Verstrikt in het web
De ontevredenheid over gemeentelijke websites is groot – niet in de laatste plaats onder gemeenten zelf. Maar samen naar één webarchitectuur is een moeilijk begaanbare weg.
Zelfs rasoptimist Wiep Hamstra moest wel even zuchten toen ze twee maanden geleden haar interview in de Staatscourant uit 2007 teruglas. ‘Overheidswebsites zijn zelden gebruiksvriendelijk’, luidde de kop. De ‘webrichtlijnen’ waaraan ook gemeenten toen al anderhalf jaar moesten voldoen, bleken door een ‘overdonderende minderheid’ van de gemeenten te worden toegepast.
Anno 2012 is er nagenoeg niets veranderd: nog steeds voldoen gemeenten nauwelijks aan de Webrichtlijnen, een set van 95 ijkpunten op het gebied van kwaliteit en toegankelijkheid. ‘Gemeenten associëren webrichtlijnen met iets heel ingewikkelds, terwijl het eigenlijk om iets heel vrolijks gaat, namelijk toegankelijkheid’, zegt webspecialist Hamstra.
Maar ook op rijksniveau ziet men de lol er niet meer van in. Daar leidde de gemeentelijke lankmoedigheid vorige maand tot parlementaire verontwaardiging. Minister Spies beloofde de vaste Kamercommissie een Algemene Maatregel van Bestuur wanneer gemeenten voor het einde van dit jaar nog steeds niet voldoen aan de richtlijnen.
‘En als gemeenten zich daar niets van aantrekken?’, vraagt Marcel Meijs zich uitdagend af. Hij is gemeentesecretaris van Enschede en voorzitter van de Vereniging van Gemeentesecretarissen. ‘Ik weet zeker dat het geklungel nog rustig een jaar mag doorgaan hoor.’
Eigen logo
Ook stichting Waarmerk drempelvrij.nl, die de kwaliteit van onder meer gemeentelijke websites controleert en in sporadische gevallen het waarmerklogo toekent, heeft er geen vertrouwen in dat er nu wel iets van terechtkomt. Het stichtingsbestuur, bestaande uit belangenorganisaties, stelt voor om alle gemeentelijke websites en hun content managementsystemen (cms) volledig te wissen van de evenzovele servers waarop ze draaien.
‘In een tijd van bezuinigingen is het een goed idee om gezamenlijk één toegankelijk websitesysteem te bouwen waarin iedere gemeente een eigen logo, kleur en informatie kan plaatsen. Daarmee voorkom je dat iedere gemeente een eigen websitesysteem moet laten bouwen’, aldus drempelvrij.nl. Bovendien beschikken alle gemeenten dan in één keer over een site die voldoet aan de Webrichtlijnen.
Kostenbesparing
Eén techniek achter alle gemeentelijke websites. Meijs kan zich er wel in vinden. Zijn gemeente Enschede maakt samen met 29 andere deel uit van de coöperatie Dimpact, die gezamenlijk een webleverancier inkoopt. GovUnited is een tweede voorbeeld van samenwerking. ‘Het is efficiënt, heeft kwaliteit en continuïteit. De look and feel is uniek en exclusief van jouw gemeente, maar de techniek erachter is gezamenlijk aanbesteed.’
Aik van Eemeren, werkzaam voor diverse netwerken van overheidsmanagers, denkt dat er veel meer gezamenlijk kan. ‘90 procent van de producten en diensten op gemeentesites is hetzelfde. Je moet iedere gemeente haar eigen identiteit laten, maar door architectuur gezamenlijk te laten bouwen, kun je enorme kostenbesparingen realiseren.’ De prijzen nu variëren van tienduizenden tot honderdduizenden euro’s, al is vergelijking moeilijk doordat gemeenten verschillende kostenposten onder het product website schuiven.
Tof Thissen, directeur van het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING), wil het beeld nuanceren. ‘Als we aan het begin van de internetrevolutie waren begonnen met het idee van een gemeenschappelijke webarchitectuur voor alle gemeenten, dan had nu nog geen enkele gemeente iets gehad. Het is goed dat gemeenten zelf het initiatief hebben genomen.’
Bestuurlijke angst
Hoewel de geschiedenis verklaart waarom gemeenten allemaal voor zichzelf zijn begonnen, is het de vraag waarom ze in technisch opzicht nog nauwelijks aan een gezamenlijke standaard werken, terwijl de onvrede over de kwaliteit van de huidige generatie sites groot is. Ten eerste is er een financieel argument.
Anoniem wil iemand het wel zeggen: ‘Gemeenten hebben nog te veel geld en kunnen het zich permitteren om alles zelf te doen.’ Ten tweede speelt de angst voor verlies van autonomie. ‘Samenwerking op bedrijfsvoering wordt belemmerd door bestuurlijke angst’, zegt Van Eemeren. ‘Dat geldt dus ook voor het samen bouwen aan webarchitectuur.’ Maar met autonomie heeft het allemaal niks te maken, vindt ook Meijs. ‘Het gaat over samenwerking die moet leiden tot kostenbesparing en betere dienstverlening. Geen enkele burger zal een bestuurder daarop aanspreken als verkwanseling van de autonomie. Misschien dat door de bezuinigingen het besparingsargument wat zwaarder gaat tikken dan het oneigenlijke argument van de autonomie.’
Ten derde is er de macht van de bouwers. Volgens Marijke van Grafhorst, ambtelijk secretaris van drempelvrij.nl laten ‘onkundige gemeenten zich overbluffen door bureaus, die bouw, onderhoud en licenties in een pakket verkopen, zelfs als het gaat om open source software. Die ruimte moeten ze niet krijgen.’
Herko Coomans, voor KING bezig met de implementatie van de Webrichtlijnen, kent de gemeentelijke websitemarkt op zijn duimpje. ‘Die is niet dynamisch. Er zijn een paar grote spelers die je niet zomaar opzij schuift.’
Skills
Coomans wijst – ten vierde – op de stand van zaken rondom het webdenken in gemeenteland zelf. Terwijl iedereen de mond vol heeft van web 2- of zelfs 3.0 bevinden de meeste gemeenten zich volgens hem nog in het 1.0-stadium. ‘Je kunt er met normale organisatieontwikkelingsmodellen naar kijken. Een website begint activiteitgericht: iedereen binnen de gemeentelijke organisatie wil vanuit zijn werkzaamheden een plekje op de site. De volgende stap is procesgericht: kijken hoe je de onderdelen op elkaar kunt afstemmen.
Dat mondt uit in de stap naar een systeemgerichte benadering: de gemeente, dat ben je gezamenlijk. Gemeenten zitten door de bank genomen bij fase één. Om bij fase drie te komen, moet je ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de directeur ruimtelijke ordening en de raadsgriffier elkaar begrijpen.
Dat lukt nu niet, omdat degene die dit begrip moet organiseren iemand is die vanwege technische skills de website beheert en niet vanuit het vermogen tot organisatieverandering. Ik denk dat het nog wel een jaar of drie tot vijf duurt voordat de meeste gemeenten zover zijn. Pas dan is het logisch om ook de website zo in te richten.’
Mislukkingen
Gaat het ervan komen, één gezamenlijke webarchitectuur voor gemeenten? Als het aan Van Eemeren ligt wel. ‘In principe is het simpel. Almere heeft momenteel de beste website. Maak alle templates van die site beschikbaar en laat andere gemeenten dat kopiëren. Maar dat zal wel niet mogen van de bouwer. Ik ben zelf van plan om een aantal gemeenten met plannen voor een nieuwe website bij elkaar te zoeken, om samen iets te bouwen dat voldoet aan de Webrichtlijnen. Andere gemeenten mogen dat dan overnemen.’
Meijs hoopt op meer sturing vanuit het rijk. ‘Topdown ja, van mij mag de minister dat doen.’ Van Grafhorst van de stichting Waarmerk drempelvrij.nl heeft al meerdere pogingen gedaan. ‘Maar eerst wilde de minister niet omdat er geen goede voorbeelden waren van zo’n gemeenschappelijke architectuur. Nu zijn die er wel: de rijksoverheid zelf is een voorbeeld en ook de waterschappen zijn ermee bezig. Maar nu is het argument opeens dat het Huis van Thorbecke heilig is. Den Haag wil gewoon niet.’
Thissen snapt dat wel. ‘De ICT-mislukkingen van bovenaf zijn talrijk, dus de minister kijkt wel uit om dit van bovenaf op te leggen.’ Zelf gelooft hij in de kracht van decentraal – ‘stap voor stap, van onderop’ – maar begint vanuit een fase voorbij Coomans’ systeemgerichte denken: gemeenteoverstijgende ketensamenwerking.
‘KING heeft het idee van de basisgemeente gelanceerd, met het oog op een aantal grote decentralisaties. Daarbinnen bouwen we de portal ‘Mens Centraal’, waarin gemeenten en ketenpartners écht integraal kunnen werken in het sociale domein. Het is onderdeel van een verleidingsstrategie. Als dat goed lukt, dan is het een kwestie van tijdvoordat gemeenten zeggen: waarom doen we andere dingen niet ook samen?’
‘Twee fte genoeg voor goede website’
‘Maak de website die de organisatie aankan.’ Dat is het simpele advies van webspecialist Wiep Hamstra. ‘In de praktijk blijkt dat er enorm veel tijd gestoken wordt in dingen waar niemand iets mee doet. Blogjes die niet worden bijgehouden of gelezen. Allerlei digitale producten waar niemand op zit te wachten. Als je die er allemaal afknipt, dan kun je met een of twee fte een hele goeie website draaien, die ook nog eens voldoet aan alle verplichte Webrichtlijnen.’
Volgens Hamstra bouwen gemeenten websites met eigentijdse ambities, maar op de manier van de jaren ‘90. ‘Het gaat over integratie, klantcontactcentra, van buiten naar binnen, noem maar op. Maar als je ermee aan de slag gaat, dan heeft niemand tijd.’ ‘De gemeenten waar het nu beter gaat, hebben een centrale redactie, waarin webprofessionals bepalen wat de belangrijkste taken zijn. Dus niet 80 procent tijd steken in 20 procent van wat we nooit meer terugzien.
Maar alles richten op paspoorten, vergunningen, dat soort dingen. Als klant wil je geen pdf van een afvalkalender downloaden, waarna je je nog steeds scheel moet zoeken om te zien of je de grijze of groene bak moet buitenzetten. Bij gemeenten die zich realiseren dat hun website vooral dienstverlening is, voer je je postcode en huisnummer in en dan zie je het meteen.’
Wiep Hamstra schreef het boek ‘Het geheim van de overheidswebsite’, dat binnenkort gratis is te downloaden via het ministerie van BZK.
Op 18 april organiseert de Vereniging voor OverheidsManagement het Reuring! Café onder de titel ‘Opgelegd vertrouwen over ICT-samenwerking’. Zie www.vom-online.nl.
Overheid.nl doet daar een schepje boven op, door allerlei eisen te stellen aan een producten- en dienstenpagina in een digiloket. Dit hele loket op zich is al een zeer ongebruiksvriendelijk ding. Hoe weet de burger nu of 'de stoep schoonmaken' een prioduct of dienst is of dat dit valt onder 'melding openbare ruimte'?
Dat daarna Almere als beste gemeentelijke website wordt genoemd is ook twijfelachtig. Ik heb zelf het vermoeden dat eerstgenoemde expert Wiep Hamstra het daar bijvoorbeeld niet mee eens is.
Zoals hierboven gezegd