Geogov-project bekijkt relatie overheid-burger
Ruimtelijke informatie wordt nog weinig ingezet bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het betrekken van burgers bij het overheidsbeleid. Geogov, een vierjarig onderzoeksprogramma, moet daarin verandering brengen.
Ruimtelijke informatie wordt nog weinig ingezet bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en het betrekken van burgers bij het overheidsbeleid. Geogov, een vierjarig onderzoeksprogramma, moet daarin verandering brengen.
Dr. Miriam Lips, verbonden aan het Centrum voor Recht, Technologie en Samenleving van de Tilburgse Universiteit, heeft de wetenschappelijke leiding over het project, waarbij ook de Erasmus Universiteit is betrokken en dat zowel fundamenteel als toegepast onderzoek omvat. “In Engeland en de VS wordt GIS, geografische informatiesystemen, veel meer ingezet, ook in de communicatie tussen bestuur en burger. Waarom dat hier minder is, weet ik niet. Dat is een van de zaken om te onderzoeken. Mogelijk komt het doordat bij ons veel energie is gestoken in het online brengen van overheden.”
Intussen hebben ruimtelijke informatie en de technologie om daarmee te werken, grote potenties. Veel gegevens zijn plaatsgebonden. Voor de hand liggend zijn die over wegen, gebouwen en nutsleidingen. Maar persoonsgerelateerde gegevens (gezondheid, opleiding, inkomen) kunnen via het adres ook plaatsgebonden worden gemaakt. Zeker het combineren van data uit verschillende beleidssectoren en deze presenteren in kaartjes kan veel inzicht verschaffen. Dat is tegelijk ook een rem, kan zonder onderzoek worden vastgesteld, want organisaties zitten niet altijd te wachten op zulk inzicht, dat discussies kan opleveren over prestaties, taakverdeling, verantwoordelijkheden en autonomie. Naast aldus opspelende menselijke factoren ziet Lips eilandautomatisering het combineren van data uit meerdere bronnen nogal eens hinderen, al worden op standaardisatievlak wel vorderingen gemaakt.
Randvoorwaarden
Het Geogov-programma, dat van zijn onderzoeksbudget de helft (zo’n 500.000 euro) financiert uit een BSIK-subsidie voor versterking van de kennisinfrastructuur, kijkt naar mogelijkheden en implicaties van en randvoorwaarden voor de inzet van ruimtelijke informatie in relaties tussen overheid en burgers bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Als voorbeeld noemt Lips inspraak bij de inrichting van de omgeving en de maatschappelijke implicaties die een GIS-webapplicatie daarbij kan hebben. Met 3D-visualisatie kan een geprojecteerde parkeergarage van alle kanten worden bekeken, evenals de gevolgen van het kappen van een rij populieren die ervoor moet wijken. Dat is andere koek dan een statisch plaatje met voor- en zijaanzicht. “Het levert allerlei vragen op. Je hoeft niet meer naar een zaaltje met tweehonderd medebewoners, maar doet het achter je pc. Op een tijd die jou uitkomt. Hoe werkt dat in op ambtenaren, die gewend zijn in één keer een totaalreactie te krijgen? Wat is de status van al die individuele inbreng, die burgers via Internet leveren?”
Juridisch
GIS-gebruik heeft ook organisatorische implicaties, zoals de al genoemde vrees dat de technologie als een röntgenopname van alles blootlegt. “Elke organisatie heeft gewoonten, rituelen, procedures. Die kunnen duidelijk worden bij e-mail. Burgers zien dat als snel medium en verwachten spoedig antwoord, maar organisaties houden soms gewoon hun zeswekentermijn aan. Dat geeft spanning.” Voorts kun je vanuit politiek-bestuurlijk perspectief naar de materie kijken: “Wat doen bestuurders met de inzichten die op deze wijze ontstaan? En als ze goede ervaringen opdoen, hoe zetten ze het dan breder in? In welke domeinen, voor welke doelgroepen?” Tenslotte noemt ze de juridische kant. “Offline is veel geregeld, maar gelden online dezelfde regels? Hoe lang mag je locatiegegevens van burgers bewaren, bijvoorbeeld wanneer Rijkswaterstaat met SMS-berichten het fileprobleem probeert te verkleinen? Het zijn vaak nieuwe soorten gegevens in de relatie burger-overheid, wat mag die ermee doen? En moet de burger daar eerst toestemming voor geven? Wanneer de overheid iemand in een rampsituatie met een SMS-bericht kan redden, zal hij achteraf niet gauw protesteren als hij daarvoor geen toestemming had gegeven, maar toch is de vraag relevant. Waar ligt de grens?”
Kennisateliers
Veel vragen kortom, die onder meer beantwoord moeten worden in promotieonderzoeken. Eén richt zich op de vraag waarom ruimtelijke-informatiesystemen goed zijn doorgedrongen in de technische hoek en veel minder op bestuurskundig vlak. Welke rol zouden ze daar kunnen spelen? Een ander bestudeert rampenbestrijding en de communicatie daarbij. Een derde beleidsontwikkeling. Lips noemt nog eens de filebestrijding. “Beleidsmaatregelen worden dan realtime genomen, op basis van steeds nieuwe, burgergebonden informatie. Wat is de rol van de burger daarin en hoe beïnvloedt het zijn relatie met de overheid? Je kunt het bijna een location based service noemen. Veel speelt zich ook af op het snijvlak van beleidsontwikkeling en dienstverlening. De relatie wordt interactiever, de burger krijgt meteen iets terug. Hoe moet je het ambtelijk apparaat daarop inrichten? Normaal neemt een bestuur besluiten, die ambtenaren dan uitvoeren. Nu komt het aan op het delegeren aan ambtenaren. Of misschien aan de technologie.”
Toepassingsgericht onderzoek vindt onder meer plaats in ‘maatschappelijke kennisateliers’, waar betrokkenen bij een bepaald thema binnen de universitaire omgeving (‘minder vast aan hun belangen’, zegt Lips) worden bijeengebracht. Het eerste jaar gaat het over ‘welstand’. “Wie een dakkapel wil plaatsen, krijgt te maken met regels, die vaak ondoorzichtig zijn. Wij willen dat transparanter maken en kijken of je daarvoor standaarden kunt afspreken. Dat je in een kaart een locatie aanklikt en een afbeelding van het huis krijgt plus de regels die erop van toepassing zijn.” (Peter Mom)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.