Organiek denken parool bij burgemeesterskeuze
Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters congresseerde vorige week vrijdag in Barendrecht. Een hoofdonderdeel van het programma was het debat over wat er moet gebeuren als de Kroonbenoeming uit de Grondwet is geschrapt. Ik mocht dat debat inleiden. Zoals de zaken er nu voorstaan, zal het schrappen van de Kroonbenoeming ook in tweede lezing na de verkiezingen van 2017 op de vereiste tweederde meerderheid in beide Kamers kunnen rekenen.
De kans dat vervolgens die Kroonbenoeming in de Gemeentewet gehandhaafd blijft, is bijzonder gering. Bij de formatie van 2017 zullen de deelnemende politieke partijen overeenstemming willen bereiken over een begaanbaar alternatief en dan is het vrijwel uitgesloten dat men ervoor kiest om alles maar bij het oude te laten.
Nu reeds zijn er in Den Haag bewegingen waarneembaar om dit debat op gang te brengen. En vooral dat is een reden voor de betrokkenen in het openbaar bestuur om zich de kaas niet van het brood te laten eten en reeds nu tot bezinning over te gaan met betrekking tot de meest gewenste burgemeesterskeuze. Buitenlandse voorbeelden leren daarbij dat de discussie over een andere vorm van burgemeesterskeuze veel verder gaat dan de positionering van het ambt zelf.
Ook voor Nederland geldt dat vrijwel iedere mutatie in de benoemingswijze gevolgen heeft voor de andere gemeentelijke bestuursorganen. Dat betreft dan vooral de gemeenteraden en de colleges. In allerlei rechtstreekse verkiezingsvarianten zal de gemeenteraad positie verliezen en ook de rol van de wethouders zal veranderen. In verschillende modellen zal de burgemeester geen voorzitter van de raad meer kunnen zijn, terwijl juist dat voorzitterschap in de huidige verhoudingen de primaire kurk is van de partijpolitieke neutraliteit van de burgemeester. In de huidige verhoudingen is de burgemeester als afzonderlijk bestuursorgaan gedeeltelijk buiten de reguliere verhouding tussen raad en college geplaatst, terwijl de burgemeester daarnaast lid en voorzitter is van het college.
Bij diverse verkiezings- en benoemingsvarianten komt deze buitenplaatsing als afzonderlijk bestuursorgaan onder druk te staan en moet naar nieuwe verhoudingen worden omgekeken. Ook het huidige stelsel van conflict- en ontslagregelingen muteert over de hele linie en moet opnieuw worden vormgegeven.
Een en ander laat in alle duidelijkheid zien dat het hier gaat om een organieke discussie bij uitstek. Herziening van de benoemingswijze betreft een zoektocht naar een ander lokaal-politiek organogram en het opmerkelijke van de buitenlandse voorbeelden is dat daarbij de positie van de volksvertegenwoordiging en die van de wethouders in de regel tenminste evenveel en soms meer aandacht krijgt dan die van de burgemeester. Ook voor ons land is organiek denken op dit punt dan ook het parool.
Op het congres van het Genootschap werd naar voren gebracht dat daarbij vanuit grondwaarden zou moeten worden geredeneerd. Dat is in de eerste plaats het hoofdschap van de gemeenteraad, zoals dat is verankerd in de Grondwet. In de tweede plaats komt het politieke primaat van de wethouders daarvoor in aanmerking. Nederland is een wethoudersland en het is niet goed voorstelbaar dat in een nieuw organogram de wethouders zouden worden gedegradeerd tot hulpsinterklazen van de burgemeester. In de derde plaats zou de onafhankelijke positie van de burgemeester overeind moeten worden gehouden als specifiek kenmerk van het huidige ambt. Waar voorheen de burgemeesters een sterke neiging vertoonden om alleen te redeneren vanuit de eigen positie, bleek op dit congres dat het Genootschap uit de schulp wil kruipen en in het komende debat op wil trekken met de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden en verenigingen van raadsleden en wethouders. Dat is een belangrijke impuls om aan het noodzakelijke organieke denken ook echt een goede invulling te geven.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.