Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

‘De kiezer is echt niet gek’

Harm Rienks houdt in zijn proefschrift de lokale verkiezingsopkomst, de stemkeuze en het gemeentebeleid tegen het licht.

09 december 2022
Kiezers straffen foute bestuurders af
Foto: Henriëtte Guest

Harm Rienks houdt in zijn proefschrift de lokale verkiezingsopkomst, de stemkeuze en het gemeentebeleid tegen het licht. De conclusie? ‘Ik vind geen aanwijzingen dat bestuurders letten op de kiezers, maar wél dat kiezers letten op hun bestuurders.’

Senior Inkoopadviseur

Evides
Senior Inkoopadviseur

Logistiek Beheerder/Planner

JS Consultancy
Logistiek Beheerder/Planner

Wilde je in Hellendoorn lagere belastingen? Dan moest je op Lokaal Hellendoorn stemmen. In Boxtel was de VVD wat voor jou. Wilde je lagere ozb in Vlissingen, dan was je bij het CDA aan het juiste adres. Ze bestuurden allemaal niet tussen 2018 en 2022, maar sinds de laatste raadsverkiezingen doen deze partijen mee. Of er daardoor iets verandert aan de belastingen in Hellendoorn, Boxtel en Vlissingen?

Harm Rienks (37) geeft in zijn proefschrift From preferences to policy antwoord op deze prangende vraag. En? ‘Een andere samenstelling van het gemeentebestuur leidt gemiddeld niet tot veranderingen in de hoogte of de verdeling van de l okale belastingen. Dat roept vragen op over de lokale democratie’, zegt hij.

Reken er niet op dat de lokale democratie lokale voorkeuren omzet in beleid, waarschuwt Rienks. En dat terwijl een andere samenstelling van het gemeentebestuur wel wat zou moeten uitmaken voor het beleid, vindt de politicoloog/econoom. ‘Van onze democratie verwachten we dat het overheidsbeleid is afgestemd op burgers. Verkiezingen zijn cruciaal voor het tot stand brengen van dit zogenoemde responsieve beleid. Die vermeende invloed op het beleid is voor mensen reden om te gaan stemmen en geeft legitimiteit aan het beleid. In vergelijking met andere landen zijn onze instituties bevorderlijk voor responsief beleid. De raadsverkiezingen zijn zeer competitief en de zetels worden verdeeld op basis van proportionele vertegenwoordiging. Je zou daarom verwachten dat verkiezingen leiden tot responsief beleid.’

Partijen die deelnemen aan het college verliezen stemmen

Niet dus. Sommige vooraanstaande academici vinden het verhaal over ‘responsief beleid via verkiezing’ sowieso een sprookje. Goed geïnformeerde burgers besturen het schip van staat helemaal niet vanuit het stemhokje. De beleidsvoorkeuren van burgers zijn veel te tegenstrijdig. Ze stemmen op basis van onderbuikgevoelens en niet op basis van beleidsoverwegingen. Rienks zit niet op die ‘neerbuigende’ lijn. ‘Je hoeft maar weinig te weten over partijen om een idee te hebben van waar een partij heen wil. De kiezer is echt niet gek. En zelfs al zou-ie gek zijn, dan nog kan het collectieve optreden best intelligent zijn.’

Corruptie

Ook politici denken wel dat kiezers te weinig weten om geïnformeerd te kunnen stemmen. Rienks: ‘Het grappige is dat kiezers helemaal niet zoveel informatie nodig hebben om partijen toch een prikkel te geven om zich in te zetten voor hun burgers. Ik laat zien dat partijen die deelnemen aan het college gemiddeld stemmen verliezen. Een oud-wethouder die ik sprak voor mijn proefschrift vond dat maar vreemd, want burgers weten toch helemaal niet welke partijen er in het college van burgemeester en wethouders zitten? Enquêtes laten zien dat hij daarin gelijk heeft.

Toch laten de cijfers zien dat collegedeel- name stemgedrag wel beïnvloedt.’ Hoe dat komt? Rienks: ‘Ik kan mij indenken dat collegepartijen vaker in aanvaring komen met de lokale sportclub dan oppositiepartijen. En als de honderd leden van zo’n sportclub elk bij tien gemeentegenoten klagen over de aanvaring met die gast of dame van partij X, dan zit je al op duizend mensen. En als die duizend het weer wat verder vertellen, dan kost dat partij X toch stemmen, zelfs al weet niemand dat partij X in het college zit.’ In zijn onderzoek vindt hij ook dat partijen meer stemmen verliezen na collegedeelname naarmate het aantal collegepartijen kleiner is.

Rienks: ‘Dat geeft aan dat kiezers bij gemeenteraadsverkiezingen partijen verantwoordelijk houden omdat het gemakkelijker is partijen verantwoordelijkheid te houden voor het beleid als er minder partijen in het college zitten.’ Dat kiezers wel degelijk op hun politici letten, blijkt volgens Rienks ook uit het feit dat ze corruptie-incidenten, schandalen en professioneel falen vanuit het stemhokje afstraffen. ‘Dat zou je misschien niet zeggen als je kijkt naar individuele gevallen, Roermond en Den Haag bijvoorbeeld.

Zij krijgen landelijk veel en ook langdurig aandacht en dat leidt tot een vertekend beeld over de invloed van vermeende corruptie- incidenten op stemgedrag. En over Den Haag: de Groep De Mos/Hart voor Den Haag kreeg dit jaar 30.988 stemmen, in 2018 waren dat er 32.632, terwijl de lokale partijen in 2022 36 procent van de stemmen kregen en 29 procent in 2018. Dus, hoewel Groep De Mos/Hart voor Den Haag dit jaar weer de grootste partij van Den Haag geworden is, vermoed ik dat ze zonder de corruptie-incidenten nog groter waren geworden.’

Zijn onderzoek laat zien dat partijen met corruptie-incidenten gemiddeld zo’n 15 tot 20 procent minder stemmen krijgen dan vergelijkbare partijen zonder wangedrag. Rienks: ‘Je kunt berekenen hoeveel stemmen partijen met bepaalde kenmerken gemiddeld krijgen. Vervolgens kun je berekenen hoeveel stemmen partijen krijgen met diezelfde kenmerken én bovendien een corruptieschandaal hadden. Die laatste groep blijkt dan 15 tot 20 procent minder stemmen te krijgen. In vergelijking met andere landen is dat een beste afstraffing, ook omdat corruptie-incidenten in Nederland betrekkelijk mild zijn. In landen met veel corruptie wordt dit minder hard afgestraft omdat mensen er moe van zijn. Je ziet in zulke landen ook wel dat corruptie- incidenten leiden tot een lagere verkiezingsopkomst, maar daarvan is bij ons geen sprake.’

Rienks onderzocht ook de invloed van andersoortig (politiek) wangedrag onderzocht. Daarover: ‘Partijen met professioneel falen (‘een wethouder die een zwembad niet gebouwd krijgt, terwijl hij zich daar wel mee had geprofileerd’) verliezen ongeveer net zoveel stemmen. Ik heb hiervoor het gemiddelde aantal stemmen vergeleken dat partijen krijgen bij de verkiezing voorafgaand aan het wangedrag en bij de verkiezing na het wangedrag, en ik heb geanalyseerd of dit afwijkt van vergelijkbare partijen zonder incidenten. Partijen met een schandaal in de privésfeer krijgen gemiddeld zo’n 10 procent minder stemmen dan vergelijkbare partijen zonder wangedrag.’

‘s Lands kiezers straffen dus ook schandalen in de privésfeer af. Rienks: ‘Op het eerste gezicht zou je denken dat het rijden van een vermeende scheve schaats geen bal zegt over iemands kwaliteiten als gemeentebestuurder. En trouwens, iemand moet toch zelf weten of-ie vreemd wil gaan? Maar het zegt wel iets over wie iemand is. Kiezers kunnen hun politici niet goed controleren; daarvoor hebben ze niet de tijd en informatie. Vandaar dat ze graag iemand kiezen op wie ze kunnen vertrouwen. Dus als een politicus zegt dat de familie de hoeksteen van de samenleving is, dan moet hij of zij daar ook naar leven.

Bovendien moeten volksvertegenwoordigers niet alleen bekwaam zijn, maar ook representatief. De kiezer moet zich vertegenwoordigd voelen, en dat is lastig als een politicus er privé andere waarden op na houdt dan dat deze publiekelijk uitdraagt.’ En zo zie je maar dat Nederlandse kiezers politieke partijen echt wel verantwoordelijk houden voor hun handel en wandel, meent Rienks. ‘En dat geeft politieke partijen een prikkel om integere en bekwame mensen op de kieslijst te zetten.’ Die prikkel kunnen partijen niet negeren, meent hij. Waarom niet? ‘Omdat we in ons land een heleboel politieke partijen hebben; dat maakt het eenvoudig op een andere partij te stemmen. Aan de linkerkant heb je wat te kiezen, aan de rechterkant ook. Kiezers houden hun bestuurders dus wel in het oog. Helaas vond ik geen aanwijzingen dat bestuurders ook letten op de kiezers.’

Belastingdruk

In zijn proefschrift onderzoekt Rienks bijvoorbeeld de invloed die burgers met hun stembuskeuze hebben op het gemeentelijke belastingbeleid. Rienks: ‘Bij de belastingheffing hebben ze geen enkele invloed. Dat is verrassend. De verdeling van de belastingdruk is een belangrijk politiek onderwerp. Linkse partijen zijn voor het aanbieden van meer overheidsdiensten dan rechtse partijen en willen de belastingdruk op een meer progressieve wijze verdelen.

Bij de belastingheffing hebben kiezers geen invloed

Je zou verwachten dat de lokale belastingen worden verhoogd en op een progressievere wijze worden verdeeld in gemeenten waarin linkse partijen zetels winnen, en dat ze omlaaggaan als rechts zetels wint. Ik heb de raadsverkiezingen van 1998 tot en met 2018 onderzocht. Raden en colleges veranderden, het belastingbeleid niet. Wat dat betreft maakt het niet uit op wie je stemt. Dat is teleurstellend, want het uitoefenen van invloed is toch een belangrijke reden om naar de stembus gaan.’

Maar is het gewoon niet zo dat er lokaal geen ruimte is om te morrelen aan de belastingen? Dat partijen dan wel roepen dat de belastingen omlaag moeten, maar dat dit gewoon verkiezingspraat is? De kinderboerderij moet wel open blijven en de straatverlichting moet het wel doen. Rienks: ‘Gemeenten zijn vrij in het vaststellen van de hoogte van de ozb. In het stelsel van onze gemeentefinanciën zijn deze belastingen ook bedoeld om gemeenten de ruimte te geven meer eigen beleid te maken, dus bovenop een bepaald basisniveau. Er is echt wel ruimte voor inkomenspolitiek’, reageert hij. ‘Linkse gemeenten kunnen de riool- en afvalstoffenheffing verlagen en de ozb voor eigenaren verhogen, om daarmee huurders te bevoordelen, maar dat doen ze gemiddeld ook niet.’

Waarom niet? Rienks: ‘Misschien komt het omdat bestuurders zich kunnen veroorloven dat niet te doen. Lokale belastingen vormen slechts een klein deel van de gemeentelijke inkomsten. Die vanuit het rijk zijn veel groter; laat de VNG daar maar voor lobbyen. Het snijden in gemeentelijke diensten om de belastingen te kunnen verlagen is electoraal veel te risicovol.’ Het is trouwens niet enkel aan de collegepartijen om ervoor te zorgen dat beleid is gestoeld op de keuze van de kiezers, meent hij. Het ambtenarenapparaat houdt ook rekening met de (veranderde) kiezersgunst.

Rienks: ‘In mijn advieswerk bij BMC heb ik ervaren dat ambtenaren reageren op de wisseling van de wacht in het gemeentebestuur. Ambtenaren zijn daar gevoelig voor. Teksten worden aangepast, plannen verdwijnen of duiken op. Hé, die wethouder houdt van fietsen, dat is mooi want ik heb nog een plannetje voor meer fietspaden liggen. Prima, zo moet het systeem werken. Verkiezingen en de verandering van het gemeentebestuur zijn ook een belangrijk signaal aan het ambtelijk apparaat.’

CV

Harm Rienks (Utrecht, 1985), studeerde van 2007 tot 2011 politicologie en economie in Amsterdam. Van 2011 tot 2015 was hij adviseur bij de BMC Groep. In die jaren was hij onder andere adviseur en onderzoeker begrotingsprocessen bij de gemeente Zaan stad, projectadviseur bij de omgevingsdienst Rivierenland en financieel adviseur bij de provincie Utrecht. In 2015 verhuisde hij naar de Randstedelijke Rekenkamer, waar hij tot eind 2017 beleidsonderzoeker was. Van 2017 tot 2022 was Rienks onderzoeker lokale democratie bij de Universiteit Groningen en het COELO. Deze week verdedigde hij in Groningen zijn proefschrift From preferences to policy. Rienks is nu onderzoeker bij de Wageningen University.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie