Advertentie

Raadsleden vinden overwerkt zijn blijkbaar fijn

Men klaagt dat de vergaderingen te lang duren, maar er wordt niets ondernomen tegen de chronische overschrijding van de afgesproken eindtijd

10 mei 2024

Afgelopen maand was het weer zover: een nieuw bericht over te drukke raadsleden. Dit keer van Nieuwsuur waaruit bleek dat de hoge werkdruk voor veel raadsleden een reden is om te stoppen. Voor verlichting van die druk wordt vooral naar het ministerie gekeken, maar waarom lossen raadsleden het zelf niet op?

Berichten over (te) drukke raadsleden zijn niets nieuws en verschijnen de laatste jaren wel vaker. Genoemde oplossingen die landelijke tussenkomst vergen: het verhogen van de vergoeding, het vergroten van het aantal raadsleden en het invoeren van het fulltime raadslidmaatschap. Met de toenemende taken kan meer raadsleden een goed idee zijn, voor een hogere vergoeding is de vraag of de voordelen (terechte beloning voor hard werken) opwegen tegen de nadelen (voor de verkeerde redenen raadslid worden). En waarom het fulltime raadslidmaatschap geen goed idee is, heb ik in een eerdere column al proberen duidelijk te maken. Het is bovendien van grote meerwaarde dat raadsleden in vele lokale formele en informele netwerken vertegenwoordigd zijn.

Maar waarom vooral naar de landelijke politiek kijken? Er zijn immers weinig wettelijke beperkingen voor hoe raden en raadsleden hun werk praktisch inrichten. Hoeveel ze vergaderen en wanneer, kunnen ze grotendeels zelf bepalen. Ze kunnen er dus toch voor kiezen minder te vergaderen of het zo te plannen dat het ook met jonge kinderen te doen is?

Het merendeel van de raadsleden wil eigenlijk helemaal geen verandering

De reden waarom dat niet gebeurt, is vrij simpel. Het merendeel van de raadsleden wil eigenlijk helemaal geen verandering. De kleine minderheid die het echt anders wil, loopt aan tegen een meerderheid die in woord wel aangeeft het anders te willen, maar uiteindelijk toch altijd vasthoudt aan ‘zoals het hier gaat’. ‘Voor de vorm klaagt men dat de vergaderingen te lang duren, maar in de praktijk wordt er niets ondernomen tegen de vaak chronische overschrijding van de afgesproken eindtijd. Veel raadsleden willen vervolgens hooguit op een iets comfortabelere manier, dus met betere ondersteuning of vergoeding, hetzelfde blijven doen,’ constateerde mijn collega Peter Castenmiller al jaren geleden.

En die behoudendheid is jammer. Er is zijn namelijk genoeg perspectieven. Zo pleitte mijn collega Simon Otjes landelijk voor verschillende verbeteringen die lokaal prima in te voeren zijn, zoals betere samenwerking (gezamenlijke woordvoerders, gezamenlijke voorstellen, gezamenlijke programma’s) betere ondersteuning en een minimumgrootte van fracties (een fractie krijgt pas bepaalde rechten krijgt vanaf een bepaalde grootte). Dat laatste stimuleert samenvoeging.

Voor de meeste van dit soort aanpassingen hoeft geen ministerie aan te pas te komen. En als ik dan tenslotte toch één landelijke maatregel zou moeten kiezen, dan volg ik de Raad voor het Openbaar Bestuur in zijn pleidooi voor ‘levensloopverlof’ voor de publieke zaak. Alle werknemers (en wat mij betreft ook mensen met een uitkering) zouden het recht moeten krijgen om verlof op te nemen om maximaal twee ambtstermijnen een politiek ambt te vervullen. Ze krijgen dan door de overheid betaald wat ze normaal ook voor die uren betaald zouden krijgen (en eventueel nog wat extra). Zo blijft het raadslidmaatschap hopelijk financieel aantrekkelijk.

Dan alleen die werkdruk nog.

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie