Vertrouw niet altijd op de bedrijfsarts
Een depressieve ambtenaar verscheen enkele weken niet op kantoor, terwijl hij voor vijftig procent geschikt was te werken. Mocht de gemeente Utrecht hem ontslaan? Of kon de ambtenaar de ontoelaatbaarheid van zijn afwezigheid zelf niet inzien?
'In de clinch' is een rubriek waarin jurist/columnist Michel Knapen actuele zaken in het ambtenarenrecht belicht.
Jarenlang gaat het goed met Mark Semmels*, ambtenaar bij de gemeente Utrecht. Maar vanaf 2015 – hij is dan dertien jaar in dienst – is hij geregeld ziek, voornamelijk vanwege psychische klachten. Daarbij overtreedt hij meerdere keren de regels voor ziekteverzuim, wat hem enkele (disciplinaire) straffen oplevert. Als hij in 2017 over een periode van vier weken weigert zijn werk te hervatten, behoudens enkele dagen, volgt strafontslag met onmiddellijke ingang. Volgens de bedrijfsarts kon hij voor vijftig procent werkzaamheden verrichten.
Maar was dit plichtsverzuim ook toerekenbaar? Het college erkent de psychische problematiek bij Semmels, maar van de bedrijfsarts en van een psychiater begrijpt het college dat Semmels ten tijde van het plichtsverzuim in staat was de gevolgen van zijn gedragingen (niet op het werk verschijnen) te overzien. Het plichtsverzuim is hem dus toe te rekenen. De rechtbank Midden- Nederland is het daar niet mee eens: omdat er al vóór het ontslag aanwijzingen waren die konden duiden op mogelijk verminderde toerekenbaarheid, had het college dit beter moeten onderzoeken. Het straf ontslag wordt vernietigd, het college gaat in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Volgens vaste rechtspraak is sprake van toerekenbaar plichtsverzuim als een ambtenaar de ontoelaatbaarheid van het verweten gedrag heeft kunnen inzien en overeenkomstig dat inzicht heeft kunnen handelen. Zonder dit inzicht of het vermogen ernaar te handelen, kan het verweten gedrag de ambtenaar niet worden toegerekend.
Als Semmels niet in staat was om in te zien dat hij die periode moest werken, dan valt het niet-verschijnen hem niet toe te rekenen. Zelfs al zou hij nog wel over (enig) gewetensbesef hebben beschikt en over (enig) vermogen om dienovereenkomstig te handelen, dan nog kan het zo zijn dat er meer aan de hand was dan door de werkgever is aangenomen, vindt de Raad. Dan kan het best zo zijn dat hij (psychisch) te ziek was om voor vijftig procent te kunnen werken.
Op advies van de bedrijfsarts werd in april 2016 een psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek de zware problematiek en een of meerdere DSM-diagnoses, waarbij een multidisciplinaire aanpak binnen de specialistische GGZ noodzakelijk is.
De werkgever besloot het behandelplan niet te laten uitvoeren: die wilde wel een snel herstel van Semmels, maar behandeling werd gezien als zijn eigen verantwoordelijkheid. De bedrijfsarts die het onderzoek kende, ging niet in op Semmels’ ‘zware problematiek’. De psychiater, die het onderzoek ook had gezien, zag wel de depressieve klachten maar vond dat niet is op te maken in hoeverre Semmels depressief was ten tijde van het niet-verschijnen op het werk, en ook niet of een depressie toen zijn gedrag heeft beïnvloed.
Om na te gaan of Semmels in staat was de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag in te zien en dienovereenkomstig te handelen, was aanvullend psychiatrisch en neuropsychologisch onderzoek nodig.
Volgens de Raad mag een werkgever afgaan op adviezen van de bedrijfsarts. Maar in dit geval viel niet uit te sluiten dat de bedrijfsarts de psychische problematiek van Semmels had onderschat. Nu het college ervoor heeft gekozen het door de psychiater geadviseerde nadere onderzoek niet te laten uitvoeren, is het ontslagbesluit is terecht vernietigd, aldus de Raad (uitspraak 17 juni 2021).
* De naam is gefingeerd.
ECLI:NL:CRVB:2021:1441
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.