Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Twee of méér wethouders

Hoeveel wethouders zijn idealiter nodig om een gemeente te besturen? Een actuele vraag nu overal coalities worden gevormd. De wethouderdichtheid loopt in vergelijkbare gemeenten fors uiteen. Een groot college valt te verdedigen. ‘Maar duur is het wel.’

12 maart 2010

In veel gemeenten hebben politieke partijen een stevig nummer gemaakt van verkleining van de ambtelijke organisatie, om de gemeentefinanciën op orde te houden. Maar ook de omvang van colleges van burgemeester en wethouders staat in menig gemeente ter discussie. In het hele land pleiten partijen van linkse en rechtse signatuur voor minder wethouders. Het Zoetermeerse CDA pleit bijvoorbeeld voor verkleining van het college van zes naar vijf wethouders, evenals de Burger Partij Amersfoort.

 

Of de coalitiebesprekingen inderdaad tot reductie van het aantal wethouders leidt, is nog maar de vraag. Door politieke versplintering zijn steeds meer partijen nodig om een meerderheidscoalitie te vormen. Het ligt voor de hand dat alle coalitiedeelnemers een wethoudersportefeuille opeisen, met als gevolg dat colleges eerder in omvang zullen toe- dan afnemen. Zo begon Ommen de afgelopen collegeperiode met drie wethouders, maar na een breuk met de Lokale Partij Ommen moesten twee nieuwe partijen (het CDA en de ChristenUnie) het college worden binnengevlogen om in de raad aan een meerderheid te komen. Beide partijen leverden een wethouder, waardoor Ommen per saldo één wethouder extra kreeg.

 

Soms is het onduidelijk waarom wordt gekozen voor een relatief omvangrijk college. In het Limburgse Horst aan de Maas (ruim 40 duizend inwoners) waren vanwege de herindeling al in november vorig jaar verkiezingen. Twee partijen waren ruimschoots voldoende voor coalitievorming, maar ook verliezer PvdA mocht meedoen. Verkiezingswinnaar D66 niet. Die klaagde dat het college vijf wethouders ging tellen.

 

‘Naar onze mening was een college van vier parttime wethouders in deze tijd logischer geweest’, schreef de partij in een lokale krant. ‘Nu mist het college een opgelegde kans om te laten zien, dat het luistert naar de burgers en ook een bijdrage wil leveren aan de bezuinigingen.’ De partij stelde dat de totale bestuurskosten over de gehele collegeperiode van vier jaar met ongeveer 1 miljoen euro zullen toenemen. De wetgever staat gemeenten een ruime bestuurlijke jas toe. Het minimum aantal wethouders voor elke gemeente is twee. Bussum is met bijna 32 duizend inwoners de grootste gemeente met slechts twee wethouders. Het aantal wethouders is maximaal 20 procent van het aantal raadsleden.

 

Het aantal varieert van maximaal twee wethouders bij negen raadsleden in kleine gemeenten tot maximaal negen wethouders bij 45 raadsleden in grote gemeenten. Daarnaast is de verhouding tussen fulltimers en parttimers geregeld. Zo mag een gemeente van tussen de 30 - en 40 duizend inwoners maximaal vijf wethouders hebben als ze allemaal fulltime werken, en maximaal zes als er ook parttimers bij zijn. Slechts acht gemeenten werkten de afgelopen collegeperiode met het maximum aantal (inclusief parttimers): Geul, Ommen, Midden-Delfland, Eersel, West Maas en Waal, Maasgauw, Hulst en Echt-Susteren. In absolute zin had Den Haag de meeste wethouders: acht.

 

Opvallend is dat zich tussen gemeenten van gelijke omvang aanzienlijke verschillen voordoen. Bussum deed het de afgelopen periode met één wethouder per 15 duizend inwoners, terwijl de even grote gemeente Oost Gelre één wethouder per 7500 inwoners telde. Opmerkelijk zijn de regionale verschillen. Door de bank genomen hadden middelgrote gemeenten in Noord-Holland de minste wethouders nodig, middelgrote Limburgse gemeenten de meeste (zie grafiek pagina 9).

 

Arno Korsten, hoogleraar bestuurskunde aan de Open Universiteit in Maastricht, deed veel bestuurskrachtonderzoek onder gemeenten. Een verklaring voor de relatief hoge wethouderdichtheid in Limburg heeft hij niet, wel vermoedens. ‘Misschien heeft de katholieke volksaard er mee te maken. Je kunt je voorstellen dat collegevorming in een Limburgse gemeente anders verloopt dan in pakweg Castricum. Misschien hechten partijen hier meer aan gezamenlijkheid, aan ruimere meerderheden in colleges.’ Daarnaast kan een rol spelen dat Limburgse gemeenten vaak uit veel kernen bestaan. Korsten herinnert zich dat het dorp Broekhuizen vroeger uit de kernen Broekhuizen en Broekhuizenvorst bestond, met samen 1900 inwoners. ‘Steevast bestond het college uit een wethouder van het ene en een wethouder van de andere kern.’ Tot slot oppert Korsten dat Limburg misschien een meer versnipperde democratie kent. ‘Voor een raadsmeerderheid heb je dan meer partijen nodig.’ Als voorbeeld noemt hij Sittard-Geleen, dat om die reden voor 2006 een college kende met maar liefst acht wethouders. ‘Dat is meer dan een half kabinet.’

 

Vuistregel

 

Over de vraag of een klein aantal wethouders beter is dan groot aantal verschillen de meningen. Politicoloog André Krouwel, gangmaker achter Kieskompas, is voorstander van kleine colleges. Hij was in 2006 formateur in Almere en kwam uit op vier wethouders. ‘Zes, zeven of acht, dat moet je niet willen. Ik zou als formateur ook niet geweten hebben wat ik meer dan vier wethouders had moeten laten doen. Je loopt het risico dat er grote verschillen ontstaan in de zwaarte van portefeuilles. Dat is niet goed voor het collegiaal bestuur. Met weinig wethouders zijn de portefeuilles vanzelfsprekend groot. Daardoor trek je de mensen van het juiste kaliber.’

 

Krouwels vuistregel: zoek de grootst mogelijke representatie in de kleinst mogelijke coalitie. ‘Voor samenhangend beleid moet je inhoudelijk dicht bij elkaar staan. Tegelijkertijd weten we uit de praktijk ook dat interne conflictbeheersing erg belangrijk is. De kans op ruzie is kleiner naarmate je in de coalitie minder partijen hebt.’ Daar komt nog bij dat een klein wethoudersteam wel duaal moet opereren ten opzichte van de raad. ‘Je kunt niet alleen voor je eigen partijpolitieke dingetje gaan. Je voorkomt fragmentatie als je het klein houdt.’

 

Marcel Boogers, universitair docent bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg, is het oneens met Krouwel. Hij is niet zo van de ‘hoe-kleiner- hoe-beter-stroming’. Hij noemt Eindhoven (212.000 inwoners) als voorbeeld, dat de afgelopen periode door slechts vier wethouders werd bestuurd. Aanvankelijk werd dit gezien als een huzarenstukje, maar in de loop der jaren kwam er steeds meer kritiek, vanuit de raad en vanuit de samenleving. Ook niet alle wethouders waren gelukkig met de situatie. SP-wethouder Hans-Martin Don keert niet meer terug. Hij gaf aan dat de werkdruk te hoog was. ‘Het experiment in Eindhoven is niet goed bevallen’, concludeert Boogers. ‘Ik denk dat een zeer klein college alleen kans van slagen heeft als het beschikt over een formidabele ambtelijke organisatie, waaraan het heel veel kan delegeren. In de praktijk zal dat maar zelden lukken. Gemeenten hebben een stevig bestuur nodig en daarbij hoort een fatsoenlijk aantal wethouders. Sturen op hoofdlijnen is niet genoeg, want soms zit the devil in the detail.’

 

Daarnaast weet Boogers dat elke collegepartij zichtbaar wil zijn. ‘De posten goed verdelen tussen de coalitiepartners is een legitiem argument bij het vaststellen van de collegeomvang’, stelt hij. Krouwel vindt dat onzin. ‘Je hoeft niet per se elke partij haar eigen wethouder te geven. Je kunt ook zoeken naar een wethouder van buiten die voor twee verschillende partijen een acceptabele persoon is.’

 

Voor Almere haalde Krouwel destijds Martine Visser uit Groningen, om als wethouder zowel het CDA als de ChristenUnie te vertegenwoordigen, in een coalitie met VVD en PvdA. In Wassenaar doet Pim van der Locht de portefeuille Welzijn en Onderwijs zelfs namens drie partijen: PvdA, D66 en GroenLinks.

 

Het argument dat wethouders in een klein college het te druk zouden hebben met gedoe binnen het gemeentehuis en daardoor het contact met de bevolking zouden verliezen, vindt Krouwel gezocht. ‘In een stad als New York kan ik me dat voorstellen. Maar kom op, dit is Nederland. Veruit de meeste gemeenten hebben minder dan 100 duizend inwoners. Dan moet het toch lukken om te volgen wat er onder de mensen leeft.’ Korsten meent dat er legitieme redenen kunnen zijn voor een groter college. ‘Maar duur is het wel. Niet alleen vanwege het aantal wethouders, maar ook vanwege het wachtgeld dat een gemeente moet betalen als er eentje sneuvelt.’

 

Verantwoording
In dit onderzoek zijn alle gemeenten betrokken met meer dan 10 duizend inwoners. Doordat de kleinste gemeenten toch verplicht zijn om tenminste twee wethouders aan te stellen, zou meetelling een vertekend beeld geven. Van alle andere gemeenten is het aantal inwoners per wethouder berekend.

 

Voor een overzicht van wethouders in de collegeperiode 2006-2010 klik hier (pdf)

 

 

Reacties: 5

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

hans zonneveld
Bussum heeft drie wethouders sinds jaar en dag. Begin van het jaar trok een van de drie wethouders zich terug om persoonlijke redenen. Besloten is toen voor de periode tot aan de nieuwe verkiezingen met twee verder te gaan!
rudolph vermeer / raadslid
Door de overdracht van de rijks zorgtaken naar de gemeentes. Is er dan ook extra bestuurskracht nodig in de vorm van extra wethouders
Ed Stevenhagen / Analist
Inmiddels zitten we in 2012.



In dit artikel (2010) lees ik: "Het Zoetermeerse CDA pleit bijvoorbeeld voor verkleining van het college van zes naar vijf wethouders"



De werkelijkheid is anders.

- In 2010 moest de Zoetermeerse (!) wethouder Frank Speel (CDA !) vanwege het gifschandaal Sterigenics opstappen.

- Na de verkiezingen kwam hij in 2010 weer voor het CDA in het college binnen.

- In 2012 verknalde hij het weer, nu met de GGD-affaire. Het was nota bene zijn eigen partij, het CDA die het vertrouwen had opgezegd.



De SP en anderen attendeerde het CDA er op dat nu de gelegenheid was om van 6 naar 5 wethouders terug te gaan.

Maar het CDA wilde dat nu niet en leverde een nieuwe (6e) wethouder onder het motto "samen uit samen thuis" (??)



Geloven in wat het CDA zegt, mag je misschien in de kerk doen, maar niet binnen de raad of het college van de gemeente Zoetermeer.







Antoon van Buren
Uw artikel over de wethouderdichtheid - meeste en minste wethouders - in Nederlandse gemeenten is niet compleet. Mijn prachtige gemeente Doesburg (Gelderland) heeft sinds 1994 drie wethouders op een inwoneraantal van circa 11.500. Niet Valkenburg aan de Geul, maar Doesburg zou dan met stip de ranglijst moeten aanvoeren met één wethouder voor afgerond 3.835 inwoners.
Jan Beerenhout azn / ambt.Bestuurscontacten b.d

Naschrift redactie Binnenlands Bestuur: Het onderzoek is per grootteklasse gemeenten (Doesburg 10- tot 20 duizend). Daarbinnen zijn er gemeenten met vier wethouders. Van deze gemeenten is gekeken welke het kleinste is. Dan komt Valkenburg a/d Geul bovenaan. Als we alleen naar aantal inwoners per wethouder hadden gekeken, was Doesburg trouwens ook voorbijgestreefd door andere. In Gelderland door Rijnwaarden, met één wethouder op 3.665 inwoners.
Advertentie