Tweedeling jong-oud dreigt op gemeentelijke werkvloer
Gemeentelijke werkgevers en vakbonden zien een ‘generatieconflict’ aankomen op de werkvloer. ‘Een steeds grotere groep oudere, vooral mannelijke ambtenaren met lange dienstverbanden, komt tegenover de nieuw ingestroomde jongere medewerkers met tijdelijke dienstverbanden te staan.’
Het A+O fonds Gemeenten slaat alarm in de vorige week gepresenteerde Personeelsmonitor 2011. De conclusie van de onderzoekers is dat door de toegenomen aandacht voor bezuinigingen bij gemeenten de arbeidsmarkt op slot komt te zitten. Oudere werknemers blijven zitten waar ze zitten en jongeren komen steeds moeilijker binnen.
Fred Jansen, projectmanager gemeentelijke arbeidsmarkt bij het A+O fonds, spreekt daarom van een tweedeling. ‘Gemeenten die in de begeleidingscommissie van de Personeelsmonitor zitten, waarschuwen daarvoor op basis van eigen ervaringen. Eerst hebben gemeenten ingezet op het terugdringen van het aantal externen, daarna op het niet verlengen van tijdelijke contracten en het slechts selectief vervullen van vacatures’, zegt hij. Gevolg van het feit dat er nog maar een beperkt aantal mensen bijkomt en er veel minder mensen op eigen initiatief weggaan, is dat het instroompercentage in twee jaar tijd is gehalveerd tot 4,7 procent.
Het uitstroompercentage ligt ver onder het gemiddelde over de afgelopen vijf jaar. En wat opvalt is dat het vooral de jonge instroom is die weer snel uitstroomt. Niet omdat ze het weinig naar de zin zouden hebben, maar omdat hun tijdelijke contracten niet worden omgezet in een vast dienstverband. Voor de personeelssamenstelling is dit volgens het A+O fonds ‘een zeer ongunstige ontwikkeling.’
Belangen
Meer nog dan in voorgaande jaren liggen de belangen van de zittende garde ouderen steeds verder uiteen met die van de jonge(re) instromers. Het zal volgens de in het A+O fonds verenigde sociale partners voor gemeenten daarom ook een uitdaging zijn beide groepen aan de organisatie te binden. Een van de oplossingen die Jansen ziet, is het als gemeente blijven investeren in stagiairs en trainees.
Het A+O fonds is bereid daar de komende jaren extra geld in te pompen, maar laat desgevraagd in het ongewisse om hoeveel meer het gaat dan de huidige 1,5 miljoen euro. Het persbericht houdt het bij een ‘forse’ verruiming van de middelen.
Vorig jaar maakte bijna iedere gemeente gebruik van stagiairs. Het ging in totaal om zo’n kleine 11.000. Uitgedrukt als percentage van de totale bezetting in personen, komt dat neer op 6,1 procent. In 2010 was dit nog 6,7 procent. De meeste stagiairs volgen een mbo-opleiding (45 procent) of een hbo-opleiding (33,7 procent). 13,7 procent is bezig met een universitaire studie. Iets meer dan een kwart van de gemeenten heeft trainees in dienst.
Daaronder worden jonge (bijna) afgestudeerde hbo’ers en academici met twee jaar werkervaring verstaan, waarmee de gemeente een intensief opleidingsprogramma is overeengekomen. In totaal waren in de gehele gemeentelijke sector in 2011 bijna 268 trainees werkzaam. Dat aantal is aanzienlijk afgenomen ten opzichte van 2010.
De belangstelling voor traineeships is volgens Jansen desondanks onverminderd groot. Dat er na zo’n traineeship niet altijd een vaste baan inzit, is volgens hem niet het grootste probleem. ‘Niet iedereen zit daar ook op te wachten. Belangrijk is vooral dat je werkervaring kan opdoen. Je moet het zien als een investering in je loopbaan. Die hoeft niet per se een vervolg te krijgen in die gemeente waar je trainee was’, zegt hij.
Limburg en Groningen meest grijs
De gemeentelijke bezetting is weer ouder geworden. De gemiddelde leeftijd steeg met een half jaar tot 46,3 en het aantal 60-plussers is toegenomen tot ruim 16.000. dat is meer dan een verdubbeling van het aantal van vijf jaar geleden. Inmiddels zijn vier op de tien gemeenteambtenaren langer dan tien jaar in dienst.
In de provincies Groningen en Limburg zijn gemeenteambtenaren gemiddeld genomen het oudst, met respectievelijk 47,4 en 47,1 jaar en in de provincie Overijssel en Zuid-Holland het jongst (beide 46 jaar). Vooral boven de 50 is er sprake van een sterke oververtegenwoordiging van mannen. Als gevolg van de verschillende leeftijdsopbouw zijn werkzame vrouwen gemiddeld wat jonger dan werkzame mannen.
Download hier de Personeelsmonitor 2011
Dit heeft tot gevolg dat de kansen voor mensen die in de tweede helft van hun loopbaan zitten alleen maar groter worden. Concurrentie met anderen blijf je houden. Je zult daar jezelf zo sterk mogelijk in moeten maken en kunt proberen je werkgever daarbij om hulp te vragen.
MBT Bas: de vergelijking tussen kosten vast medewerkers en uitzendbureaus wordt wel erg scheef getrokken door je. Het loon dat iedere vaste medewerker krijgt staat niet gelijk aan de kosten die een werkgever kwijt is voor je. Iedere werkgever betaalt ook sociale lasten en investeert in faciliteiten en personeel die die faciliteiten regelen voor mn het vaste personeel. Zo worden ook de kosten voor jouw OR en GO gewoon door jouw werkgever betaald.
Daarnaast vergeet je dat veel organisaties juist kiezen voor flexibiliteit. En dan heb je uitzend-, detachering-, interim en adviesbureaus nodig die je zekerheden bieden als je de werkkracht en kennis van tijdelijke mensen nodig hebt. Die bureaus investeren in hun netwerk en daarnaast nemen ze (muv bij uitzenden) het risico dat ze salaris moeten doorbetalen, terwijl ze geen inkomsten hebben.
Het komende weekend begint het EK. Er staan maar 11 spelers in het veld, en toch bestaat een selectie uit 23 spelers. Meer flex, dan vaste spelers! De begeleidingstaf er omheen moeten er voor zorgen dat de prestaties zo goed mogelijk zijn. En zonder alle mensen die er meer zijn dan die 11 die op het veld zijn, wordt de kans op succes zeer gering. Daarmee kun je gerust een vergelijk trekken met organisaties. De verhoudingen vast/flex zijn wel anders, maar zonder flex en met alles vast is het risico (en bijbehorende kosten) wellicht een stuk groter voor het behalen van een gewenst resultaat en een gezonde boekhouding.