‘Gemeente moet ongehoorde lobby organiseren’
Niet alleen landelijk, maar ook lokaal is er een schaduwmacht die de politiek beïnvloedt.
Niet alleen landelijk, maar ook lokaal is er een schaduwmacht die de politiek beïnvloedt. En ook op lokaal niveau zijn er groepen die ten onrechte níet worden gehoord. Hoe zit het met de lokale lobby? Wie zitten er aan tafel? En: wie ontbreekt?
Lobbyspecialist, adviseur en trainer Erik van Venetië weet het als bijna geen ander: dat er in ons land belangen zijn die heel goed worden vertegenwoordigd en belangen waarvoor dat helemaal níet geldt. In dat laatste geval spreek je van ongehoorde of ongekende belangen. Sterke lokale lobby’s zijn er traditioneel in het fysieke domein. Lobby’s van projectontwikkelaars, woningcorporaties, wegenbouwers komen gemakkelijk bij gemeenten binnen. Er zijn structuren voor en vaste overleggen. Dat geldt ook voor ondernemers: iedere gemeente heeft wel een ondernemersvereniging of mkb-tak. Idem dito geldt dat voor de onderwijssector. Van Venetië: ‘Op die terreinen zijn gemeenten traditioneel actief en daar hebben zij van oudsher contacten mee gehad.’
Onderzoeker Joost Berkhout van de Universiteit van Amsterdam (UvA) was in 2017 verrast door de resultaten van een survey-onderzoek onder raadsleden en wethouders dat hij met collega Marcel Hanegraaff deed, in samenwerking met Public Matters. Berkhout: ‘Ik dacht: de landelijke Fietsersbond heeft een regionale afdeling, MKB Nederland ook, dus dat zal wel op elkaar lijken qua soorten belangen, maar dat bleek niet zo te zijn. Veel landelijke organisaties doen lokaal niet zoveel en thema’s die landelijk belangrijk zijn, zijn dat lokaal vaak niet. Lokaal gaat alles informeler. Er zijn wel contacten, maar die lopen meer via individuele burgers dan via goed georganiseerde lobbyisten. Dat was verrassend voor mij’, zegt de UvA-onderzoeker.
Schaamte
Zorg en welzijn nam in 2017 in alle gemeenten een zeer prominente plek in: in kleine gemeenten en de G4 was het de sector waarin lokale politici en bestuurders het meest actief waren en in middelgrote gemeenten stond het op de tweede plaats. Ruimtelijke ordening en huisvesting stonden op lokaal niveau hoger op de agenda dan landelijk. Belangengroepen lobbyden juist veel op de onderwerpen asiel en immigratie, waar lokale politici (toen) vrij weinig aandacht voor hadden. Die lokale politici waren actief op ruimtelijke ordening en zorg en welzijn, terwijl belangengroepen daar in die tijd het minst vaak lobbyden.
Sinds de decentralisaties komt de sociale sector om de hoek kijken, maar daar is de lokale lobby nog weinig ontwikkeld, merkte ook Van Venetië tijdens het adviseren van brancheorganisaties en gemeenten. ‘Ze missen de lokale lobbytraditie en komen daardoor moeilijker binnen bij gemeenten. Er is wel contact, maar of ze brengen zelf niet goed hun verhaal over het voetlicht of ze hebben weinig zicht op de werkelijke belangen van de gemeente of gemeenten zelf staan er onvoldoende voor open.’
En waar zijn de eindgebruikers? Kinderen in de jeugdzorg, ouders in de toeslagenaffaire, ouderen die huishoudelijke hulp ontvangen? ‘Mensen die zelf gebruik maken van de Participatiewet kunnen hun stem niet laten horen over of ze willen werken en waar. De lobby van de eindgebruikers in de sociale domein is al helemáál zwak ontwikkeld, terwijl die stemmen juist steeds belangrijker worden’, aldus Van Venetië.
Ze willen het niet horen, omdat het ze niet uitkomt
‘Soms zijn er ongehoorde belangen of ongekende belangen, maar het probleem ligt eigenlijk bij de bestuurders: ze willen het niet horen, omdat het ze niet uitkomt.’ Dat er wel iets moet worden met dat belang, maar dat dat dan niet gebeurt. Hij verwijst naar de toeslagenaffaire en de Groningse gaswinningsproblematiek. ‘Pieter Omtzigt maakte zich bijvoorbeeld al lang druk over gedupeerden van de toeslagen. Maar men wilde het niet horen.’ Dat vindt hij misschien wel het grootste probleem. Dat de mensen zelf niet goed zijn gehoord, komt door ‘schaamte’, weet Van Venetië. ‘Mensen willen hun problemen niet aan de grote klok hangen. Gemeenten proberen die groepen te benaderen, via welzijns- of jeugdzorgorganisaties, maar komen er vaak niet doorheen.’
Voor ondernemers is het gemakkelijker om te klagen bij de afdeling Economische Zaken over te veel regels als zij hun pand willen uitbreiden. ‘Die komen er gemakkelijker voor uit en schamen zich er niet voor. Het is de opdracht voor gemeenten om toch die ongehoorde belangen hoorbaar te maken, zodat we weten wat er speelt en welke zorgen eraan komen die we nu nog niet weten. Je kunt dan op tijd uitvoerbare oplossingen bedenken.’
Tata Steel
Juist daar is Mara van Waveren al vijf jaar mee bezig met haar Stichting Lobby Lokaal. ‘Er zijn heel veel initiatieven en ideeën in het land, maar vaak weten zij de weg naar gemeenten niet goed te vinden.’ Lobbyisten weten hoe het ambtelijk en politiek werkt, maar dat kan en moet veel breder ingezet worden door verschillende groepen mensen, vindt ze. ‘Een lobbyregister moet de macht van een kleine groep beperken, maar ik wil juist de grote groep die weinig toegang heeft die toegang geven. Verhoudingen moeten rechter.’
Officieel is invloed mogelijk via participatietrajecten. Maar dan probeert, volgens Van Waveren, de gemeente, als eigenaar van het proces, grip te houden op de kaders waarbinnen mensen mogen meedoen.
‘Het mooie aan lobby is dat de macht en de regie bij de burger ligt’, zegt ze. ‘Maar de meeste mensen weten niet hoe ze invloed moeten uitoefenen en dat lobbyen een manier is om een probleem op te lossen.’ Stichting Lobby Lokaal traint mensen bij in hoe om te gaan met gemeenten. De stichting bracht twee boekjes uit over hoe de gemeente werkt en wat je daarmee kan, met verhalen van burgerlobbyisten. In juni komt er een vervolg: ‘Lobbyen kun je leren’, een stappenplan, gericht op jongeren.
Vaak vertellen mensen de stichting dat ze ‘de gemeente’ hebben gesproken over hun plan, maar dat het plan niet is gelukt. ‘‘Wie heb je dan gesproken en past dat in zijn mandaat?’’, vragen we dan. Hoe werkt dat systeem? Waar en hoe moet je projecten oppakken? Om dat te leren doen we simulaties, geven advies en houden spreekuren’, legt Van Waveren uit.
Schiphol
De onderwerpen lopen uiteen van jeugd en zorg tot groen, kunst en cultuur en sociale cohesie. Vaak gaat het over ruimtelijke ordening, de regionale energiestrategieën. Soms zijn mensen tegen Schiphol of Tata Steel en willen ze de gemeente daarbij betrekken, zegt ze. ‘Maar dan blijken er grote economische belangen te spelen. Je ziet dan de lobbykracht van de andere kant.’ Veel vaker vinden mensen het gewoon spannend om een raadslid te benaderen.
Vaak hebben burgers contact met een ambtenaar en daar loopt het vast
Van Waveren: ‘Mensen bedenken soms niet dat dit kan. Vaak hebben ze contact met een ambtenaar en daar loopt het vast.’ Het kan ook zijn dat burgers een goed contact hebben binnen de gemeente, maar dat contact niet boos willen maken. Je kunt echter goede relaties behouden op verschillende niveaus. ‘Een advies is: onderhoud zowel contact met een raadslid, de wethouder en een ambtenaar. Als je er bij de een niet uitkomt, zeg je dat je de andere weg gaat proberen’, zegt Van Waveren. Dat vergt een lange adem, beseft ze, en daarom is het raadzaam andere organisaties te zoeken die hetzelfde doen. ‘Werk samen. Een groep staat immers sterker dan een individu. Hoeveel draagvlak is er voor jouw idee binnen de gemeente en kun je dat ook zichtbaar maken?’
Gemeenten tappen vaak uit hetzelfde vaatje en raadplegen vaste adviesgroepen voor het maken van beleid. Soms lukt het om dat tij te keren. Een groep mensen uit Amsterdam-Noord die in armoede leven had niets met de politiek. Maar ze bundelden hun krachten tegen de (sociale) huurstijgingen door een lijstje te maken van zaken waar zij tegenaan lopen, dat ze de gemeenteraad aanboden, vergezeld van een manifest. Gevolg? Contact met raadsleden en meer samenwerkingen. ‘Dat is mooi. Het doet iets met democratisch zelfvertrouwen van mensen. Als ze zich empowered voelen, dan is onze missie geslaagd’, aldus Van Waveren.
Serieuzer
Landelijke brancheorganisaties en verenigingen nemen hun lokale lobbyactiviteiten nu serieuzer, weet Van Venetië. ‘Sportkoepel NOC-NSF heeft al lang lokale vertakkingen. Dat is de laatste jaren sterker ontwikkeld. Gemeenten krijgen meer te zeggen, dus gaan landelijke lobby’s ook lokaler.’ Hij somt een rijtje op: Bouwend Nederland lobbyt over verduurzaming. Het Leger des Heils heeft een landelijk doel: meer huizen voor daklozen. Dat kan alleen door lokaal lobbyen. Als de ANWB verantwoorde milieuzones wil in binnensteden: alleen met lokale lobby te regelen. Jeugdzorg heeft grote doelen met goede jeugdzorg voor een goede prijs. ‘Dat is een landelijke lobby, maar alleen te bereiken door de lokale lobby. De gemeenten voeren immers de landelijke regels uit.’
Berkhout vindt het moeilijk te zeggen hoe de lokale politiek is gewapend tegen lobby’s. ‘Op sommige beleidsterreinen is soms teveel lobby, op anderen te weinig. Ik kan me voorstellen dat raadsleden op het thema financiën geen houvast hebben. Burgers spreken niet in op de budgettaire commissie. Daar is niet alleen een lobbytekort, maar ook een democratisch tekort.’ Op andere thema’s is er juist teveel lobby, zoals de azc’s. ‘Daar kunnen de raadsleden niet echt iets mee. Er is veel input, maar ze zijn toch onthand.’ Te veel lobby kan er volgens hem toe leiden dat het beleidsproces vastloopt. ‘Een omvangrijke belangenbehartiging vanuit verschillende zienswijzen leidt er vaak toe dat individuele fracties het moeilijker vinden een partijstandpunt in te nemen, wat weer doorwerkt in het college; en dat die vervolgens een beslissing uitstelt of afstelt.’
Gemeenten mogen van Van Waveren inzichtelijker maken waar ze zitten in het beleidsproces en een lobbyparagraaf toevoegen. ‘De gemeente zou meer aan zichzelf kunnen doen om toegankelijker te worden. Je zou meteen op de website moeten kunnen vinden wanneer er besloten wordt hoe het groen er de komende vijf jaar uit komt te zien. Welke ambtenaren houden zich daarmee bezig? Dat is veel inzichtelijker en dan is de noodzaak van het inhuren van een betaalde lobbyist ook minder groot. Zet daar liever op in dan op participatietrajecten. Die zijn belangrijk, ‘maar vooral uit de hoop dat iedereen erna tevreden is en dat is onhaalbaar’.
Voor het organiseren van maatschappelijke input denk Berkhout dat gemeenten meer kunnen doen in de ondersteuning van raadsleden. Hij ziet hoorzittingen en rondetafelgesprekken in de Tweede Kamer als voorbeeld, waar commissieleden insprekers mogen voordragen. ‘Zo ontstaat’, zegt hij, ‘een direct en openbaar gesprek tussen belangen behartigers en volksvertegenwoordigers, redelijk gestructureerd en meestal in een betrekkelijk vroeg stadium in het beleidsproces.’
Van Venetië onderscheidt nog een belangrijke categorie grassroots of burgerlobbygroepen: nimby’s. ‘Wat gebeurt er in hun directe leefomgeving? Dat gaat vaak over wegen en spoor en, je raadt het al: windmolens.’ In Leusden werd een lokale partij vorig jaar de grootste door een politieke stem te geven aan het burgerverzet tegen windmolens. ‘Een probleem voor de ‘RES’ om de energietransitie rond te krijgen. De partij levert nu de wethouder energie, maar de rest van de raad is positiever over de energietransitie. Een politieke tegenstelling met een collegecrisis tot gevolg.’ Er is ook nog de do-it-yourself lobby.
Van Venetië: ‘Die is lokaal heel interessant. Kijk naar succesvolle initiatieven, zoals de wijktuin in Tilburg die door omwonenden is bedacht.’ Hij ziet ook een nieuw belang ontstaan in zelfvoorzienende woonwijken. ‘De gemeente moet met die toekomstige gebruikers om tafel om die wijk in te gaan richten.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.