‘Stop met pamperen’
Goed geland: Een serie over vluchtelingen die carrière maken in de publieke sector
Passend werk is de beste manier om vluchtelingen te laten integreren, stelt ervaringsdeskundige Sala Bešic´. Ooit vluchtte ze voor de Balkanoorlog, nu werkt ze als strategisch adviseur bij de gemeente Eindhoven.
Goed geland:
Een serie over vluchtelingen die carrière maken in de publieke sector
Bijna twintig jaar is Sala Bešic´ (28) nu in Nederland, en nog nooit heeft ze zich gediscrimineerd gevoeld. Misschien ook wel, overweegt ze, doordat ze niet meteen buitenlands oogt. Wel werd Bešic´ af en toe gepest op de basisschool, waar ze instroomde in groep 6. Maar ja, zegt ze trekkend met de schouders: dat doen kinderen nu eenmaal, zo nu en dan.
En er was dat voorval zes jaar geleden, bij verzekeraar Achmea waar ze als pas afgestudeerd jurist werkte op de afdeling rechtsbijstand. Een vrouwelijke collega suggereerde dat Bešic´ haar job te danken had aan diversiteitsbeleid. Bešic´ reageerde niet, maar de opmerking raakte haar diep en nog gruwt ze ervan als ze er aan terugdenkt. Diversiteitsbeleid. Het hele idee alleen al. Laat staan dat je er de vruchten van zou plukken. Nog geen stap zou Sala over de drempel van de risicodekker hebben gezet, als ze er mede op grond van anders zijn welkom was geweest.
‘Ik ben zo tégen positieve discriminatie. Het uitgangspunt klopt niet. En ik wil geen slachtoffer zijn. Misschien heeft het te maken met de Bosnische mentaliteit: we gaan ervoor en zijn positief en vrolijk gestemd. Je probeert het hoogste te halen wat met jouw talenten te bereiken is, altijd. De eerste vraag als iemand een nieuw vriendje heeft, is bij ons: wat doet hij?’
Opleiding is heel belangrijk, vertelt ze. ‘Nadat we in Nederland aankwamen, gingen mijn ouders meteen doorgronden hoe het Nederlandse onderwijssysteem in elkaar steekt. Ik heb kort geleden gelezen dat kinderen van ex-Joegoslaven gemiddeld genomen hoger zijn opgeleid dan autochtone Nederlanders. En ze hebben ook een betere baan.’
No-nonsense
Bešic´ kon haar no-nonsense houding kwijt in een kortlopend project van de gemeente Eindhoven, waar ze sinds drie jaar aan de slag is als strategisch adviseur. Sluitstuk, althans voor haar als adviseur, vormde een bijeenkomst, een dag voor dit interview.
In het azc in een voormalig bejaardenhuis in Eindhoven-Noord werd het lokale bedrijfsleven in contact gebracht met dertig vluchtelingen, om te zien of ze iets voor elkaar betekenen konden. Bešic´. ‘Ik weet niet of al iemand met een baan op zak naar huis is gegaan, maar dat is wel het doel van de individuele trajecten die nu volgen.’
Eindhoven, gaat Bešic´ verder, wil voorkomen dat vluchtelingen ongeacht hun opleiding of werkervaring productiemedewerker worden. ‘Dat is met de generatie van mijn ouders gebeurd. Een vriend van mijn vader is arts, een ander ingenieur. Beiden kwamen aan de lopende band te staan.’
Ze ziet de expats waar Brainport Eindhoven van overloopt. ‘Hun vraag je toch ook niet om eerst Nederlands te leren?’ Zorg voor een passende werkkring, dan volgen taal, integreren en participeren vanzelf. ‘En stop eens met traumaverwerking, psychische hulp en gepamper in het algemeen. Deze mensen zijn vaak hoog opgeleid en hebben het gered om helemaal van daar naar hier te komen. Nou, dan redden ze het hier ook wel, hoor. De mens is flexibeler dan je denkt.’
Onmogelijk
Het besluit van haar familie om te vluchten was genomen omdat de oorlog maar voortduurde. Een oorlog die niemand had voorzien, die iedereen in het begin – toen in ’92 de eerste schermutselingen begonnen – voor onmogelijk had gehouden. Immers: ‘We waren allemaal vrienden van elkaar. Mijn oma droeg nog een hoofddoek en bad vijf maal per dag, bij mijn ouders was dat al anders. We gingen wel eens naar een van de moskeetjes die de stad rijk was, en de feesten deed je ook, maar dat gebeurde thuis, zoals bij alle gelovigen.’
Door de oorlog raakte iedereen zich stilaan bewust van de geloofsetniciteit waartoe hij klaarblijkelijk behoorde. ’s Nachts op de radio hoorde het gezin Bešic´ dat het ene na het andere dorpje viel, aan wat de vijand was geworden. Haar vader zou vooruitgaan met een vriend, zo stond al een tijdje vast. In een julinacht van 1994 kreeg Sala op beide wangen een zoen van vader, die haar even had wakker gemaakt. Hij zal bellen, zo snel als kan. Daar gaan maanden overheen. Dan gaat de telefoon. Het is een vriend die in Duitsland zit, maar wel met goed nieuws: papa en zijn kameraad zitten in Nederland en maken het goed. ‘Wij dachten dat ze naar Italië zouden gaan, maar het was toen net als nu: vluchten hing van toevalligheden aan elkaar. Verhalen waar je het best naartoe kunt gaan, veranderen per dag.’
Kelder
Nog weer een maand later belt vader zelf, het gaat hem en zijn vriend inderdaad goed. In Jablanica (30 duizend inwoners) waar Sala, haar moeder, haar zus en haar broertje in hun huis aan het stuwmeer zijn achtergebleven, speelt het leven zich inmiddels in de kelder af, zeker ’s nachts. Naar school gaan de kinderen al een tijd niet meer. Soms worden ze zelfs bij het buitenspelen beschoten; zoals wel vaker in die oorlog vanaf de heuvels.
Sala, dan acht jaar oud, ontfermt zich steeds vaker over haar drie jaar jongere broertje. Hun favoriete spel: op de slaapkamer een tent van lakens bouwen. Op een dag slaat een granaat vlakbij in, net wanneer ze zich tijdens een aanval naar beneden haasten; een aanval die verrast, omdat het luchtalarm niet is afgegaan.
Het geeft een enorme knal, alle ruiten gaan aan diggelen. Als door een wonder blijven ze allen ongedeerd. Vanaf dat moment mijdt Sala vuurwerk en schrikt ze zich wezenloos van elke claxon. Ze herinnert zich het folie van de UNHCR waarmee de kozijnen worden dichtgemaakt.
Na ruim een jaar is het de beurt aan het gezin zonder vader. Een Kroatische vrouw die betaald krijgt (‘Ik weet niet meer hoeveel’) komt met een auto voorgereden, ze stappen in. Vlak voor de grens verwisselt de vrouw de kentekenplaten voor Kroatische. Het lukt. Een tweede hachelijk ogenblik volgt wanneer ze, na een nacht varen vanuit de havenstad Split (Kroatië), in het Italiaanse Ancona aankomen.
Ze mogen de boot niet af als hun vader niet op de kade staat (‘Ik weet niet waarom dat niet mocht’). Hij zou er staan, maar staat er niet. Even later verschijnt hij toch, met een vriend met wie hij per auto uit Nederland is komen rijden. ‘Ze stonden bij de verkeerde boot. Ik zag hem als eerste. “Dáár, papa”, riep ik: “Hij is dik geworden.”’
Niet fijn
Na drie nachten bij vrienden in Milaan reist het gezelschap naar Assen, waar ze bij een vriend van papa de nacht doorbrengen. Dan naar Ter Apel (‘Niet fijn; een hele grote zaal’), dan naar het ozc in Dronten (‘Mijn moeder was geregeld weg, voor ondervraging’), dan naar het azc in Rosmalen, waarna ze –erkend – een huis krijgen toegewezen in Helmond. Het is 1996, bijna zomer en ze zijn een half jaar in Nederland.
Bešic´ reist nog geregeld naar Bosnië, elk jaar wel een keer, vorig jaar is ze zelfs vijf keer geweest. Retourticket Tuzla: twintig euro. De vraag wie hen destijds beschoot, ligt gevoelig. Als buitenstaander denk je: als zij moslims waren, moeten het welhaast Serviërs of Kroaten zijn geweest. Eenmaal in gesprek over toen, weet je weer: Servische Bosniërs en Kroatische Bosniërs, die had je ook nog.
Bešic´ weet eigenlijk wel zeker tot welke groepering de schutters behoorden, maar zegt dat liever niet. Liever onderhoudt ze de positieve stemming die in het huidige Bosnië hangt, een land waar vele gebouwen nog oorlogslittekens dragen, maar waar de groepen weer samenleven, waar ze even goed vrienden heeft onder de andere etniciteiten, net als hier in Nederland trouwens.
‘Vooral de jonge generatie ergert zich mateloos als je over de oorlog begint. Kijk nu eens naar alle mooie dingen die we hier óók hebben, zeggen ze.’ Bešic´ erkent dat daarmee sprake is van een taboe, maar ziet stilzwijgen als een noodzakelijke fase, een fase waarin wonden kunnen helen en aan vertrouwen gewerkt kan worden. Zal de vraag hoe het nu precies is gegaan ooit nog eens worden gesteld? Mogelijk wanneer – zoals ook wel elders gebeurde – de oorlog na het overlijden van de daders meer voltooid verleden tijd is geworden? Bešic´ knikt.
‘Ik denk het, ja.’
CV Sala Bešic
Geboren: Bosnië-Herzegovina, 19 december 1986
Aankomst in Nederland: 1995
Opleiding: International Business Law (MSc), Tilburg University (2009)
Loopbaan: juridisch adviseur, Achmea (2009); trainee, Provincie Noord-Brabant (2010-2012); strategisch adviseur, gemeente Eindhoven (2012-heden)
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.