Extra geld vooral naar economie, infra en groen
Berenschot analyseerde de coalitieakkoorden van de nieuwe provinciebesturen, onder andere om erachter te komen waar extra geld naar toe gaat

Berenschot analyseerde de coalitieakkoorden van de nieuwe provinciebesturen, onder andere om erachter te komen waar de komende jaren extra geld naar toe gaat. En ook of ze meewerken aan gedwongen onteigening van piekbelasters.
Provincies investeren weer meer in cultuur en maatschappij
Provincies gaan in hun coalitieakkoorden verschillend om met de financiële doorrekening daarvan. Zeven provincies hebben een doorgerekend akkoord, vijf provincies laten de doorrekening in een later stadium doen. De onderzoekers hebben zich bij het maken van een financiële analyse beperkt tot gesloten akkoorden die een financiële paragraaf bevatten.
De meeste middelen – 295 miljoen euro – gaan naar Verkeer en Vervoer. Een derde daarvan heeft Openbaar Vervoer als bestemming, de rest vloeit naar wegen en vaarwegen. Ook voor Regionale Economie wordt met bijna 190 miljoen euro relatief veel geld vrijgemaakt. Een groot deel daarvan – 70 miljoen euro – is beschikbaar voor wat onder de noemer agrarische aangelegenheden valt.
Stikstof
Groene thema’s blijken het eveneens goed te doen. Zo is energietransitie bijvoorbeeld – onderdeel van milieu – goed voor 156 miljoen. Voor natuur (inclusief de aanpak van stikstof) ligt 85 miljoen op de plank. Het exacte bedrag dat naar de stikstofaanpak gaat is volgens de Berenschotonderzoekers niet precies te becijferen. ‘Naar verwachting is een groot deel van de middelen voor natuur en voor agrarische aangelegenheden ook gerelateerd aan de stikstofaanpak. De middelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied komen hier dan nog bij. Het is echter nog wel onduidelijk hoeveel de provincies uiteindelijk krijgen.’
Na jaren van focus op kerntaken gaan provincies hun taken weer ruimer interpreteren. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het uittrekken van extra middelen voor beleidsvrije taakgebieden cultuur en maatschappij. Beleidsvrij wil zeggen dat provincies zelf kunnen bepalen hoeveel middelen ze er voor over hebben. Voor cultuur wordt ruim 84 miljoen extra uitgetrokken, voor maatschappij zelfs 115 miljoen euro. Drenthe, Zeeland, Limburg en Fryslân geven aan het beleidsvrije veld maatschappij per inwoner gemiddeld veel meer uit (17,50 euro per inwoner) dan Noord-Holland, Zuid-Holland, Brabant en Utrecht.
Die laatste drie houden het bij 2 euro per inwoner. In de akkoorden zit dus veel extra geld voor cultuur. Dat komt echter voor rekening van slechts drie provincies: Fryslân, Limburg en Utrecht. Fryslân reserveert extra middelen voor onder andere het Jopie Huisman museum, taal en erfgoed/het planetarium in Franeker. Limburg, dat het meest investeert, steekt geld in onder meer monumenten/erfgoed, cultuur algemeen, Limburgse taal en een filmfonds. Utrecht besteedt extra middelen aan onder meer cultuuronderwijs, erfgoed en de Hollandse Waterlinie.
Belastingen
Berenschot keek ook naar hoe provincies omgaan met de door Rutte IV aangekondigde andere, lagere, bekostiging door het rijk en – wellicht in combinatie daarmee – mogelijk een nieuw belastinggebied. Negen provincies geven in de coalitieakkoorden aan behoefte te hebben aan meer stabiliteit, duidelijkheid. Ook het ravijnjaar 2026 – het moment van waaraf provincies minder geld krijgen in het provinciefonds – wordt genoemd. De rode lijn is dat provincies vinden dat bij de taken die ze op hun bordje krijgen ook de bijpassende middelen horen. ‘Zuid-Holland noemt het zelfs een voorwaarde voor het oppakken van nieuwe taken’, aldus de onderzoekers. Provincies als Flevoland en Noord-Holland zijn minder stellig, maar noemen het wel een uitgangspunt. Overijssel stelt het rijk aan zijn verantwoordelijkheid te willen houden, waar Brabant er vanuit gaat dat ‘taken en knaken’ nou eenmaal bij elkaar horen.
Provincies kunnen hun inwoners maar één belasting opleggen, de provinciale opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Provincies zijn vrij in het vaststellen van het tarief tot een maximum van 125,8 opcenten (2023). Geen enkele provincie hanteert het maximum. Per provincie verschilt het beeld van de ontwikkeling van de opcenten de komende jaren. Noord Holland heeft op dit moment het laagste tarief en verhoogt fors. Ook andere provincies met een laag tarief kiezen voor indexering, zoals Utrecht en Limburg. Of kiezen voor beperkte (Flevoland) of eenmalige (Overijssel) indexatie. Provincies met een hoog tarief bevriezen hun tarieven (Drenthe, Groningen) of kijken zelfs naar verlaging (Gelderland). Zuid-Holland houdt het hoogste tarief. Deze provincie kondigt aan het tarief in 2026 met 0,3 procent te verhogen.
Aanpak piekbelasters
Een van de vraagstukken in de transitie van het landelijk gebied is of (vee)boeren verplicht worden om hun bedrijf te verkopen als ze tot de piekbelasters horen. In negen akkoorden staat dat de betre. ende provincies niet meewerken aan gedwongen onteigening om stikstofdoelen te halen. Utrecht wil halverwege de coalitieperiode kijken hoe het ervoor staat, terwijl in de akkoorden van Noord-Brabant en Noord-Holland onteigening niet expliciet wordt uitgesloten. ‘We beschermen onze Brabantse Natura 2000 gebieden actief en geven invulling aan onze bestaande verplichtingen in Europees verband’, zo staat het in het Brabantse coalitieakkoord. ‘Voor de vermindering van stikstofuitstoot vragen wij alle sectoren een naar verhouding gelijke bijdrage te leveren aan het verminderen van de stikstofuitstoot. Omdat de intensieve veehouderij een grote bijdrage levert aan de uitstoot van stikstof in Brabant, is een grote en diverse omslag in deze sector erg belangrijk.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.