Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Stedelijke agenda Europa in de maak

Over de Urban Agenda wordt al sinds 1997 gepraat. In de laatste twintig jaar is het besef veel breder gegroeid dat steden ertoe doen en dat de oplossing van veel problemen in de steden ligt.

25 maart 2016

Het Pact van Amsterdam moet partnerschappen tussen Europese steden tot stand gaan brengen, met als doel een beter leven voor de inwoners van de EU-steden. ‘Het gaat niet om meer Europa in de gemeente. Het gaat om meer gemeente in Europa.’

Pact van Amsterdam

Nicolaas Beets is de speciaal gezant voor de EU Urban Agenda van de Nederlandse regering. Hij heeft meer dan veertig partijen aan boord die volop discussiëren over het Pact van Amsterdam waarin die agenda op 30 mei geregeld moet zijn: lidstaten, steden, EU-instellingen, Europese koepels. Beets: ‘Het gaat om het mogelijk maken van een beter leven in de steden, met betere fondsen, betere regels en betere kennisdeling.’

Over de Urban Agenda wordt al sinds 1997 gepraat. In de laatste twintig jaar is het besef veel breder gegroeid dat steden ertoe doen en dat de oplossing van veel problemen in de steden ligt. Wouter van der Heijde, senior bestuursadviseur Europa Amsterdam: ‘Nu is de vraag: hoe gaan we dat oppakken?’ Hij juicht de samenwerking toe. ‘Mijn burgemeester wil weten wat het oplevert voor de burger. De steden willen ook wat van Europa: betere regels bijvoorbeeld. Daarnaast kunnen steden bijdragen om Europese doelen te bereiken, bijvoorbeeld op het gebied van kennis en innovatie.’

Ook Eurocommisaris Corina Cretu (regiobeleid, stedelijke ontwikkeling) is er veel aan gelegen om de Urban Agenda het daglicht te laten zien, zegt ze. ‘Tweederde van de EU-bevolking woont in steden, 85 procent van het BBP van de EU wordt er verdiend, 80 procent van de energie wordt er geconsumeerd. Als we niet op steden focussen, kunnen we veel problemen niet effectief oplossen, zoals luchtvervuiling, energieverspilling en sociale inclusie.’

Praktische oplossing
Het Pact regelt partnerschappen en die draaien om thema’s die steden ook zelf op de agenda kunnen krijgen. Beets noemt Groningen. Dat organiseert op 1 juni een Europees congres over gezondheid. Ze hebben geïnformeerd of dat ook een partnerschap kan worden. Beets zegt dat ze dat dan via de lidstaten en de Europese koepelorganisaties kunnen regelen. Van der Heijde heeft daar wat bedenkingen bij: de steden moeten het zoveel mogelijk zelf kunnen regelen, zonder toestemming te hoeven vragen in allerlei gremia met lidstaten, vindt hij. ‘Die oproep zullen we ook doen.’

Belangrijk voor een partnerschap is Europees draagvlak, zegt Beets. ‘Het gaat om steden die al een Europese vertakking hebben op het terrein waar ze een partnerschap voor willen aan gaan. Via de koepels kun je het voorstellen en worden genomineerd als partner. Utrecht zit in een partnerschap over luchtkwaliteit. Utrecht zit daar dus niet zomaar.’

Hoewel Europees beleid tussen lidstaten vaak de kritiek krijgt dat het tendeert
naar de laagste gemeenschappelijke deler, zien de steden dat helemaal niet als een probleem. Zij denken dat je via partnerschappen kunt leren van elkaar en dat er praktische oplossingen voor iedereen ­mogelijk zijn.

Utrechtse lucht
Er lopen momenteel vier proefpartnerschappen, waarvan een met Utrecht. Dat partnerschap, over luchtkwaliteit, heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu als trekker. De Domstad die de slogan ‘Green, Healthy, Smart’ voert, maakt zich al jaren druk om de luchtkwaliteit, zegt de vertegenwoordiger van Utrecht in Brussel, Bharti Girjasing. Met Utrecht zijn er in een maand of twee een groot aantal partners aan het partnerschap voor Luchtkwaliteit verbonden. Helsinki, London, Milaan, Duisburg, Nederland, Duitsland en stedenkoepel Eurocities en vijf DG’s van de Europese Commissie zitten er in. Aan het partnerschap ontbreken nu nog drie lidstaten als partners. Nederland praat nog met Portugal, Polen, Frankrijk en Duitsland als mogelijke partners.

‘Het verbeteren van de luchtkwaliteit is één van onze gezamenlijke topprioriteiten’, stelt  programmamanager Jeroen Schenkels van de gemeente Utrecht. ‘Er sterven in de EU tien keer meer mensen aan luchtverontreiniging dan door verkeersongevallen. Luchtkwaliteit kent een gedeelde verantwoordelijkheid en vereist naast eigen inzet ook inzet van Nederland en Europa.’

Steden hebben volgens hem slechts een beperkte invloed op de lokale situatie, omdat het merendeel van de vervuilende stoffen van buiten de stadsgrenzen komt. Schenkels: ‘Steden zetten extra stappen en verwachten dat ook van andere overheden op het gebied van regelgeving, fiscaliteit en financiën en in haar rol als wegbeheerder. Europa heeft hierin een rol om effectieve bronmaatregelen te nemen.’

Outi Väkevä, de luchtkwaliteitsexpert van de gemeente Helsinki en partner van Utrecht: ‘Alle steden hebben problemen met autoverkeer. Wij willen daarom strengere dieseluitstootnormen, temeer daar nieuwe diesels in de praktijk meer uitstoten dan in het laboratorium’, zegt ze verwijzend naar de sjoemeldiesels.

Schenkels: ‘Steden zetten in op vervoer met zo min mogelijk emissie en een transformatie naar fiets en lopen. We investeren in de fiets, in P+R’s, het OV en stimuleringspakketten voor schoner vervoer, zoals elektrisch personen- en goederenvervoer. We hebben als steden een instrumentarium ­nodig om innovatie van de grond te krijgen en kunnen als proeftuin dienen.’

Beleidsverkokering
Een van de uitdagingen van de samenwerking is het doorbreken van beleidsverkokering bij steden, lidstaten en de Europese Commissie. Simone Goedings van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zegt dat Nederland een omvangrijke ervaring heeft met interbestuurlijke beleidsdossiers. Maar dat is niet overal zo, niet in Brussel en ook niet in de meeste andere lidstaten.

Uiteindelijk moeten de partnerschappen ook leiden tot betere aansluiting op de fondsen, zegt Schenkels, bladerend door pagina’s op fondsgebied die de Europese Commissie al op een rijtje heeft gezet.

Alle neuzen staan dezelfde kant op, maar er zijn ook zorgen. Het gaat om inkomensverschillen die groot zijn tussen West- en Oost-Europa. Dat is getackeld, zegt Beets, er is in Europa extra budget voor steden die weinig geld hebben. ‘Het gaat niet om veel geld, bijvoorbeeld om een ticket naar Brussel’, zegt hij. Ook zijn er vooral in Denemarken en in het Verenigd Koninkrijk angsten dat Europa oprukt binnen de gemeentegrenzen. Beets: ‘Maar het gaat niet om meer Europa in de gemeente. Het gaat om meer gemeente in Europa. Meer invloed voor de burgers dus.’

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie