Plan voor meer jongere EU-ambtenaren
Ze zijn oud en met te weinig: de Nederlandse ambtenaren bij instellingen van de Europese Unie. Buitenlandse Zaken zet daarom in op meer detacheringen van rijksambtenaren. En minister Blok meldt de Kamer dat hij steviger gaat lobbyen voor het binnenhalen van ambtelijke topposities.
Nederland ondervertegenwoordigd in Brussel
Uit een rapport van de Europese Commissie over de geografische balans van haar personeelsbestand blijkt dat Nederland is ondervertegenwoordigd binnen die instelling. Het streefcijfer van de Europese Commissie voor Nederlandse personele vertegenwoordiging is 3,9 procent van het gehele personeelsbestand. Nederland komt echter niet verder dan 1,9 procent. Als de vertegenwoordiging niet op korte termijn stijgt, zal ons land zijn evenredige vertegenwoordiging in de hogere rangen niet kunnen vasthouden. Door pensionering verslechtert de vertegenwoordiging daar namelijk snel: van de vaste Nederlandse EU-ambtenaren is 22 procent 58 jaar of ouder. Daarmee is Nederland na Luxemburg, Ierland, Griekenland en Portugal de lidstaat met de meest vergrijsde vertegenwoordiging in de EU. Van alle EU-ambtenaren is 14 procent 58 jaar of ouder.
Het aantal Nederlandse ambtenaren bij de Europese Commissie laat al sinds 2008 een dalende trend zien. De ondervertegenwoordiging is volgens minister Blok van Buitenlandse Zaken onwenselijk voor zowel de Europese instellingen als voor Nederland. ‘De legitimiteit van de instellingen stijgt naarmate zij herkenbaarder functioneren voor de burgers. Landgenoten helpen hierbij. Mensen die vanuit een Nederlands denk raam en een Nederlandse stijl van werken opereren in de EU, zorgen voor betere aansluiting bij de Nederlandse realiteit.
Voor Nederland zelf vormen de Nederlanders een informeel laagdrempelig netwerk tussen het rijk en de EU-instellingen. Dit bevordert de informatie-uitwisseling in alle fases van de EU-besluitvorming, wat essentieel is in de huidige Unie om de Nederlandse inzet te kunnen realiseren.’ Tevens vormen de Nederlandse EU-ambtenaren volgens Blok ‘een peilstok’ voor wat er op EU-niveau speelt en hebben zij vaak goed zicht op vrijkomende posities.
Zwaar examen
Er zijn meerdere oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van Nederland bij de EU. Het betreft onder meer het goede leefklimaat en de carrièremogelijkheden in Nederland, partnerproblematiek, het niet altijd positieve imago van de EU als werkgever en de werkcultuur binnen de EU, die op nogal wat punten afwijkt van die in Nederland.
Daarnaast blijken ook de lange Europese selectieprocedures (EPSO), met een zwaar entree-examen – het zogeheten ‘concours’ – als toegangspoortje, een belangrijke horde voor Nederlanders. De selectieprocedures rusten op een andere, meer Franse bestuurscultuur en sluiten slecht aan op ons onderwijssysteem. Samen met lidstaten als Denemarken, Ierland en Zweden, die met soortgelijke problemen kampen, lobbyt Nederland bij de Europese Unie voor selectieprocedures die beter aansluiten op de praktijk in lidstaten.
Toch geeft het kabinet prioriteit aan de vertegenwoordiging van Nederlandse ambtenaren in vaste dienst bij de Europese instellingen via een concours. Dat wordt als de beste manier gezien om een goede vertegenwoordiging van Nederlanders op de langere termijn en in de hogere functies te bevorderen. ‘Ambtenaren in vaste dienst hebben immers de meeste kans om door te stromen naar management- en andere topfuncties’, aldus Blok. Dat neemt niet weg dat het kabinet zich ook inzet voor manieren om Nederlanders te ondersteunen bij een tijdelijke positie bij de Europese instellingen. Zij zorgen ervoor dat Nederland op ambtelijk niveau is vertegenwoordigd.
Bovendien blijkt dat deelnemers met eerdere EU-ervaring een hogere slagingskans hebben voor de EU-selectieprocedures. Ook wordt de drempel om te solliciteren bij de EU lager. Het kabinet meent dan ook dat werken bij de EU een normaal onderdeel moet zijn van een carrière binnen het Nederlandse openbare bestuur. ‘Naarmate meer Nederlandse ambtenaren een deel van hun carrière in het Europees werkveld doorbrengen, bouwt de rijksdienst als geheel expertise en ervaring met EU-besluitvorming op. Dit is essentieel gezien de invloed van de Europese Unie op vrijwel alle terreinen van het Nederlandse openbare bestuur.’
De ondersteuning die de overheid daarbij kan bieden, varieert van het begeleiden van Nederlanders die een vaste baan bij de EU ambiëren, het opdoen van EU-ervaring aan het begin van een carrière in het Nederlandse openbare bestuur tot het detacheren van Nederlandse ambtenaren vanuit de rijksoverheid – of een ander onderdeel van de Nederlandse overheid – en het bevorderen van benoemingen op hoog ambtelijk niveau.
Herintroductie beurs
Wat betreft het begeleiden van Nederlanders die een vaste baan bij de EU ambiëren, zal Werken bij de EU – een onderdeel van Buitenlandse Zaken – meer inzetten op kansrijke Nederlandse ambtenaren. Voor de beginnersfuncties wordt een promotiecampagne gericht op jonge ambtenaren. Voor de iets hogere functies gaat het ministerie gericht zoeken naar kansrijke kandidaten. Het kabinet onderzoekt verder hoe de rijksoverheid de ‘alumni’ van de EU-selectieprocedures kan begeleiden tot zij daadwerkelijk een EU-baan vinden.
Intensievere begeleiding van die groep kan relatief eenvoudig en snel de instroom in de EU-instellingen bevorderen. Daarnaast is Werken bij de EU bezig om met een nieuwe communicatiestrategie de EU beter te positioneren op de Nederlandse arbeidsmarkt onder studenten, bijna-afgestudeerden en young professionals.
Het kabinet wil met name de instroom binnen de kleinere en minder bekende EU-traineeships bevorderen, zoals de traineeships van de Raad van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer en het Europees Hof van Justitie. Verder overweegt het kabinet opnieuw beurzen te geven om te studeren aan het Europacollege in Brugge en Warschau. Die beurzen waren afgeschaft. Het kabinet wil meer aandacht voor werken bij de EU en voor het EU-concours voor medewerkers in het beginstadium van hun carrière. Trainees bij het rijk worden nu al aangemoedigd een van hun plaatsingen in te zetten als gedetacheerde bij de Permanente Vertegenwoordiging, of onder het National Experts in Professional Training- programma bij een EU-instelling, waarmee zij de EU leren kennen. Hoewel die rijkstrainees op moment van detacheren niet noodzakelijkerwijs een EU-carrière nastreven, nemen zij die EU-ervaring mee naar Nederland en wordt de drempel om deel te nemen aan een EU-selectieprocedure lager.
Ook het Junior Professional in Delegation- programma (JPD) biedt mogelijkheden EU-ervaring op te doen. Voor dit tweejarig programma, waarvoor lidstaten vrij zijn om boven op de twee vaste plaatsen extra plaatsen te financieren, geldt dat deelnemers vol meedraaien op een EU-delegatie. Het kabinet gaat onderzoeken in hoeverre het carrièreperspectief binnen de EU van JPD-deelnemers verbetert. Als dat significant is, beoogt het ook voor de volgende ronde in 2021 extra plaatsen te financieren.
Strategisch belang
De instroom via de EU-selectieprocedures van het EPSO blijft voor de langere termijn de effectiefste manier om een goede personele vertegenwoordiging binnen de Europese instellingen te garanderen. Invloed op de uitkomsten van die EPSO-procedures heeft Nederland niet. Wel zou het contingent Nederlanders kunnen worden aangevuld met detacheringen. De grootste groep gedetacheerde Nederlanders wordt gevormd door de uitgezonden nationale experts, de zogeheten END’ers. Dat zijn er zo’n tachtig tot negentig. Het kabinet streeft ernaar dat END’ers op plaatsen werken die voor Nederland van strategisch belang zijn. Verder wordt onderzocht hoe strategische detacheringen steviger kunnen worden verankerd in het rijksbrede HR-beleid. Ook de begeleiding van gedetacheerde ambtenaren en hun terugkeer naar Nederland krijgt meer aandacht. Blok: ‘Het carrièreperspectief na een detachering bepaalt immers ook het succes van een detachering, en de bereidheid van kandidaten om te worden gedetacheerd.’
Voor benoemingen op het allerhoogste ambtelijke niveau zet het kabinet in op ‘een goede lobby’. Daarvoor is het volgens Blok essentieel via het informele circuit zicht te hebben op functies die vrijkomen, naast de reguliere vacatures die worden gepubliceerd. Vervolgens dient een keuze te worden gemaakt voor de functies waar Nederland op wil inzetten, gebaseerd op onder andere de zwaarte ervan en op de prioriteiten van het kabinet. Op basis daarvan kunnen potentiële kandidaten worden geïdentificeerd en kan de lobby beginnen. Om op termijn tot een grotere pool van potentiële kandidaten voor topposities te komen, wijst Blok er op hoe essentieel het is om stappen te zetten in de instroom en doorstroom op lagere niveaus.
Bezettingsgraad
De gewenste bezettingsgraad voor de Europese Commissie, het Secretariaat- Generaal van de Raad en het Comité van de Regio’s is 3,9 procent. In de berekening daarvoor worden het aandeel in de EU-bevolking, de leden van het Europees Parlement en stemmen in de Raad meegenomen.
Volgens de Commissie zijn er de volgende aantallen Nederlandse ambtenaren (cijfers uit 2018): Europees Parlement: 63 (2,5 procent) Secretariaat-Generaal van de Raad: 32 (2,4 procent) EDEO: 32 (3,4 procent) Europees Economisch Sociaal Comité: 10 (3,1 procent) Comité van de Regio’s: 6 (2,1 procent).
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.