1 procent bedraagt, is dat zo goed als onmogelijk.’

Ter verhoging van deze administratieve feestvreugde komt er in 2018 – op speciaal verzoek van nettobetalers als Nederland – een tussenmeting. Om aan te tonen of je als regio wel op de goede weg bent met het behalen van je doelen. Aan de hand daarvan wordt bepaald of je in 2019 nog wel EU-geld krijgt uitgekeerd. Ook op dat vlak slaat Brussel door, vindt Van den Barg. ‘Dat is lastig met innovatieprojecten. Die moeten ook kunnen mislukken. Je probeert wat immers. Anders is het geen innovatie.’

Eenvoudiger wordt het er tenslotte niet op door de aanvullende eis om subsidie­projecten meer crosssectoraal, tripartitiet en over de landsgrenzen heen te organiseren. De bedoeling daarvan is dat topregio’s op hun specialisme in ontwikkeling zijnde centra’s elders in Europa ‘meevragen’.


Verdeling van de vleespotten
Aan EFRO-gelden (bestemd voor regionale ontwikkeling op het gebied van infrastructuur, werkgelegenheid en het midden- en kleinbedrijf) is voor Nederlandse gemeenten en provincies de komende zeven jaar circa 500 miljoen euro beschikbaar uit Europa. Daar komt nog 91 miljoen euro aan bijdrage van het rijk bij.

Over de onderlinge verdeling van die EU-gelden over de vier landsdelen (noord, oost, zuid en west) is een felle strijd geleverd. Staats­secretaris Dijksma van Economische Zaken heeft afgelopen vrijdag de knoop doorgehakt: het landsdeel West strijkt 190 miljoen euro op, Zuid 114 miljoen, Noord 104 miljoen en Oost 100 miljoen euro.

De pot met ESF-subsidies (bestemd voor opleiding en scholing van medewerkers) voor Nederland is de komende periode gevuld met ongeveer 500 miljoen euro. Erg bijzonder blijft volgens Europarlementariër Lambert van Nistelrooij wel dat in Nederland het ESF nog altijd nationaal wordt geprogrammeerd, terwijl het landen vrij staat om te decentraliseren. ‘Raar, want Europa vindt arbeidsmarktbeleid bij uitstek werk voor de regio’s.’

Het geld voor het begeleiden van mensen naar werk wordt in principe ponds-ponds­gewijs over de arbeidsmarktregio’s verdeeld, naar rato van het aantal inwoners. In de ene regio kan de focus een andere zijn dan in de andere regio. Blijkt aan het eind van de periode dat er nog miljoenen over zijn, dan geldt een ander regime en wordt het vergeven aan projecten waarin het vooral snel kan worden weggezet. Zo sleepte onlangs Brainport restgeld binnen voor de bestrijding van jeugdwerkloosheid. Dan wordt niet meer gekeken naar een evenredige verdeling over de regio’s. Het voornaamste belang van minister Asscher (SZW, PvdA) is dan dat het geld opgaat.

Aan Interreg-middelen (bestemd voor grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten op gebied van ruimtelijke en regionale ontwikkeling) is voor de Nederlandse regio’s uit Brussel circa 390 miljoen euro weg te slepen. Het rijk past daar nog eens 45 miljoen euro bij.

Behalve deze 1,4 miljard euro voor geografische fondsen, heeft de Europese Unie voor de komende zeven jaar ook nog honderden miljoenen euro’s subsidies op de plank liggen voor thematische fondsen, zoals duurzaamheid, aging en health. De grootste pot (70 miljard euro) is die van Horizon2020. Om die gelden moet in Europese concurrentie worden gevochten. Bedrijfsleven en kennisinstituten mengen zich daarin ook. Het kabinet denkt dat Nederland daar 3 miljard euro van kan binnenharken.

In nog weer aparte, tot 2020 lopende potjes zitten ten slotte nog subsidies voor het platteland en visserij. Bij elkaar opgeteld zit daar voor Nederland bijna 500 miljoen euro in. Onduidelijk nog is of het rijk cofinanciert.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie