Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Verder na de verkiezingen

Verdere versplintering en opmars van lokale partijen. Dat zijn de twee belangrijkste uitkomsten van de gemeenteraadsverkiezingen van twee weken geleden. Wat zijn de (vermeende) problemen en (mogelijke) oplossingen? Binnenlands Bestuur licht er vier uit.

06 april 2018
probleem---oplossing.jpg

Problemen en oplossingen in beeld


Onbestuurbare gemeenten

Het gemiddeld aantal partijen in de gemeenteraad ligt na 21 maart op 7,6; variërend van drie (Schiermonnikoog) tot vijftien (Den Haag). Dit is gemiddeld een halve partij meer dan na de raadsverkiezingen in 2014, zo heeft Simon Otjes voor het Montesquieu Instituut vorige week in kaart gebracht. Met name in de grotere gemeenten is de versplintering toegenomen. Gemiddeld kwam er een extra partij in de raad en zijn vaker vier of vijf partijen nodig voor een meerderheid, aldus de wetenschappelijk medewerker van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP).

‘Wat bedoelen burgemeesters of wethouders als ze het hebben over ‘onbestuurbaar’, vraagt bestuurskundige Julien van Ostaaijen (Universiteit van Tilburg), gespecialiseerd in lokale politiek, zich hardop af. ‘Ik vind dat bestuurders al snel zeggen dat de gemeente onbestuurbaar wordt. In de lokale democratie gaat het toch vaak om praktische onderwerpen – zoals de aanleg van een buurtcentrum of een rotonde – en dan heb je niet heel veel smaken. Je krijgt dan telkens min of meer hetzelfde verhaal omdat elke fractievoorzitter daar iets over wil zeggen, tsja, dan is dat vervelend. Maar wordt de gemeente dan onbestuurbaar? Nee, niet echt. Raadsvergaderingen worden wel langer en saaier, maar als ik het heel oneerbiedig mag zeggen: voor de gewone burger waren ze al niet vreselijk spannend en onderhoudend.’

Ook bestuurskundigen Paul Frissen en Martin Schulz stellen dat veel partijen in de raad (‘hyper-gedifferentieerd’) niet automatisch leidt tot onbestuurbaarheid. Daarnaast gaat het niet alleen om effectiviteit, maar ook om legitimiteit en representativiteit. ‘Je moet in het bestuur recht doen aan die hoeveelheid partijen’, stelde Schulz eerder op de site van Binnenlands Bestuur.

Mogelijke oplossingen:
Instellen van een kiesdrempel. Samenwerking fracties. Raadsbreed akkoord.

Een kiesdrempel van twee zetels is het beste antwoord op versplintering van de gemeenteraad, stelde hoogleraar constitutioneel organisatierecht Douwe Jan Elzinga in zijn column in Binnenlands Bestuur van twee weken geleden. Van Ostaaijen is daar geen voorstander van. ‘Het middel vind ik erger dan de kwaal. Weinig mensen zijn betrokken bij lokale democratie, dát vind ik een probleem. En dan zou je nieuwe partijen, die nieuwe mensen kunnen activeren om mee te doen, het moeilijker maken om in de raad te komen. Laat mensen vooral op een zo’n laagdrempelige manier meedoen aan die lokale democratie. Dat belang vind ik groter dan het belang van een bestuurder om een vlotte besluitvorming mogelijk te maken.’

Als mogelijke oplossing ziet Van Ostaaijen meer in samenwerking tussen met name de kleine fracties. De ene fractie zou zich bijvoorbeeld in de jeugdhulp kunnen verdiepen, en een andere in ruimtelijke ordening. ‘Kijk of de praktijk met slimme oplossingen kan komen, ik schrijf daar niet één recept voor uit. Ik zie in de praktijk dat kleinere fracties in gemeenten met elkaar gaan samenwerken en ik hoop dat die beweging zich doorzet.’ Een raadsbreed akkoord zou volgens Van Ostaaijen ook een oplossing kunnen zijn. ‘Als raadsfracties, ook de kleinere, aan het begin van het proces wat meer inbreng hebben, dan vervalt wellicht de noodzaak om over alles spreektijd aan te vragen.’


Moeizame coalitievorming

Coalitie-onderhandelingen zullen langer duren. Hoe breder de coalitie, hoe langer het duurt en hoe meer woorden nodig zijn voor een coalitieakkoord, zo blijkt uit onderzoek van Geerten Boogaard (Universiteit Leiden) naar coalitievorming in 2014. Het duurde 36 tot 52 dagen voordat er een college was gesmeed, en het leverde akkoorden op van 3737 woorden tot 6141 woorden. Van Ostaaijen vindt die verschillen in tijdduur, over een periode van vier jaar gemeten, ‘niet zo heel erg groot’.

Over het algemeen willen partijen ook een ‘eigen’ wethouder hebben. Daar hangt een prijskaartje aan. De bezoldiging van een wethouder uit een gemeente tussen de 24.000-40.000 inwoners bedraagt maandelijks 6.300 euro; die van een wethouder uit een gemeente tussen de 40.000-60.000 inwoners 6.960 euro en die van een wethouder in een gemeente tussen de 100.000-150.000 inwoners een krappe 8.800 euro. Er is een wettelijk maximum aan het aantal wethouders dat mag worden benoemd. Dat is afhankelijk van de omvang van de gemeente, en varieert van (voltijds) twee tot negen.

De kosten van een wethouder zijn beperkt, vindt Van Ostaaijen, maar wel zichtbaar. ‘Dat kan wrevel oproepen. Het draagt bij aan het gevoel van ‘kijk eens hoe goed die politici voor elkaar zorgen’. Als wordt uitgelegd dat er meer wethouders nodig zijn omdat de gemeente zwaardere taken heeft gekregen, wordt dat eerder geaccepteerd dan in het geval er vanwege politieke spelletjes meerdere wethouder moeten worden benoemd. Dat stuit mensen tegen de borst.’

Mogelijke oplossingen:
Alternatieve vorming van college (zoals zakencoalitie), andere vormen van collegeprogramma, gedeelde wethouders, wethouders die elkaar na twee jaar opvolgen.

De afgelopen raadsperiode had Hellendoorn twee wethouders die in het college opereerden namen D66, ChristenUnie, VVD en PvdA. In Berg en Dal wisselden twee wethouders van verschillende partijen elkaar halverwege de rit af. Van Ostaaijen: ‘Ik ben erg voor het experiment van gedeelde wethouders, zoals in Hellendoorn. Dat past ook wel bij de praktische insteek van het lokaal bestuur. Het is voor die wethouders wel ingewikkeld om de band met je politieke achterbannen te houden, want het betekent wel meer partij- en fractievergaderingen, ook al hoeven ze volgens het dualisme niet op die fractievergaderingen te zijn.’

Over elkaar opvolgende wethouders heeft Van Ostaaijen zijn bedenkingen. ‘Als experiment, en ik ben voor experimenten, zou je het zeker kunnen proberen. Ik vind die vier jaar, dus twee keer twee jaar, wel erg kort. Ik vermoed dat het een verspilling van ervaring is. Grotere voorstander ben ik van een wethouder voor meerdere partijen voor de volle vier jaar. Laat dat eens wat vaker gebeuren en kijk of dat werkt.’

De vorming van een a-politiek zakencollege, met wethouders die specifiek voor de gemeentelijke opgaven worden geselecteerd, kan ook een optie zijn. ‘Je ziet een zakencollege nu als er hele grote problemen zijn. Eigenlijk vind ik het ook wel interessant om dat breder toe te passen.’ Hij zou dan graag zien dat wethouders vanwege hun specifieke kwaliteiten benoemd worden, en niet dat een wethouderspost een beloning wordt voor goed raadswerk. ‘De vanzelfsprekendheid dat wethouderschap volgt op een raadslidmaatschap, verbaast me. Dat vind ik voor beide functies jammer. Het raadslidmaatschap en het wethouderschap vereisen verschillende kwaliteiten.’

‘Met deze hyper-differentiatie moet je zoeken naar nieuwe vormen van bestuur’, stelde Schulz eerder. ‘Een raad met meer partijen biedt ruimte voor een opener akkoord, of voor raadsbrede akkoorden.’ Ook open vormen van coalitievorming, zonder ijzeren coalitiediscipline, behoren volgens Schulz tot de mogelijkheden.


Geen lijntjes met binnenhof

Lokale partijen hebben het goed gedaan bij de verkiezingen. Haalden ze in 2014 nog 27,8 procent van de stemmen, nu is dat aandeel opgelopen tot 32,8 procent. Lokaal opererende landelijke partijen kunnen bij hun Haagse collega’s problemen aankaarten bij bijvoorbeeld de uitvoering van landelijke wet- en regelgeving. Lokale partijen hebben die lijntjes niet. ‘Als je als lokale democratie alleen maar kunt functioneren als je partijlijntjes hebt, dan is er iets wezenlijk mis met de lokale democratie’, meent Van Ostaaijen. Wel erkent hij dat het hebben van goede contacten op provinciaal of landelijke niveau handig is. ‘Je ziet dat landelijke partijen daar enorm in het voordeel zijn, dat zeggen burgemeesters en wethouders. Die zeggen dat ze zaken sneller kunnen aankaarten en bespreken als hun mensen ook in Gedeputeerde Staten of in de regering zitten. Dat is iets wat lokale partijen ontbreekt.’

Het belang van ‘lijntjes’ met ‘Den Haag’ wordt overschat, vinden de Emmense wethouder René van der Weide (Wakker Emmen) en de Haagse lijsttrekker Richard de Mos (Groep de Mos). De Weertse wethouder Geert Gabriëls (Weert Lokaal) onderschat en overschat ze niet. ‘Ze zullen er vast zijn maar er zou geen verschil moeten zijn.’ ‘De 150 Kamerleden zijn voor alle Nederlanders gekozen, en niet alleen voor de partijen namens wie zij in de Kamer zitten. Iedereen moet bij hen kunnen aankloppen’, vindt Gabriëls. Het zou toch niet zo mogen zijn dat alleen een landelijke partij een oplossing voor een probleem voor elkaar weet te boksen, en een lokale partij niet. ‘De partij zou niet relevant moeten zijn.’

‘Je moet niet denken dat een minister opeens zijn agenda leegveegt als een wethouder van zijn partij voor iets aanklopt’, stelt Van der Weide. Hij heeft de afgelopen jaren in zijn relaties met het Binnenhof geen nadeel ondervonden van het feit namens een lokale partij wethouder te zijn. Het is wel belangrijk om te weten welke Haagse ingang er is, vindt Van der Weide. ‘Ambtelijk moet je goed vertegenwoordigd zijn. Het meeste wordt ambtelijk voorbereid.’

Richard de Mos ziet geen probleem om als lokale partij geen landelijke evenknie te hebben, en heeft bovendien zijn twijfels over die befaamde lijntjes. Zijn stad wordt door het rijk ‘niet een keer genoemd. Dus hoezo lijntjes? Als dat niet verder gaat dan een kopstuk in verkiezingstijd folders gaat ronddelen, dan zijn dat wel hele dunne lijntjes.’

Mogelijke oplossingen:
Bundelen van lokale krachten. Andere wethouder om boodschap sturen.


‘Het bundelen van lokale krachten is lastig. Wat nog lastiger is, is om dan ook op provinciaal en landelijk niveau een machtsfactor van betekenis te worden’, aldus Van Ostaaijen. Mogelijk dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) hier iets in kan betekenen. Als wethouder van een lokale partij kun je natuurlijk altijd je collega van een landelijke politieke partij om een boodschap naar ‘Den Haag’ sturen. Van Ostaaijen: ‘Dat gebeurt ook wel, maar dat is natuurlijk toch wat anders dan als je je eigen netwerk en contacten hebt.’


Kweekvijver droogt op

Veel Kamerleden en bewindslieden hebben hun roots in de gemeentepolitiek liggen. Lokale ‘landelijke’ partijen zijn zo een belangrijke kweekvijver voor ‘Den Haag’. Bij de Kamerverkiezingen van vorig jaar verruilden onder meer één burgemeester, vier wethouders, vijftien raadsleden en zes leden van Provinciale Staten hun gemeente of provincie voor een carrière in ‘Den Haag.’

Bij een verdere opmars van de lokale partijen droogt die kweekvijver van lokaal politiek talent op. ‘Je zou verwachten dat landelijke partijen wat meer open staan en meer toenadering zoeken tot lokale partijen. Dat zie ik nog weinig. Ook al wordt hun eigen kweekvijver kleiner; ze blijven volharden om grotendeels in hun eigen vijver te vissen’, aldus Van Ostaaijen.

Mogelijke oplossing:
Vissen in de lokale vijver.


Van Ostaaijen: ‘Het zou goed zijn als landelijke partijen wat vaker gaan vissen in die kweekvijver van lokale partijen. Er komt, door de groei van lokale partijen, een kweekvijver van lokale politici bij die in hun eigen vijver niet kunnen doorstromen. Het potentieel van die lokale politieke partijen kan veel beter worden benut.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie