‘Programma-minister niet nodig’
Programma-ministers zijn overbodig en het voortbestaan van de provincie is geen vanzelfsprekendheid, meent minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken.
Het voortbestaan van de provincies, het zogeheten middenbestuur als een van de bestuurslagen uit het Huis van Thorbecke, is voor minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst (PvdA) geen vanzelfsprekendheid. ‘Drie lagen lijken mij een gegeven: de Europese, de nationale en de lokale’, aldus Ter Horst in haar toespraak tijdens het afscheidssymposium van Jos van Kemenade, de vertrekkende voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur (Rob).
De bestuurlijke inrichting volgens het Huis van Thorbecke uit 1848 met de drie bestuurslagen, Rijk, provincie en gemeente, behoeft verbouwing, vindt Ter Horst. ‘Het is onwaarschijnlijk dat we met die bestuurlijke organisatie de problemen van de toekomst blijvend aankunnen.’ Over de rol van het middenbestuur en de regionale samenwerkingsverbanden van stadsregio’s en gemeenten wil Ter Horst een debat.
Rouvoet
Het werk van aparte programma-ministers, zoals minister Rouvoet voor Jeugd en Gezin, kan volgens Ter Horst net zo goed worden gedaan door gewone ministers. ‘Ministers kunnen naast de verantwoordelijkheid voor een ministerie ook heel goed de verantwoordelijkheid hebben voor dergelijke programma’s. Daarvoor heb je geen aparte programma-minister nodig’, aldus Ter Horst.
In haar Rob-toespraak nam Ter Horst de individuele ministeriële verantwoordelijkheid op de korrel. Die is ‘te zeer een hinderpaal voor collegiale samenwerking tussen ministers en daarmee ook voor samenwerking tussen ambtenaren.’
Ter Horst verwacht dat het oplossen van maatschappelijke problemen effectiever kan door bestuurlijke teams van ministers te vormen, zoals wethouders in het lokaal bestuur dat ook doen. ‘Meer collegiale samenwerking tussen ministers zal daarom ook een positief effect hebben op de ambtelijke ontkokering.’
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.