Gemeenten vrezen Albert Heijn-model
De manier waarop het Rijk de gemeenten financiert staat ter discussie. De algemene uitkering wordt mogelijk gebaseerd op een vergoeding per taak. Dat betekent dat het gemeentefonds niet meer gelijk oploopt met de uitgaven van het Rijk.
Welke kant het uitgaat, kan komende week duidelijk worden. Dan is er bestuurlijk overleg tussen de beheerders van het gemeentefonds - de ministeries van Binnenlandse Zaken en Financiën - en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Basis voor het gesprek is de evaluatie van het huidige stelsel van financiële evenredigheid tussen de overheden, de zogeheten normeringssystematiek. Het systeem van ‘samen de trap op, samen de trap af’ - waarbij gemeenten (en provincies) zonder verdere inhoudelijke onderbouwing meer krijgen als het Rijk meer uitgeeft en minder als het Rijk bezuinigt - overleefde twee eerdere evaluaties, sterker nog er was grote tevredenheid bij zowel het Rijk als de decentrale overheden.
Naar verluidt opteert het ministerie van Financiën nu echter voor invoering van een kostengeoriënteerde variant, conform het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte aan het volgende kabinet.
Die club vroeg zich dit voorjaar al af in hoeverre de omvang van het gemeente en provinciefonds - en ook de koppeling aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven - in relatie staat tot het takenpakket van de gemeenten en provincies.
Ingrijpend
De Studiegroep adviseert om bij de evaluatie van de normeringssystematiek te kijken naar een alternatief, dat aansluit bij de kostenontwikkeling van het gemeentelijke en provinciale taakgebied.
Dat belooft echter een hele puzzel te worden, zoals eerdere studies naar het verschil in kostenontwikkeling tussen gemeenten, Rijk en provincies leerden. Er is erg veel cijferwerk nodig om én de omvang van de kosten op elk taakveld in beeld te krijgen én de ontwikkeling daarvan.
De commissie-Kalden, een van de ambtelijke heroverwegingswerkgroepen, oefende dit voorjaar al wel met een toegesneden rekenexercitie, de laagste-kostenmethode. Bij deze nooit openbaar gemaakte benchmark werden de goedkoopste 217 gemeenten (de helft) in hun totale uitgaven als maat genomen.
Als ook de rijkste helft zich zou beperken tot dat uitgavenniveau, zou het Rijk dus 1,7 miljard euro op het gemeentefonds kunnen besparen - een besparing van 10 procent op de vierde post van de rijksbegroting. In VNG-kringen wordt zo’n kostengeoriënteerd systeem misprijzend het ‘Albert Heijn-model’ genoemd, omdat Den Haag bepaalt wat de gemeenten in de schappen hebben liggen en tegen welke prijs.
Cruciaal is wie bepaalt wat het kostenniveau is en hoe dat berekend wordt. Nadeel vinden de gemeenten in elk geval dat, anders dan bij het systeem van samen-de-trap-op-samen-detrap- af, opeens ook de omvang van de algemene uitkering ter discussie staat. Bij het huidige systeem ging het niet over de globale omvang, maar alleen over een afgeleide: al naar gelang de rijksuitgaven een iets hogere of iets lagere uitkering.
De VNG zet volgens directievoorzitter Ralph Pans vooralsnog in op behoud van de ‘eerlijke, want evenredige’ verdeling van de algemene uitkering via de normeringssystematiek. Een meer kostengeoriënteerd systeem zou volgens hem eventueel wel meer passen bij een grootscheepse decentralisatie van rijksen provinciale taken richting gemeenten. Veel politieke partijen pleitten in hun verkiezingsprogramma’s voor zo’n operatie, waarbij de omvang van de gemeentelijke taken en dus ook de bekostiging ervan ongeveer zou verdubbelen van 17 naar 35 miljard euro. Zolang de moeizame formatie van een nieuw kabinet duurt, valt op het realiteitsgehalte van die plannen niet vooruit te lopen.
Echte knopen kunnen komende week bovendien niet worden doorgehakt over welk bekostigingssysteem te kiezen, want zo’n ingrijpende beslissing is aan een volgend kabinet. De huidige, demissionaire ploeg kan alleen maar een richtinggevend advies geven. Volgens Pans moet daar zeker wel betekenis aan worden gehecht. ‘Want als het in overleg met ons en de provincies is genomen, is het veel waard’, zegt hij.
Kostengeoriënteerde systemen zijn dan ook beter, maar ook ingewikkelder. Het is daarbij goed om naar de 'best practices' te kijken voor de normering. Dat zal pijn doen bij al die ondoelmatige gemeenten, maar het dwingt hen om nog eens goed naar de eigen processen en werkwijze te kijken.
De overheid zou dat aan de belastingbetaler verplicht moeten zijn. Bij het alsmaar tanende vertrouwen in de overheid behoort immers ook het besef, dat ze veel belastingen ophalen, maar er relatief te weinig voor terugdoen.