Jaarrekeningen gemeenten incompleet

Gemeenten moeten voorlopig gissen hoeveel geld ze definitief krijgen van Den Haag. Het rijk heeft namelijk besloten geen voorlopige rekening meer uit te brengen. Daaruit konden decentrale overheden het definitieve accres van het gemeente- en provinciefonds afleiden.

Minister Dijsselbloem wijkt af van de wet

Dijsselbloem van Financiën heeft eind februari 2013 geen ‘Voorlopige rekening 2012’ uitgebracht. Daarmee wijkt hij af van artikel 50 van de Comptabiliteitswet. ‘In het streven naar een vermindering van regeldruk en administratieve lasten bij de overheid is de Tweede Kamer in 2006 op de hoogte gesteld van het voornemen tot het integreren van de voorlopige rekening in het Financieel Jaarverslag van het rijk. In de praktijk is de voorlopige rekening de afgelopen jaren wel steeds opgesteld. In lijn met het eerdere voornemen tot het integreren van de voorlopige rekening in het financieel jaarverslag van het rijk zal met ingang van het begrotingsjaar 2012 de voorlopige rekening niet langer verschijnen’, meldt Dijsselbloem.

Definitief accres half mei

Het gevolg is dat pas op de derde woensdag van mei (‘verantwoordingsdag’) het definitief accres van het voorgaande jaar wordt uitgebracht. Het definitieve accres 2012 wordt aldus pas woensdag 15 mei 2013 bekend. Dat is te laat voor de jaarrekening van de gemeenten. Die moeten zich dan baseren op het voorlopige accres van de septembercirculaire, tenzij er later nog een officiële melding over het accres komt.

Negatief advies

De Raad van State (RvS) adviseerde negatief over deze stopzetting, en vindt dat het rijk de Comptabiliteitswet had moeten aanpassen in plaats van in een begrotingswet te melden van de Comptabiliteitswet af te wijken. Uitgangspunt moet zijn dat de inhoud van de begrotingswetten beperkt blijft tot de begroting van de ontvangsten en de uitgaven van het rijk. ‘Het past slecht in de systematiek van begrotingswetten dat zij ook bepalingen bevatten die strekken tot wijziging van niet-begrotingswetten’, aldus de RvS.

Onvoldoende rechtvaardiging
De enkele omstandigheid dat de inhoudelijke wijzigingen is afgestemd met de Tweede Kamer, kan naar het oordeel van de Raad van State onvoldoende rechtvaardigen dat wordt afgeweken van dat uitgangspunt.

Bovendien, zo vindt de RvS, is het voornemen van de voorlopige rekening al een aantal jaren geleden aan de Tweede Kamer gemeld. ‘Er is inmiddels al ruime gelegenheid is geweest om een wetswijziging hiervoor in te dienen.’