Oud Amsterdam
Maandagmorgen 14 september keerden mijn vriendin en ik per KLM terug van tien dagen New York. Pas op het vliegveld en in het vliegtuig begrepen we dat we iets gemist hadden.
De feestelijke herdenking van het feit dat kapitein Henry Hudson precies vierhonderd jaar eerder namens de Amsterdamse Kamer van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) de later naar hem genoemde rivier op was gevaren langs de plek waar in 1625 het handelsdorp Nieuw-Amsterdam zou worden gesticht - het latere New York.
Maar helaas. Aan alle New Yorkers die zich niet voor de gelegenheid in het Oranje of in het rood-wit-blauw hadden gestoken, gingen de feestelijkheden tamelijk ongemerkt voorbij. Er was een moment dat we meenden een replica van Hudsons schip de Halve Maen voorbij te zien varen. En bij het metrostation Bowling Green kon je kaas en stroopwafels en poffertjes bekomen, want daar was een Hollands straatje met naambordjes als het Leidseplein ingericht. Ook waren er lichtelijk verlepte haringen in de aanbieding. Maar ach, New York!
Ik geloof niet dat er een inwoner was die zich erg druk maakte om de allervroegste en voor-Engelse historie. Hadden onze voorouders de weinig vruchtbare steenklomp die Manhattan toen was maar niet moeten verruilen voor de plantages van Suriname.
Voor ons was de keuze niet moeilijk. We konden natuurlijk gaan kijken hoe Willem Alexander en Máxima de New Yorkers bijbrachten dat fietsen ook heel gezond is. Maar we konden ook naar een hilarisch toneelstuk met James Gandolfini gaan, het alias van de geniale Tony Soprano uit de gelijknamige tv-serie. Natuurlijk won de Soprano.
Het enige dat we van de Hollandse feestelijkheden meemaakten, was een grappige ontmoeting aan boord van het veer naar Governors Island. Daar vonden Hollandse voorstellingen plaats. Vlak voordat het veer bij Manhattan aanlegde, zei mijn vriendin dat ze de overtocht net zoiets vond als het schip naar Terschelling. ‘O ja?’, sprak een rijkbesnorde man die achter haar stond in het Nederlands. ‘Ik kom van Terschelling.’
Hij bleek de directeur te zijn van Oerol die op het eiland een voorstelling aan het voorbereiden was. Of we zin hadden om te komen kijken. Dat hadden we wel. Maar we waren al op Terschelling op het echte Oerol geweest. En verder gingen aan ons en aan de overige 8.274.517 miljoen inwoners van New York City de historische gebeurtenis voorbij.
Totdat we dus voor de terugreis op het vliegveld aankwamen. Want daar troffen we de ene na de andere culturele bobo die van plan was om samen met ons de terugreis te aanvaarden. Bestuursleden van het John Adams Institute in Amsterdam. De onvermijdelijke Maarten van Rossem. De Amsterdamse cultuurwethouder. De directie van de Rode Hoed. De directeur van AT5. De directeur van de Digitale Stad. Een moment kwam de gedachte bij ons op dat wij in dat hele vliegtuig de enige zelf betalende passagiers waren.
Pas toen werd het ons duidelijk waar het om begonnen was. De New Yorkers zelf gingen er weliswaar achteloos aan voorbij, maar voor Amsterdam was het een enorme gebeurtenis. Let op, al jullie Engels sprekenden, of je nu in de Bronx, in Brooklyn, in Queens of op Manhattan woont. Het had maar een haartje gescheeld of jullie hadden je in het Nederlands moeten uitdrukken! Aan ons hebben jullie uiteindelijk jullie skyline met de wolkenkrabbers te danken!
We keken nog eens rond en we konden het niet helpen. We voelden ons voor het eerst in die tien dagen aandoenlijke provinciaaltjes
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.