Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

'Opiniedemocratie is gevaarlijk'

'Kiest u maar', lijkt de overheid steeds vaker tegen de burger te zeggen, gezien het gestaag groeiende aantal peilingen en polls. Will Tiemeijer schreef een boek over deze ontwikkeling: 'Beleidsmakers moeten de problemen kennen, maar de overheid moet met oplossingen komen.'

14 maart 2008

Natuurlijk heeft 45 procent van de Nederlanders een mening over de laatste wijziging van de Elektriciteitswet, ontdekte Will Tiemeijer toen hij een vraag over dit onderwerp losliet op een representatieve onderzoeksgroep. 'Zelfs al konden ze er niets van weten, omdat er in de media geen enkele aandacht voor was geweest. Alleen het stellen van de vraag al, genereert een mening.'

 

Het aantal mensen met een opinie over een obscure kwestie daalt echter fors, zodra er een andere vraag aan voorafgaat: heeft u voldoende informatie om over dit onderwerp een oordeel te geven? Antwoorden is niet verplicht, is dan ook een van de boodschappen aan het publiek van de 43-jarige stafmedewerker van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Geloof niet alle uitslagen van peilingen, waarschuwt hij politici en ambtenaren. En journalisten die politieke aardverschuivingen zien als een peiling slechts enkele zetels verschil toont, verdienen op zijn minst bijscholing.

 

Tiemeijer won onlangs de G.A. van Poelje Jaarprijs van de Vereniging voor Bestuurskunde voor de beste dissertatie van 2006 uit Nederland en Vlaanderen. Als vervolg op zijn Tilburgse promotieonderzoek naar de waarde van opiniepeilingen in het democratisch proces verscheen vorige week zijn publieksboek over hetzelfde onderwerp: Wat 93,7 procent van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen. Het is geen WRR-publicatie, maar een eigen initiatief.

 

'Mijn boek is bedoeld voor de krantenlezer die zijn gezond verstand gebruikt. Die zich afvraagt hoe het komt dat Maurice de Hond de ene week dit meldt en de andere week dat. Die op zijn klompen aanvoelt dat het vreemd is wanneer tachtig procent van de Nederlanders opeens een mening blijkt te hebben over een nieuw complex onderwerp.' In de onderzoekspraktijk is 'Geen mening' een onhandig en daarmee onaantrekkelijk antwoord. Dus krijgen deelnemers aan peilingen uitleg over de kwestie van onderzoek. Wie luistert, zwemt in de fuik en houdt er opeens toch een mening op na - alleen al omdat de vraag is gesteld. Tiemeijer: 'Ik weet niet waarom dat precies zo werkt, dat heb ik niet onderzocht. Misschien voelen mensen zich dom wanneer ze "weet niet" antwoorden.'

 

Filter

 

Wat is de kwaliteit van zo'n uitgelokte opinie? Tiemeijer deed veldwerk om daarachter te komen, met als uitgangspunt de FNV-enquête naar draagvlak voor de plannen van minister Donner van Sociale Zaken om het ontslagrecht te versoepelen. Volgens het vakbondsonderzoek, uitgevoerd door het bureau TNS NIPO, was in de zomer van 2007 maar liefst 55 procent van de Nederlanders tegen. Van de ondervraagden zei dertien procent geen mening te hebben.

 

'Ik heb een representatieve onderzoeksgroep dezelfde kwestie voorgelegd, maar de eerste vraag bevatte een filter: Heeft u voldoende over de kabinetsplannen gelezen of gehoord om u hierover een mening te kunnen vormen? Alleen de groep die zichzelf geïnformeerd achtte, kreeg de rest van de enquête voorgelegd. Alle anderen tel ik bij de groep die nog geen mening heeft.' In de Tiemeijer-variant verviervoudigde deze categorie naar 59 procent. Eigenlijk moest de discussie nog beginnen, constateert hij achteraf, maar het effectieve opinieverzet tegen de versoepeling van het ontslagrecht heeft het politieke debat doodgeslagen voor het van start ging.

 

Enquêtes zijn voor de media een dankbare nieuwsbron. De getallen lijken voor zich te spreken. Maar veel Nederlandse journalisten zijn wel erg zuinig met informatie over de herkomst van gegevens, constateert Tiemeijer. 'Soms staat er niet eens bij hoe groot de steekproef was, vrijwel altijd ontbreekt uitleg over de methode. Elk onderzoekje met nieuwswaarde wordt zonder meer geplaatst. Ik betwijfel of journalisten wel kunnen beoordelen wat ze in handen hebben. Te vaak lees ik zo'n bericht en dan denk ik: dit resultaat kan niet deugen.' Het kan beter, zag hij in Amerika, waar sommige kranten de methode in enkele zinnen samenvatten en de volledige set gegevens publiceren als achtergrondinformatie op de eigen website.

 

Enquêtes en peilingen voeden niet alleen de media, maar ook de politiek en beleidsmakers. Zij zeggen veel belang te hechten aan de mening van de burger, maar uitkomsten van opinieonderzoek zijn meestal maar een klein puzzelstukje bij de productie van beleid. Aan de ene kant vindt Tiemeijer dat prima, omdat veel beleidsvraagstukken te complex zijn voor het eendimensionale oordeel van de gemiddelde enquête. 'Het is ontstellend hoe weinig sommige mensen weten van politieke kwesties.' Aan de andere kant betreurt hij de ondergeschiktheid in het beleidsproces van onderzoeksmateriaal waaruit blijkt wat de burger bezighoudt. 'Het is belangrijk dat de beleidswereld weet wat mensen meemaken in hun buurt, op het werk. Je moet weten wat ze ervaren om te beoordelen wat de problemen van de samenleving zijn. Heb je dat uitgezocht, dan is het de taak van de overheid om met oplossingen te komen.'

 

Zijn klassieke opvattingen over de taakverdeling in de vertegenwoordigende democratie botsen met de trend van de netwerksamenleving, waarin het nog een kwestie van tijd lijkt voordat we per sms kunnen deelnemen aan het referendum van de week. 'De neiging bestaat om ook beleidsopties bij burgers neer te leggen: kiest u maar. Dat is heel gevaarlijk. De antwoorden veranderen sterk naarmate je de vraag wijzigt. Bij complexe onderwerpen moeten de beleidsorganen de opties afwegen en hun eigen verstand gebruiken. Met opiniepeilingen kun je meer te weten komen over problemen, maar ze zijn niet bruikbaar om een oplossing te vinden.'

 

Knappe kop

 

Het is tijd voor een moment van bezinning bij de jacht op opinies, vindt Tiemeijer: 'Een onderzoek moet allereerst nagaan wie van de onderzoeksgroep er eigenlijk een mening heeft en wie niet. Dat gebeurt veel te weinig. Maurice de Hond doet het vrijwel nooit. Maar hoe waarschijnlijk is het om te doen alsof iedereen een mening heeft over bijvoorbeeld de Europese Grondwet, een onderwerp waar zelfs een knappe kop als Ronald Plasterk weken over heeft zitten twijfelen? Uit democratisch gezichtspunt vind ik het slecht; met al dat hameren op meningen verlies je de ruimte voor debat en uitwisseling van argumenten. Het lijkt wel alsof de kaarten al zijn geschud.'

 

Daarmee doet Nederland zichzelf tekort, vindt hij: 'Democratie gaat erom de beste oplossing voor een probleem te vinden. De kwaliteit van het besluit is een zaak voor deskundigen. De burger moet zeggen wat hem dwarszit, maar daarna is het een kwestie van vertrouwen. Ik ga niet mee in de gedachte dat het ook waardevol is om een minder goede oplossing te kiezen wanneer die veel steun bij de burgers krijgt. Het is maar hoe je de vraag stelt en in elk geval bereik je zo niet de optimale situatie. Bovendien blijkt keer op keer dat de meeste burgers helemaal niet zo geïnteresseerd zijn in deelname aan het proces. Ze willen gewoon het best denkbare besluit.'

 

Het proefschrift uit 2006 is met aandacht gelezen door vakgenoten, heeft hij gemerkt. Maar hebben de opiniepeilers en hun opdrachtgevers er ook iets van geleerd? 'Van TNS NIPO en het Sociaal Cultureel Planbureau hoor ik wel geluiden dat ik te ver ga, dat ik te streng ben door te zeggen dat je niet naar de steun voor beleidsopties moet vragen. Ze hebben me nog niet overtuigd. Ik had veel kritiek op de Belevingsmonitor van het kabinet Balkenende II, omdat hij geen ruimte gaf voor nuance en stuurde naar een negatief oordeel. Het SCP werkt aan een nieuw instrument en ik heb er vertrouwen in dat die onvolkomenheden niet zullen terugkeren. Het rijk heeft zeker geleerd om opinieonderzoek verstandig te gebruiken en dat gebeurt ook meer. Voor zover ik het kan overzien gaat het op communicatieafdelingen goed, maar valt er op beleidsafdelingen nog veel te winnen. Helaas zijn communicatie en beleid nog vaak gescheiden circuits. Zou je die meer met elkaar verweven, vroeg in het proces, dan krijgt het puzzelstukje van opinieonderzoek een belangrijker plek.'

 

Is het intussen verstandig om als burger tijd te geven aan opiniepeilers? 'Ik zit in internetpanels en ik vul veel enquêtes in uit professionele belangstelling. Maar ik denk niet dat het iets uithaalt.'

 

Wat 93,7 procent van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen, W.L. Tiemeijer, Uitgeverij Aksant, ISBN 978 90 5260 280 6, € 15,-

 

Will Tiemeijer (1964) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht. Vanaf 1989 werkte hij als beleidsmedewerker bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In 2006 verdedigde hij zijn proefschrift 'Het geheim van de burger; over staat en opinieonderzoek', een studie op het snijvlak van politicologie, bestuurskunde en communicatie. In die periode was Tiemeijer korte tijd gedetacheerd bij het Sociaal Cultureel Planbureau. Sinds het voorjaar van 2007 is hij stafmedewerker bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

 

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie