Geld graag terug
Provincies en gemeenten houden jaarlijks grote sommen geld over omdat ze geplande investeringen niet plegen. Nu ze zeggen extra te gaan investeren, is het raadzaam de noodzaak van extra (belasting)offers kritisch in de gaten te houden.
Onderuitputting - het niet uitgeven van gereserveerde budgetten - komt te vaak voor om het als een incident af te doen. Diverse onderzoeken van lokale en provinciale rekenkamers tonen aan dat het een structureel verschijnsel is. Een verschil van 20 tot 30 procent tussen raming en realisatie van het investeringsbudget is heel normaal.
Wethouders en gedeputeerden wensen vaak zoveel aan nieuw beleid dat je eigenlijk op voorhand al kunt uittellen dat er in de praktijk niet veel van terechtkomt, althans niet binnen de gestelde termijnen. Het optimisme is vaak ingegeven door politieke ambities: een bestuurder wil niet graag als ambitieloos te boek staan en wil zeker niet achterblijven bij zijn of haar collega’s.
Een doorsnee huishouden ervaart het overhouden van geld niet gauw als een probleem, maar voor overheden ligt dat anders. Daar gaat het om geld van burgers en bedrijven. Bij onderbesteding door overheden wordt structureel beslag gelegd op (belasting)middelen. Gemeenten stemmen de hoogte van de leges en het ozb-tarief bijvoorbeeld af op de te maken kosten. Als die kosten echter niet worden gemaakt, omdat de investeringen niet plaatsvinden, zijn die tarieven dus te hoog. Nog simpeler gesteld: dan betalen we met z’n allen te veel lokale lasten.
En het ergste komt nog: menige overheid houdt er in haar begroting al rekening mee in enig jaar een deel van de geraamde lasten niet te hebben. Treasurers rekenen ermee dat nooit honderd procent wordt weggezet en trekken om die reden nooit voor het volledige investeringsbudget aan middelen aan. Het is te prijzen dat treasurers wel een vooruitziende blik hebben en - nog belangrijker - dat ze daar ook naar handelen. Deden ze dat niet, dan zou hun werkgever onnodig veel rente betalen.
Omdat veel provincies en gemeenten zo structureel blijken te besparen op hun uitgaven, dringt de vraag zich op waarom niemand op te rem trapt als de bestuurders inzetten op nog meer nieuwe plannen. Een antwoord daarop is actueler dan ooit - met het oog op de waslijst aan investeringsprojecten die veel decentrale overheden versneld denken te kunnen uitvoeren.
Waarom zouden raads- en statenleden het realiteitsgehalte van de tijdige uitvoering van die plannen niet eens toetsen? Volksvertegenwoordigers behoren erop toe te zien dat belastinggeld wordt besteed aan zaken waarvoor het is bedoeld. Natuurlijk, veel van de euro’s die (uiteindelijk) over zijn, worden incidenteel ingezet voor nieuw beleid of om tegenvallers elders op te vangen. Of het wordt aan de algemene reserves toegevoegd. Maar op de keper beschouwd gaat het wel om - al dan niet bewust - te veel geïnd belastinggeld. Dat behoort terug te gaan naar burgers en bedrijven.
Hans Bekkers
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.