Meer produceren in minder uren
Een economie kan op twee manieren groeien: of je werkt productiever, of je werkt meer uren. Econoom Alfred Kleinknecht zet in op het eerste.
Econoom Alfred Kleinknecht bezingt al jaren de voordelen van een krappe arbeidsmarkt. Werknemers kunnen hogere lonen vragen, wat goed is voor de koopkracht. Laagproductieve bedrijven leggen het loodje; mensen die daar werkten, kunnen terecht bij bedrijven die wel innoveren en productief zijn. Dat is weer goed voor de economie en dan valt er ook meer geld te verdelen.
Giftig
‘Ik werd haast voor gek verklaard vanwege mijn kritiek op de loonmatigingspolitiek’, antwoordt emeritus hoogleraar economie Alfred Kleinknecht als ik hem aan het eind van het interview vraag waarom wij zijn visie op de krappe arbeidsmarkt in de afgelopen jaren niet vaker hebben gehoord. ‘Ik uitte die in mijn inaugurele rede aan de Vrije Universiteit in 1994. Dat werd als schandalig ervaren. De kranten stonden er vol van. Zelfs politici op links en vakbonden reageerden giftig.’
Hollandse ziekte
Op de eerste dag na de hittegolf mag Kleinknecht (1951) onder het genot van een kop koffie in de sfeervolle Haagse Stationshuiskamer uitleggen wat dat controversiële verhaal dan is. Maar eerst wil hij over de oorsprong van de reacties vertellen. ‘Die ligt in de angst voor massawerkloosheid die vanaf eind jaren 70 heerste. Speciaal in Nederland heeft de “Hollandse ziekte”, de overgewaardeerde gulden, veel werkgelegenheid gekost. In de jaren 90 bracht dat de polder tot drie beleidsprioriteiten: werk, werk en nog eens werk. Maakt niet uit hoe. Beter een slechte baan dan geen baan.’
Marktdenken
Uit concurrentieoverwegingen kwamen er dubieuze constructies, zoals belastingontwijking op de Zuidas, vertelt Kleinknecht. ‘Hoofdkantoren moesten hiernaartoe komen. Om diezelfde reden werd aan het milieubeleid vooral lippendienst bewezen: niet te hard van stapel lopen, want dat schrikt investeerders af. Echt marktdenken: “Het is eigenlijk in het belang van de werklozen dat hun lonen dalen, want dan hebben ze meer kans om werk te vinden. En het is ook in hun belang om flexibele banen te hebben, waarin je gemakkelijk ontslagen kunt worden, want dan kunnen ze gemakkelijker worden aangenomen.” Van dergelijke redeneringen is het hele beleid doordesemd. Het is de eerste keer dat ik dit verhaal kan vertellen, terwijl er geen angst meer is voor massawerkloosheid. Rechtse economen klagen nu al dat we maar 3 procent werklozen hebben en vinden dat dus de rente van de ECB omhoog moet.’
Flexibel ontslag bevordert risicomijdend gedrag
En wat is dan de verklaring voor die huidige krappe arbeidsmarkt?
‘Dat is een ander verhaal. Tot eind jaren '70 leefde het keynesiaanse denken: een verzorgingsstaat met een sociaal vangnet en streven naar een werkloosheid van liefst nul. Toen kwam de neoliberale revolutie die zegt dat de verzorgingsstaat niet de oplossing is, maar het probleem: mensen worden door uitkeringen ervan weerhouden om slechter betaald werk aan te nemen. Zelfs de PvdA ging daarin schoorvoetend mee, denk aan de WAO-crisis in 1993. De neoliberalen zeiden: we moeten niet meer streven naar volledige werkgelegenheid, maar naar een (hogere) “natuurlijke” werkloosheid. In Nederland is dat 4,5 procent, pakweg een half miljoen mensen. Dan is er voldoende concurrentie voor de banen, “want werkgevers moeten ook iets te kiezen hebben”. Er zijn nu economen die tussen de regels laten blijken dat ze niet blij zijn met die lage werkloosheid, want de lonen gaan dan omhoog. Er is al inflatie, een olie- en gascrisis, covid. Straks komen er stevige looneisen, want mensen en vakbonden worden zelfbewuster. Dat is de angst op rechts. Je hoort ook neoliberale economen zeggen: “We moeten nu de rente verhogen. De werkloosheid is te laag, we moeten de conjunctuur dempen”. Formeel gaat het altijd om inflatiebestrijding, maar eigenlijk gaat het om te weinig werklozen.’
U schreef dat de krappe arbeidsmarkt een corrigerend effect heeft op sectoren met een lage productiviteitsgroei. Kunt u dat uitleggen?
‘Dat is de wet van Baumol. In sommige sectoren werken mensen nog zoals honderd jaar geleden. Er is bijna geen technische vernieuwing. Uitvoerende kunsten zijn een klassiek voorbeeld van een sector die bijna stilstaat, terwijl het heel arbeidsintensief is. Maar ook in hotels, restaurants en cafés is weinig veranderd. Of bij de kapper en in verzorging. In traditionele dienstverlening zit weinig technologische vooruitgang. Daardoor kunnen de prijzen daar niet omlaag. Concertbezoek is heel duur – en dan zit er nog subsidie bij. Uit eten gaan is drie tot vijf keer zo duur als zelf koken. Dat prijst op de lange termijn zichzelf de markt uit. We hebben deze sectoren door loonmatiging en flexibilisering een cadeau gegeven, waardoor ze zelfs nog konden uitbreiden. Dat heeft veel werkgelegenheid opgeleverd, maar heel weinig productiviteitswinst.’
Wat zijn de gevolgen daarvan?
‘Ook in sectoren waar wel technologische vooruitgang mogelijk is, gaat bij flexibilisering en loonmatiging de verspreiding van technologie langzamer. Een flexwerker is veelal goedkoper dan een robot. Investeringen zijn de laatste 10 à 15 jaar in het bedrijfsleven erg laag, terwijl veel technologische vooruitgang juist in nieuwe jaargangen van investeringsgoederen zit. De kennis zit vaak in de vingers of tussen de oren van mensen en is vaak slecht gedocumenteerd. Is de persoon weg, dan is de kennis weg. Door flexibilisering van arbeid zijn mensen minder betrokken bij het bedrijf. Er is voortdurende onzekerheid. Je ziet het ook bij de keuze voor probleemoplossingen: bedrijven kiezen niet per se de beste, maar de minst riskante oplossing. Flexibel ontslag bevordert risicomijdend gedrag. Flexwerkers durven hun chefs niet tegen te spreken. Gouden tijden voor zonnekoningen!’
‘Door alle bezuinigingen kwam er een kwalitatief zwakkere overheid’
De krappe arbeidsmarkt verschaft ons de luxe om te kiezen voor selectieve groei, schreef u. Waar moeten we dan aan denken en waarom is dat goed?
‘Stel er zijn 10 procent werklozen en de milieubeweging is tegen een nieuwe luchthaven bij Lelystad; dan komt er een lobby: het levert zoveel banen op. Met de huidige 3 procent werklozen geldt dat argument niet meer. Je kunt dan dus bepaalde dingen beëindigen of achterwege laten. Ook kunnen de sectoren waar weinig technologische vernieuwing zit, inkrimpen. Er komen dan arbeidskrachten vrij, die we elders kunnen gebruiken. Het is een natuurlijk selectieproces: bedrijven in die sectoren kunnen de hogere lonen niet meer te betalen. Er ontstaat zo “creatieve destructie”. Cultuurgoed, zoals het Concertgebouw, moet je wel proberen te bewaken. Daar zijn subsidies voor. Maar in iedere sector heb je slecht geleide bedrijven, die alleen nog bij de gratie van goedkoop werk en het uitbuiten van arbeidsmigranten kunnen blijven bestaan. Die worden weggeconcurreerd door betere bedrijven. Mensen die op straat komen te staan, kunnen bij die betere bedrijven productiever aan het werk. Door het wegvallen van die slechte bedrijven stijgt het gemiddelde productiviteitsniveau al.’
Wat zou er nu moeten gebeuren?
‘Als de vakbonden echte looneisen zouden stellen, zou dat een prikkel geven om zuiniger met arbeid om te gaan. We verspillen goedkope arbeid. Hoe kunnen we arbeid besparen? Met technologie. Als je arbeidsplaatsen nu wegrationaliseert, hebben mensen zo weer een baan. Een economie kan maar op twee manieren groeien: of je werkt productiever, of je werkt meer uren. Meer smaken zijn er niet. Als de productiviteitsgroei de laatste vijf jaar op nul staat, komt iedere procent bbp-groei dus van arbeidsinzet. Die arbeidsreserves raken nu uitgeput. Nederland heeft internationaal al een van de hoogste arbeidsparticipatiegraden: rond 80 procent.’
Uitvoeringsdiensten en gemeenten moeten wegens personeelsgebrek processen anders inrichten of werk laten liggen. Is daar ook ‘creatieve destructie’ mogelijk?
‘Door alle bezuinigingen op het ambtenarenapparaat kwam er niet alleen een kleinere overheid, maar ook een kwalitatief zwakkere overheid. Als bij een reorganisatie 20 procent van de ambtenaren weg moet, solliciteert iedereen en gaan de besten als eerste. De minderen vinden geen baan, dus blijven. Je ziet bij de Belastingdienst dat er dan een toeslagenschandaal kan ontstaan. Zoiets was dertig jaar geleden ondenkbaar. Dat komt typisch door kwalitatieve verdunning van het ambtenarenapparaat. De overheid zal moeten concurreren om de schaarse krachten. Betere lonen dus, maar je moet dat geld ergens vandaan halen – en dat kan niet zonder productiviteitsgroei.’
Uit data van de Conference Board blijkt dat de Nederlandse productiviteitsgroei, net als de Amerikaanse, op langere termijn aanzienlijk achterblijft bij de Duitse.
‘Ja, en het spiegelbeeld is de arbeidsinzet: het aantal arbeidsuren steeg op langere termijn in de VS en in Nederland vrij fors, terwijl de arbeidsuren in Duitsland juist daalden. De Duitsers produceerden dus meer in minder uren, terwijl Nederlanders en Amerikanen juist veel arbeidsuren nodig hadden om groei te bewerkstelligen. Voor een vlottere productiviteitsgroei heb je een snellere invoering van arbeidsbesparende procestechnologie nodig. Dit laatste vereist leerprocessen bij het personeel. Daar heb je dus vaste contracten en goed beschermde insider-banen voor nodig en meer loonkostendruk.’
Lees het volledige interview in Binnenlands Bestuur nr. 16 van deze week.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.