Burger extra duur uit
De gevolgen van de bezuinigingen van de Kunduzcoalitie voor het koopkrachtplaatje zouden wel eens veel groter kunnen zijn dan gedacht. De Wet houdbaarheid overheidsfinanciën laat de lokale lasten namelijk exploderen.
Nog voordat het Centraal Planbureau (CPB) met een doorrekening van het vijfpartijenakkoord (VVD, CDA, D66, GroenLinks en CU) naar buiten is gekomen, weet de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) al dat het de lagere overheden veel geld zal kosten. Alleen al het lopende begrotingsjaar zo’n 300 à 400 miljoen euro, aldus VNG-directievoorzitter Ralph Pans. Voor volgend jaar schat hij het nadeel even groot in. Provincies, gemeenten en waterschappen krijgen minder geld door de bezuinigingen op de rijksbegroting.
Daarbij komt nog dat de decentrale overheden verplicht worden hun overtollige geld bij het rijk te stallen. Door dit schatkistbankieren bij het ministerie van Financiën, nu al verplicht voor andere ministeries, lopen de lagere overheden geld mis vanwege een lager rendement.
Maar de financiële consequenties van de Haagse plannen strekken verder. Het voornemen om de Wet houdbaarheid overheidsfinanciën in te voeren, betekent feitelijk namelijk dat gemeenten, provincies en waterschappen straks min of meer gebonden zijn aan een maximum te investeren bedrag. Nu nog schrijven ze de kosten van hun investeringen over meerdere jaren af.
Dat uitsmeren kan door de nieuwe wet niet langer. Zelfs als je als decentrale bestuurslaag een geplande investering keurig hebt gedekt (ervoor hebt gespaard), kan de uitvoering ervan en de daarmee samenhangende uitgaven in dat jaar leiden tot een negatief EMU-saldo. De investerende decentrale overheid riskeert dan een sanctie.
Wil een waterschap bijvoorbeeld toch die nodige en geplande zuiveringsinstallatie laten bouwen zonder daarvoor te worden beboet, dan moet er een list worden verzonnen. Een gemeente die een gevaarlijk kruispunt wil aanpakken of een school wil laten bouwen, zit voor hetzelfde dilemma. Niets doen is in beide voorbeelden geen optie. Ten eerste kunnen veel investeringen niet wachten. En verder is nog minder investeren schadelijk voor de toch al in een recessie verkerende economie.
Eigenlijk is er – naast temporiseren – dan maar één escape: verhoging van de lokale lasten. Dat voorkomt dat de decentrale overheden geld moeten lenen bij de banken. Oneindig veel ruimte hebben de gemeenten, provincies en waterschappen overigens niet. Voor gemeenten geldt al een wettelijk plafond en de waterschappen hebben met het Rijk een gematigde ontwikkeling van de lokale lasten afgesproken.
Maar een lokale lastenstijging van ongeveer 4 procent behoort zeker tot de mogelijkheden. En dat dan dus keer drie. Dat tikt aan op het CPB-telraam.
Als de overheid Nederland kon redden, dan hadden wij geen staatsschuld en hadden wij geen bedrijven nodig.
Ons handelsstelsel is kapitalistisch wat dus inhoudt dat goederen en diensten geleverd worden door bedrijven en deze reageren volgens andere normen, namelijk de markt en niet de overheid.