'Provincie relevanter dan ooit’
De provincies staan als een huis. Minister Plasterk heeft ze tegen het einde van zijn ministerschap zelfs ongegeneerd de liefde verklaard. ‘We zijn rijp voor de grote maatschappelijke opgaven’, zegt IPO-directeur Henry Meijdam.
IPO-directeur over nieuw zelfbewustzijn
De provincie ligt ons niet van nature. Waardering voor de provincie is een acquired taste, zei minister Ronald Plasterk vorige maand tijdens het IPO (Interprovinciaal Overleg)-jaarcongres in Nijmegen. De minister is niet van de straat, dus daarom in het Engels, maar we weten allemaal wat een verworven of aangeleerde smaak is: spruitjes, haring, experimentele jazz. En kennelijk ook de provincie.
‘En dat kan ik best begrijpen’, lacht de directeur van de koepelorganisatie van de twaalf provincies Henry Meijdam (55). ‘Als kind denk je: spruitjes bah, bitter en akelig. Maar als je die koolsoort ontdekt, dan merk je: dit heeft een heel andere en lekkere smaak. Een smaak die zich onderscheidt van andere groeten. Zo is het ook met de provincie. Je ziet het effect van de provincie door de tijd heen en leert haar dan ook waarderen.’
Toen moleculair geneticus en oud-minister van OCW Plasterk eind 2012 minister van Binnenlandse Zaken werd, had hij kennelijk nog niet de smaak voor de provincie te pakken. ‘Dat proces doorlopen veel mensen die niet in de provinciale politiek actief zijn. Je ontmoet provincies en je denkt: wat doen die nou? Waar zijn ze mee bezig? Pas in de ontmoeting merk je: dit voegt waarde toe; dit zorgt ervoor dat het leven in Nederland beter wordt’, aldus Meijdam. De PvdA-minister kreeg dat pas tegen het einde van zijn ministerschap door. ‘De provincies hebben de afgelopen periode veel indruk op mij gemaakt. Jullie hebben de afgelopen tijd laten zien dat jullie er zijn als het erop aankomt en echt het verschil kunnen maken’, zei hij tijdens het IPO-congres. Waardoor vielen de schellen van zijn ogen?
Meijdam: ‘Ik spreek niet namens de minister, maar ik weet wel dat we de afgelopen jaren een worsteling hebben doorgemaakt op weg naar erkenning en relevantie. De agenda van de provincies is de laatste jaren heel strak geworden. Daar spreekt ambitie uit. Die agenda heeft de provincies ook veel zelfbewuster gemaakt. Niet als Rupsje Nooitgenoeg alles beetpakken, maar uitblinken met een beperkte agenda en daarmee het verschil maken.’
Blauwdrukdenken
En je hoeft ook niet groter te zijn om meer in de melk te brokkelen te hebben, vindt IPO-directeur Meijdam. Minister Plasterk presenteerde bij zijn aantreden in 2012 nog het plan om Noord-Holland, Flevoland en Utrecht samen te smeden tot de Noordvleugelprovincie. Deze megaprovincie zou vervolgens een blauwdruk moeten vormen voor de fusie van de andere provincies. Twee jaar later gooide hij zijn fusieplan in de prullenmand.
Want, zo zei de minister, wederom in zijn liefdesverklaring aan de provincies op het IPO-congres: ‘Blauwdrukdenken is niet de meest effectieve manier om je tijd te besteden.’ Een waar woord, aldus Meijdam, ‘want het verdraagt zich niet met de snelheid en dynamiek die we in de werkelijkheid aantreffen.’ Maar de IPO-directeur vindt het al te gemakkelijk om het ‘blauwdrukdenken’ te koppelen aan de persoon van de minister. ‘Het is decennia lang gebruikelijk geweest om bestuurlijke problemen in Nederland met papieren modeloplossingen aan te pakken. 25 miniprovincies, WGR+ gebieden, gemeenschappelijke regelingen, landsdelen, Noordvleugelprovincie. Ze zijn allemaal een roemloze dood gestorven en terecht, omdat ze niet de mens en het probleem centraal stelden maar de structuur. Het leek erop alsof de structuur de centrale doelstelling was’, aldus Meijdam.
Henry Meijdam (van 1998 tot 2005 VVD-gedeputeerde in Noord-Holland) werd op 1 januari van dit jaar directeur van het IPO in Den Haag. Eigenlijk op het moment dat de provincies weer onbetwistbaar waren geworden. Dat had lang geduurd. Een paar jaar voor hij gedeputeerde in Haarlem werd, was een rapport verschenen waarin voor het eerst de positie van de provincie ‘op de kaart was gezet’.
Henry Meijdam: ‘Het moest anders met de provincies, maar over het hoe werd ongestructureerd geredekaveld. Maar wel met de ambitie: we willen meer waarde leveren. Die aspiratie werd versterkt toen uit de verkoop van de energiebedrijven de financiën vrijkwamen om dat mogelijk te maken. Het ontwakend zelfbewustzijn veranderde in ingedaald en vanzelfsprekend bewustzijn. Met het provinciedocument Kompas 2020 van eind 2014 hebben we echt focus gekregen. Met deze leidraad in de hand gaan we een volgende stap zetten. We hebben de ambitie om als provincies op de terreinen van duurzame ruimtelijke ontwikkeling, waterbeheer, milieu, vitaal platteland en natuurbeheer, bereikbaarheid, regionale economie, culturele infrastructuur en kwaliteit van het openbaar bestuur een onderscheidende bijdrage te leveren. We zijn rijp voor de grote maatschappelijke opgaven.’
IJzersterk voorstel
Die ‘rijpheid’ zal de Haagse politiek na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart aan den lijve ondervinden. IPO-directeur Meijdam: ‘De provincies zijn bezig met het formuleren van een aanbod aan de formateur voor na de verkiezingen. Niet de geijkte brief van honderd punten die gerealiseerd moeten worden en of daar geld voor kan komen, maar met een aanbod. Wat willen wij doen. Wat gaan wij bijdragen aan de energietransitie, aan de regionale economie en aan een gezond landschap. Met zo’n focus heb je een ijzersterk voorstel en toon je ambitie.’
Geen gedoemde proefballonnen en een holle praatjes, maar boter bij de vis, aldus IPO-directeur Meijdam. ‘We merken dat die benadering in goede aarde valt bij de ministeries en koepelorganisaties. In tegenstelling tot de formatie van 2012 zijn provincies nu ook een geaccepteerde entiteit om de rol van agendabepaler- en uitvoerder te vervullen. Het is niet voor niets dat een minister die bij zijn aantreden buitengewoon negatief was over de rol van provincies tegen het einde van zijn diensttijd meedeelt daar wezenlijk andere opvattingen over te hebben gekregen. De provincies maken verschil en doen dat goed.’
Een recent voorbeeld is de aanpak van de asielstroom, waarbij niet via de bekende kaders werd gewerkt, maar zogenaamde ‘regionale tafels’ in het leven werden geroepen met de hoogste regionale rijksheer (de commissaris van de koning) aan het hoofd. Deze ‘schouder-aan-schouder’-aanpak heeft volgens politiek Den Haag en de provincies prima gewerkt. ‘De provincie maakte het verschil’, aldus Plasterk, wederom tijdens het IPO-congres. Henry Meijdam: ‘De provinciale aanpak van de vluchtelingencrisis heeft het mogelijk gemaakt om brede lagen van de bevolking te laten zien dat provincies ertoe doen. We hebben natuurlijk niet elke dag dossiers waar heel Nederland van wakker ligt. Dit was er één.’
De provincies hebben volgens hem laten zien dat ze het verschil kunnen maken. Meijdam: ‘Ze hebben ook aangetoond dat ze niet bang zijn voor moeilijke thema’s. Politiek bedrijven is per definitie risico nemen. Dat betekent dat je in de mêlee van voor- en nadelen van bepaalde projecten niet moet schuwen om iets beet te pakken waarbij je de kans loopt vijanden te maken of dat het project mislukt. Als je van moeilijke onderwerpen af wilt blijven en iedereen te vriend wilt houden, dan blijf je een trouwhartige maar onzichtbare en incapabele bestuurslaag.’
Blijven onderscheiden
De provincie kan zich blijven onderscheiden en wat bereiken omdat de toekomst volgens de minister bij de regio’s ligt. En ‘de provincie is de bestuurslaag die het dichtst bij de regio’s ligt’, aldus Plasterk, op, ja alweer, het IPO-congres in Nijmegen.
Wel sneu voor het rijk en de gemeenten. IPO-directeur Henry Meijdam: ‘De regionale schaal is daadwerkelijk de schaal waarop de fysieke leefomgeving zijn problemen heeft. Plasterk cijfert de gemeenten niet weg, maar geeft aan dat de partijen in de regio zich met elkaar moeten verbinden om een probleem op te lossen. Problemen trekken zich van grenzen namelijk niets aan. Je moet dus grensontkennend met elkaar samenwerken. Wie hebben we nodig om een probleem op te lossen? Dus: probleem zoekt eigenaar, en niet eigenaar zoekt probleem. Dat laatste hebben we als provincies, eerlijk is eerlijk, te lang gedaan. Doordat we daar radicaal vanaf zijn gestapt, zijn we relevanter dan ooit. Je organiseert een probleemtafel van belanghebbenden, praat over de oplossingen en realiseert ze daarna. Daar zijn provincies sterk in.’
De ‘nieuwe’ provincie staat dus als een huis. Met zelfvertrouwen komt nogal eens expansiedrift. Moeten gemeenten en waterschappen zich zorgen maken? IPO-directeur Henry Meijdam: ‘Nee, absoluut niet. We hadden het over de lerende minister; je ziet dat door alle lagen van de overheid heen. Provincies hebben ook geleerd. We worden ons steeds meer bewust van het feit dat het niet effectief is om te vechten om het leiderschap. Zo’n discussie over macht leidt echt nergens toe, alleen maar tot navelstaarderij waar de burgers niets aan hebben. In het verleden draaide het weleens om landjepik, tegenwoordig investeren we in partnerschap. We zijn geïnteresseerd in samenwerkingsverbanden. Daarom doen we graag en actief mee aan de proeftuinen van “Maak Verschil” van het ministerie van Binnenlandse Zaken.’
Gerust
De waterschappen kunnen dus gerust zijn. Het is anders geweest. In 2010 vond het congres van het CDA dat de waterschappen ondergebracht moesten worden bij de provincies. Een jaar later was daarvoor zelfs een Kamermeerderheid, maar waren de provincies nog vooral met zichzelf bezig. In het CDA-conceptprogramma voor de aanstaande verkiezingen lezen we dat ‘de waarde en betekenis van waterschappen enorm is’. De andere partijen doen er het zwijgen toe. Wat is dat opeens? 23 waterschappen in een piepklein landje, waarom is dat nu wel acceptabel?
Henry Meijdam: ‘Waterschappen zijn goed in het kwantitatieve en kwalitatieve waterbeheer; provincies zijn goed in de fysieke leefomgeving. Laat dat zo en reik elkaar de hand. Als wij nu weer zouden beginnen met het gezelschapsspel van ‘de waterschappen onder de provincies’, dan wordt er de komende jaren nergens meer samengewerkt en maken we alleen een hoop deskundigen blij met opdrachten om uit te zoeken wie het gelijk aan zijn kant heeft. Het einde van het liedje is dat we geen snars zijn opgeschoten maar wel lekker drie jaar van de straat zijn geweest. Ik hoef niet van de straat; ik wil burgers kunnen uitleggen wat provincies hebben gedaan om hun problemen op te lossen.’
CV
Henry Meijdam werd op 24 juli 1961 geboren in Huizen. Hij studeerde rechten in Utrecht. Meijdam was raadslid in Huizen en van 1991 tot 1998 wethouder in zijn geboortedorp. Van 1986 tot 1993 was hij onder meer directeur bij Bank Mees en Hope. Van 1995 tot 1998 was Meijdam lid van provinciale staten in Noord-Holland voor de VVD. In 1998 werd hij gedeputeerde in Noord-Holland.
In 2005 werd Meijdam burgemeester van Zaanstad. Hij kreeg daar een relatie met de gemeente secretaris. Ze vertrokken en zetten het bureau voor markt en overheid Meijdam & Overmars op. Meijdam werd directeur van het opleidings bedrijf ESPEQ en directeur van CURNET, het kennisnetwerk voor de fysieke leefomgeving. In 2010 werd Meijdam benoemd tot voorzitter van de commissie OV-Chipcard.
In 2012 werd hij voorzitter van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Meijdam werd in 2015 voorzitter van de commissie Omgaan met risico’s van geïnduceerde aardbevingen. Op 1 januari 2016 werd Henry Meijdam directeur van het Interprovinciaal Overleg (IPO) in Den Haag.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.