Advertentie
bestuur en organisatie / Achtergrond

Links raadslid houdt ’t eerder voor gezien

Ten opzichte van 20 jaar terug neemt het aantal tussentijds vertrekkende raadsleden toe. Dat blijkt uit onderzoek van de Stichting Decentraalbestuur.nl naar het (vroegtijdig) aftreden van raadsleden over twee decennia heen. Bij uitsplitsing van de cijfers voor de periode 2010-2014 en voor de huidige periode – bijgehouden tot en met januari dit jaar – valt op dat raadsleden van linkse partijen (PvdA, GroenLinks en SP) vaker aftreden dan die van overige partijen.

23 februari 2018

Ten opzichte van 20 jaar terug neemt het aantal tussentijds vertrekkende raadsleden toe. Toentertijd trad 12,5 procent van de raadsleden voortijdig terug, nu is dat gestegen naar zo’n 14,5 procent. SP en GroenLinks verliezen er onderweg verreweg de meeste.

Onderzoek naar vertrek lokale politici
door: Peter Castenmiller en Marcel van Dam

Dat blijkt uit onderzoek van de Stichting Decentraalbestuur.nl naar het (vroegtijdig) aftreden van raadsleden over twee decennia heen. Bij uitsplitsing van de cijfers voor de periode 2010-2014 en voor de huidige periode – bijgehouden tot en met januari dit jaar – valt op dat raadsleden van linkse partijen (PvdA, GroenLinks en SP) vaker aftreden dan die van overige partijen.

Het is gissen naar de redenen, maar wellicht verwacht de achterban van deze partijen meer van hun raadsleden dan bij de andere partijen. Het kan ook zijn dat raadsleden van deze partijen minder geneigd zijn om na een conflict de partij te verlaten en onder eigen naam als raadslid te blijven zitten. Bij de SP vormt wellicht de ‘afdrachtregeling’ een oorzaak van voortijdig vertrek.

D66 won over alle gemeenten gezien bij de laatste raadsverkiezingen fors. Daar is het percentage raadsleden dat tussentijds vertrekt in de huidige periode tot bovengemiddeld gestegen. Een zelfde patroon zien we bij de VVD, die echter bij de laatste raadsverkiezingen fors verloor. Een stabilisering is zichtbaar bij de PVV: in de periode 2010-2014 vertrok bijna de helft van de raadsleden tussentijds, in de huidige periode ligt dat net onder het landelijke gemid- delde (al gaat het in absolute zin om lage aantallen).

Bij de christelijke partijen is bij CDA en CU een substantiële daling van het percentage tussentijdse terugtreders te zien, maar bij de SGP juist een forse stijging. Ook hier is het speculeren naar de redenen. De lokale partijen (samen de grootste partij in Nederland) laten eenzelfde daling zien als CDA en CU.

Van alle vrouwelijke raadsleden treedt bijna 18 procent voortijdig terug uit het ambt, meer dus dan gemiddeld. Verder zijn aftredende raadsleden wat jonger dan raadsleden die in het ambt blijven. Vermoed kan worden dat er wellicht relatief veel jongere raads leden aftreden omdat ze alsnog voorrang willen geven aan een andere carrière.

Onplezierig
Aftreden gedurende een raadsperiode is van alle tijden. Uit eerder onderzoek bleek dat in de periode 1998-2002,  nog voor de invoering van dualisme, circa één op de acht zittende raadsleden tussentijds terugtrad. Op zichzelf is voortijdig aftreden van raadsleden een interessant fenomeen. Waar wethouders door de raad tot aftreden kunnen worden gedwongen, kan een raadslid door niemand worden weggestuurd. In het eerdere onderzoek bleek een veelheid aan redenen waarom raadsleden toch tussentijds terugtreden.

Zo’n 60 procent van de redenen bleek van persoonlijke aard. Er zijn raadsleden die gaan tobben met hun gezondheid, die voor een ziek familielid willen gaan zorgen, die vinden dat ze te oud worden, die verhuizen naar een andere gemeente (en dan geen raadslid meer kunnen blijven), of die toch de voorkeur geven aan een carrière in hun betaalde werk.

Maar daarnaast zijn er wel degelijk ook politieke redenen waarom raadsleden er voortijdig de brui aan geven. Raadsleden kunnen de verhoudingen binnen de raad of zelf binnen de eigen fractie als dusdanig onplezierig ervaren dat zij liever hun tijd anders gaan besteden.

Ook kan het tijdsbeslag dat het raadslidmaatschap van hen vraagt tegenvallen. Er zijn redenen om aan te nemen dat het minder makkelijk en prettig is geworden om actief te zijn in het lokale bestuur. Het aanzien van de politiek daalt in Nederland, zodat het bekleden van elk ambt minder aantrekkelijk wordt. Ambtsdragers – of het nu raadsleden, wethouders of burgemeesters zijn – staan steeds meer bloot aan kritiek, beledigingen en bedreigingen, aangewakkerd door de opkomst van sociale media.

Ook wordt wel geconstateerd dat de omgangsvormen in de raad in het algemeen zijn verhard. De decentralisaties, met name in het sociaal domein, hebben de taken en verantwoordelijkheden van raadsleden aanzienlijk doen toenemen, maar hun vergoeding steeg niet. Dat geldt evenmin voor de beschikbare tijd om invulling te geven aan het raadslidmaatschap.

Zonder ervaring
Of het ambt minder aantrekkelijk wordt, kan blijken uit het aantal raadsleden dat zich niet meer herkiesbaar stelt bij verkiezingen. En tussentijds terugtreden kan ook een aanwijzing zijn dat mensen teleurgesteld afhaken. Nu treden er bij verkiezingen altijd raadsleden af, om de simpele reden dat er altijd partijen zijn die zetels verliezen. Uit onderzoek naar aftredende raadsleden uit 2001 bleek dat een kwart van de raadsleden na de verkiezingen niet terugkeerde.

Naarmate uitslagen sterker fluctueren, zullen er bij elke verkiezingen meer raadsleden aftreden. Maar dat is niet de enige reden waarom raadsleden niet herkozen worden. Er zullen ook raadsleden zijn die makkelijk hun zetel bij de verkiezingen konden behouden, maar die geen trek meer hebben in een nieuwe periode. Zij stellen zich gewoon niet meer herkiesbaar. Die aantallen komen bovenop het aandeel niet-herkozen raadsleden. En dan blijkt, [zie grafiek hierboven] inderdaad vanaf 1998 een sterk stijgende trend, met een hoogtepunt in 2010. Na die verkiezingen bleek meer dan de helft van de aangetreden raads leden een nieuwkomer. De peilingen voor de komende verkiezingen voorspellen wederom een grillige uitslag.

Alleen daarom zullen er weer veel zetels tussen partijen wisselen. Gezien de trend is zeer aannemelijk dat bij de komende raadsverkiezingen wederom tenminste 40 procent van de raadsleden zonder ervaring aan deze periode zal beginnen.

Herindeling
Er is één reden waarbij het niet aan het individuele raadslid is om te bepalen of hij het ambt continueert. Daarvan is sprake als zijn gemeente betrokken is bij een herindeling. Dan wordt de raad van zijn gemeente collectief op de laatste dag van december opgedoekt. Natuurlijk, er ontstaat een nieuwe gemeente met een nieuwe raad waar hij of zij zich desgewenst weer kandidaat voor kan stellen. Maar de raad van een nieuw heringedeelde gemeente kent altijd minder zetels dan het totaal van de oorspronkelijke gemeenten. Er zullen hoe dan ook altijd raadsleden zijn die niet meer kunnen terugkomen in die nieuwe raad. Bij het bepalen van het aantal terugtredende raadsleden in de perioden 2010-2014 en 2014 - 2017 zijn gemeenten waar een herindeling plaatsvonden buiten beschouwing gelaten.

* De auteurs Peter Castenmiller en Marcel van Dam zijn verbonden aan de Stichting Decentraalbestuur.nl. De onderliggende gegevens zijn afkomstig van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.


Afbeelding


Afbeelding

Plaats als eerste een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.

Advertentie