Advertentie

Raad wil meer Rouvoeten en Van der Laans

Programma-ministers zijn een goede manier om de overheid slagvaardiger te maken, oordeelt de Raad voor het openbaar bestuur. Als ze meer gewicht en armslag krijgen.

12 juni 2009

André Rouvoet en Eberhard van der Laan – de ministers voor Jeugd en Gezin en voor Wonen, Wijken en Integratie – moeten snel gezelschap krijgen vanandere programma-ministers. Dit is één van de adviezen van de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) om de overheid slagvaardiger te maken. Voorwaarde is wel dat ze mogen werken met een eigen budget en eigen ambtenaren. Het in overleg met het kabinet gemaakte advies Slagvaardig bestuur werd deze week aangeboden aan staatssecretaris Bijleveld van Binnenlandse Zaken.

 

Onder slagvaardig bestuur verstaat de raad het herkennen van maatschappelijke problemen en het maken van heldere politieke keuzes; het kiezen van werkbare beleidsopties die ook steunen op draagvlak; aandacht in de uitvoering voor effectiviteit en meetbaarheid. De afgelopen jaren is er volgens de raad vooruitgang geboekt, met name onder het huidige kabinet Balkenende IV.

 

Eén van de dingen die slagvaardigheid traditiegetrouw in de weg staat, is verkokering. De introductie door kabinet-Balkenende IV van de programma-minister zonder portefeuille is een belangrijke poging om op politiek niveau de muren tussen afzonderlijke beleidsvelden afgebroken te krijgen. De Rob prijst de symbolische functie - het markeren van urgente zaken - en stelt dat het experiment navolgingverdient.

 

Wel dienen programmaministers te kunnen beschikken over een eigen budget, eigen ambtenaren en een eigen directoraatgeneraal om goed te kunnen functioneren. ‘De huidige minister voor Jeugd en Gezin heeft te maken met verschillende loyaliteiten van zijn ambtenaren en met maar liefst vier collega’s in het kabinet die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van zijn begroting’, aldus de raad. ‘Veel ambtenaren, aan dit programma verbonden, hebben verschillende politieke broodheren en moeten dus voortdurend met loyaliteiten schipperen.’

 

Verder adviseert de Rob aan het programma van de bijzondere minister heldere doelstellingen te koppelen die in een reguliere regeerperiode te realiseren zijn. Het programmaministerie van Jeugd en Gezin voldoet volgens de raad niet aan deze twee randvoorwaarden. De raad concludeert dat het programmaministerie van Jeugd en Gezin ‘zeer kwetsbaar’ is ingericht. ‘Deze programma-minister is wel erg sterk afhankelijk van andere departementen.’

 

De Rob juicht bestuurlijke experimenten toe, maar waarschuwt tegelijkertijd voor een te veel ervan. ‘Het vierde kabinet- Balkenende heeft op diverse manieren de slagvaardigheid van het openbaar bestuur willen vergroten. De speerpunten van het kabinetsbeleid zijn onderverdeeld in zes departementsoverstijgende beleidspijlers, waarbinnen vervolgens negen projecten en één urgentieprogramma zijn aangewezen. Twee belangrijke maatschappelijke vraagstukken zijn ondergebracht bij afzonderlijke programmaministeries, één bij een reguliere minister met portefeuille.

 

‘Het kabinet experimenteert zo eigenlijk met drie verschillende organisatorische invullingen van het werken met programma’s op drie verschillende domeinen: op het sociale domein (Jeugd en Gezin), het fysieke domein (Urgentieprogramma Randstad) en het (gemengde) sociaal-fysieke domein (Wonen Wijken & Integratie)’, aldus de raad. Deze pogingen verdienen weliswaar lof en zijn veelbelovend, maar het kabinet maakt het zichzelf wel extra moeilijk, concludeert de raad. ‘Het zou jammer zijn als straks blijkt dat de diversiteit aan modellen succes in de weg heeft gestaan.’

 

‘Kabinet denkt te simpel’

 

Het kabinet Balkenende IV wil dat slechts twee overheidslagen zich met bestuurlijke kwesties bemoeien. ‘Een te gemakkelijke oplossing’, aldus de Raad voor het openbaar bestuur. Als ieders taken maar helder zijn afgebakend, kunnen op één thema soms wel drie of vier overheidslagen effectief samenwerken. Zolang maar duidelijk is welke bestuurslaag leidend is. Denkbaar is ook een differentiatie tussen gemeenten. Met de mond (en op schrift) belijdt het huidige kabinet deze vorm, maar in de praktijk werkt het kabinet dit volgens de Rob tot dusverre niet uit.

 

Premier Balkenende adviseerde precies een jaar geleden, in een rede voor het congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2008, het Gemeentewetartikel dat een wettelijke basis geeft aan differentiatie ‘af te stoffen en vaker toe te passen.’ De raad constateert nu dat het kabinet weinig ambitie heeft getoond in die richting.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie