Zeker toekomst voor federatiegemeente
Een federatie van de Kempengemeenten (Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden) is afgeblazen, zo berichtte Binnenlands Bestuur in het vorige nummer. Dat is jammer want deze figuur heeft allerlei aantrekkelijke kanten. De vorming van deze federatiegemeente gaat niet door omdat de betreffende gemeenten te veel verlies van invloed vrezen en ook omdat onzeker is of deze vorm wel in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving.
Dat laatste is zeker juist en wel vooral omdat de opsplitsing van de gekozen gemeenteraden in twee delen – een federatief deel en een basisdeel – een onbekende figuur is in de Gemeentewet en in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Maar omdat voor het beoogde federatieve verband niet is voorzien in een afzonderlijke verkiezing, was er een kans dat voor dit experiment groen licht zou worden gegeven door de minister van Binnenlandse Zaken.
In 2002 ontwikkelde een onderzoeksgroep rond collega Arno Korsten het zogenaamde SETA-model: samen en toch apart. In die figuur zijn er fusies van ambtelijke diensten, maar blijven de politiek- bestuurlijke verhoudingen ongewijzigd. Dit SETA-model heeft in de afgelopen jaren in allerlei vormen toepassing gevonden en in zeker opzicht ook wel tot bevredigende resultaten geleid. Daarnaast vond in het afgelopen decennium een ongekende regionalisering plaats, waardoor de afzonderlijke gemeenteraden veel invloed hebben verloren. Het bovenlokale en gezamenlijke bestuur heeft een grote vlucht genomen en al jaren wordt naarstig gezocht naar mogelijkheden om de politiek-bestuurlijke invloed van de afzonderlijke gemeenteraden weer groter te maken.
Als reactie op het SETA-model van Korsten c.s. bedacht ik in 2002 de figuur van de federatiegemeente. Dit concept is gebaseerd op uitstekende ervaringen in het Duitse openbaar bestuur. Binnen de Duitse deelstaten bestaan veel mogelijkheden voor taakdifferentiatie. Het wordt daar in ruime mate aan de deelstaat, de regio’s en de gemeenten overgelaten op welke wijze de taken worden verdeeld.
En daarbij bestaat ook veel vrijheid om te kiezen voor een adequate democratische en politiek-bestuurlijke inbedding en wel zodanig dat hier geen lacunes ontstaan. In ons land wordt die lacune steeds groter omdat er op het regionale en bovenlokale niveau geen mogelijkheden bestaan voor vormen van direct gekozen bestuur. Een vierde bestuurslaag zou niet mogen ontstaan, maar die is er in feite op grote schaal gekomen. Door grootschalige gemeentelijke herindeling worden de problemen gedeeltelijk verlicht, maar ook die grotere gemeenten worden weer in allerlei opzichten geconfronteerd met deze bovenlokale en regionale problematiek.
Alle pogingen om via nieuwe instrumenten de afzonderlijke gemeenteraden weer in positie te brengen, hebben tot op de dag van vandaag tot onvoldoende resultaat geleid en dat zal ook zo blijven. Het is vooral om die reden dat de federatiegemeente, zoals die voor de Kempengemeenten is uitgewerkt door Ad de Kroon en Rob de Greef, aantrekkelijke aanknopingspunten biedt. Door een deel van de gekozen raadsleden werkzaam te laten zijn in het federatieve verband, terwijl de andere raadsleden zich concentreren op de gemeentelijke context, kan een aantrekkelijke mix ontstaan en kan het democratische ‘gat’ worden opgeheven.
De federatiegemeente kan ook in andere varianten worden beproefd, maar dat vereist in ieder geval een fiat voor experiment en op termijn aanpassingen in de betreffende regelgeving. De provincie Brabant liet weten wel aan dergelijke experimenten te willen meewerken. Indien nu ook de minister hier ruimte geeft, zou elders met de federatiegemeente ervaring kunnen worden opgedaan.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.