Ondermijning serieus issue
Onderzoek wijst uit dat het bijna wel zo moet zijn dat agressie en geweld Nederlandse politici beïnvloeden in hun afwegingen, al ontbreken concrete bewijzen. Maar volgens Gelders commissaris Clemens Cornielje is er voldoende reden om het onderwerp serieus te nemen.
Gelderland bezorgd om uitkomst onderzoek
Besluiten politici anders dan ze zouden hebben gedaan zónder intimidatie? Jaap Bouwmeester van I&O Research lijkt het ‘heel onwaarschijnlijk dat het niet voorkomt’. Hij benadrukt zijn inschatting niet te kunnen staven met voorbeelden. Maar het moet welhaast zo zijn dat agressie en geweld de politieke besluitvorming beïnvloeden, stelt hij. Daarbij wijst hij op onderzoek dat I&O Research deed in opdracht van Binnenlandse Zaken, waarbij lokale en provinciale ambtsdragers (politici) werden gevraagd te reageren op stellingen. Zoals deze: ‘Het komt voor dat standpunten van collega-ambtsdragers (binnen of buiten hun eigen organisatie) beïnvloed worden door (de dreiging van) agressie en geweld.’
Een kwart van de 4.014 gemeentelijke respondenten in het landelijke onderzoek bleek het eens met de stelling, en van de 248 provinciale bestuurders die meededen aan de enquête reageerde zelfs ruim een derde bevestigend. Een en ander is terug te vinden in de paragraaf ‘Invloed op besluitvorming’ van het onderzoeksrapport ‘Monitor en veiligheid openbaar bestuur 2016’. Bouwmeester is de eerste om te onderkennen dat wat mensen aangeven in zo’n enquête niet per se werkelijkheid hoeft te zijn.
‘Wat wij hebben gedaan, is perceptie- onderzoek. Mensen putten bij het invullen van zo’n enquête uit eigen waarneming, maar ook uit wat ze over agressie elders in het land in de krant lezen, bijvoorbeeld.’ Op basis van het beeld dat zo bij ze is ontstaan, kruisen ze bij elke stelling een antwoordcategorie aan, variërend van helemaal eens tot helemaal oneens, en ‘weet niet’. Het is geen ‘incident-gerelateerd’ onderzoek, met een duidelijker oorzakelijk verband, voegt Bouwmeester toe.
Indianenverhalen
‘Even goed’, zegt Bouwmeester: ‘Als een kwart tot een derde van de mensen zoiets meent over de eigen beroepsgroep, dan is het aannemelijk dat het voorkomt: besluitvorming beïnvloed door agressie en geweld.’
Dit gezegd hebbende wil de I&O’er indianenverhalen voorkomen. Hij zegt daarom: ‘De conclusie is dus bijvoorbeeld niet dat een kwart van de lokale besluitvorming niet deugt. Verre van dat.’ Ook onderkent hij ‘de makke van dit type vraagstelling’: er hoeft maar één keer iets mis te zijn gegaan binnen een organisatie, waardoor voortaan iedereen bij zo’n stelling denkt aan dat ene voorval. Sterker: zelfs mensen aan de andere kant van het land kunnen aan dat ene voorval denken.
Het hoeft dus niet per se om hele grote aantallen te gaan, maar dát het gebeurt, staat voor Bouwmeester, gegeven genoemde percentages, buiten kijf. Waarom kennen we dan geen voorbeelden? Ja: genoeg voorbeelden van agressie en intimidatie, voorbeelden ook van evenmin te bagatelliseren consequenties in de persoonlijke levenssfeer van bestuurders (en ambtenaren). Maar zo snel geen bewezen voorbeelden van ondermijnde besluitvorming, waarbij intimidatie of erger tot een andere stemming leidde.
Bouwmeester heeft best een idee waarom we die voorbeelden niet kennen: ‘Omdat bestuurders inzien dat het verkeerd is; je oren laten hangen naar agressieve of gewelddadige lieden.’ En omdat ze dat inzien, zijn ze er niet open over.
Leegstaande stal
We moeten het I&O-onderzoek dus zo interpreteren dat er in Nederland verkeerde, want onder invloed van agressie of geweld tot stand gekomen besluitvorming is. Ook in Gelderland, de provincie waarvoor I&O de onderzoeksdata nader analyseerde, met als resultaat vergelijkbare percentages. In de oostelijk provincie stelt 22 procent van de gemeentelijke en 32 procent van de provinciale ambtsdragers dat ‘standpunten van collega-ambtsdragers (binnen of buiten hun eigen organisatie) beïnvloed worden door (de dreiging van) agressie en geweld’.
De provincie Gelderland, opdrachtgever van de vervolgstudie, wil niets afdoen aan de bevindingen, en aan de interpretatie van de onderzoeker evenmin. ‘Het’ is er dus gewoon, verkeerde besluitvorming, ook in het Gelderse. Om precies te zijn: ‘We kunnen niet zeggen dat het niet zo is’. Tegelijkertijd zijn er bij het Gelderse college van Gedeputeerde Staten geen voorbeelden bekend van verkeerde besluitvorming in GS of PS, waarmee ook een vraag als ‘hoeveel procent van de besluitvorming binnen de provincie wordt beïnvloed agressie en geweld?’ niet beantwoord kan worden.
Woordvoerder Peter Droste van commissaris van de koning Clemens Cornielje: ‘Als zulke voorbeelden wel bekend waren geweest, was ernaar gehandeld, toen al: toen de besluiten voorlagen of in de aanloop ernaartoe.’ Handelen betekent volgens hem: betrokkenen oproepen tot aangifte doen, en voorkomen dat intimidatie de stemming alsnog beïnvloedt.
Ook zijn er bij het Gelderse bestuur geen voorbeelden bekend van besluitvorming die uiteindelijk niet werd beïnvloed, maar waarbij dat wel dreigde te gebeuren. Droste: ‘Ikzelf heb er ook nog nooit van gehoord, terwijl ik toch al tien jaar voor de provincie werk, en de laatste zes jaar aan tafel zit bij de collegevergaderingen.’ Zijn verklaring: mensen houden het voor zich, uit angst; het wordt hoogstens in fracties besproken, maar daarmee krijgt de politiek noch de buitenwereld er zicht op.
Cornielje, vertelt Droste, maakt zich ‘al vanaf zijn aantreden’ (2005) sterk voor integer besturen, de laatste jaren mede ingegeven door verhalen uit het Brabantse en het ‘waterbedeffect’, waarbij het bestrijden van teelt en productie van drugs daar leidt tot verplaatsing naar Gelderland. In zijn laatste nieuwjaarstoespraak sprak Cornielje over wethouders in de Achterhoek die op niet mis te verstane wijze onder druk zijn gezet, door criminelen, om leegstaande stallen vooral door hen te laten gebruiken.
Rugnummers
Maar: zijn wethouders (of raadsleden) daar dan ook voor gezwicht? Hebben ze anders besloten dan ze eigenlijk wilden? Droste gaat dat voorleggen aan de CdK, zegt al wel: ‘Stel je voor dat dat is gebeurd. Dan is het niet aan de commissaris, maar aan de burgemeester om daarover naar buiten te treden.’ Die moet een verkeerd genomen besluit ter vernietiging voorleggen. Maar de CdK zou zonder namen en rugnummers te noemen, toch kunnen aangeven hoe vaak het naar zijn weten is voorgekomen dat in de Achterhoek verkeerde besluiten zijn genomen? ‘Ga ik hem vragen.’
Stel nu eens dat nul oneigenlijke besluiten bekend zijn. Stel eens dat ze helemaal niet bestaan, in weerwil van genoemd onderzoek en interpretatie. Moeten we dan niet concluderen dat de Nederlandse politiek de rug recht houdt, ondanks verruwing en erger? En er vooral mee ophouden er een kwestie van te maken? Laat staan dat we er iets aan doen, zoals Gelderland doet richting eigen organisatie en de ruim vijftig Gelderse gemeenten, met het programma ‘Weerbare overheid’.
Nee, zegt Droste, het is juist goed om er iets aan te doen, al zou het niet voorkomen. ‘Waarom zou je het eerst moeten laten komen tot verkeerde besluiten? Die kun je maar beter voor zijn. We weten dat intimidatie meer voorkomt de laatste jaren. Door de politici ervan bewust te maken dat criminelen het overal in Nederland kunnen proberen, proberen we het verkeerde in te dammen en zo te voorkomen dat de criminaliteit vat krijgt op de politiek. Want het is minstens iets wat dreigt te gebeuren.’
Cornielje laat via Droste nog weten dat GS ‘(gelukkig) geen concrete aanwijzingen’ heeft voor door agressie of geweld beïnvloede besluitvorming. Tegelijkertijd vindt de Gelderse CdK, onder meer in het onderzoek, voldoende aanleiding ‘om het onderwerp serieus te nemen’.
Zwarte dag
In zijn boek Het bedwongen bos (2009) beschrijft Dik van der Meulen hoe boeren eind 1983 in het Achterhoekse Winterswijk reageren op een plan dat ze niet welgezind is: het plan ‘om het lieflijk landschap van de Ratumse Beek en de Boven Slinge te beschermen door de instelling van een Proefgebied Nationaal Landschap’. De agrariërs zien er weinig in, omdat daarmee ‘onze belangen ondergeschikt’ worden gemaakt ‘aan die van natuur en landschap’; de ‘doodsteek’ voor ‘de kleinere boeren’.
De landbouwers vallen raadsleden en wethouders lastig, dreigen bomen om te zagen en hangen een grote strop boven de ingang van de vergaderzaal waar besloten moest worden. ‘Het werkte: hoewel de raadsleden in meerderheid vóór het Proefgebied waren, besloten ze ervan af te zien.’ De CDA-fractievoorzitter uit die tijd wordt aangehaald. Die zei toen al: ‘De terreur heeft gezegevierd, dit was een zwarte dag in de geschiedenis van Winterswijk.’
Hard voorbeeld
Wetenschapper Pieter Tops en journalist Jan Tromp voeren in De Achterkant van Nederland (2017) een anonieme burgermeester op die met minder koosjere besluitvorming op de proppen komt. Het lijkt het enige harde voorbeeld van verkeerde besluitvorming in het boek, eentje met infiltratie-aanloop. ‘Zeer gekwalificeerde types’, vertelt de burgemeester, komen een raadsfractie binnen, gaan hele dagen zitten bellen en maken overal vrienden. Niet veel later komt het keerpunt: de nieuwkomers gaan zich bemoeien met financiën en ruimtelijke ordening, en zo met dossiers met witwaspotentie, vaak iets met vastgoed. Voorts zie je hun fractie een ‘diametraal tegenovergesteld’ standpunt innemen vergeleken met wat ze eerder vond. ‘Ja. Dat krijgen ze voor elkaar.’
Volgens de burgemeester is er geen bedreiging aan te pas gekomen. De nieuwelingen die tot in de wijken toe iedereen en alles tot steun zijn geweest, verlangden iets terug. En vertelt hij: je wordt bijna gedwongen met die mensen te praten, gegeven het draagvlak dat ze zich hebben verworven. Maar of zulke verkeerde besluitvorming nu veel of weinig voorkomt? Tops en Tromp horen over angstig geraakte bestuurders en ambtenaren. Tja. Dat geeft weer de kans op niet de goede besluitvorming, al even kwalijk voor een democratie. Enkele bestuurders zien het tij keren, stellen Tops en Tromp vast, en let wel: ten goede. Zij en anderen pikken de misstanden niet langer en treden op, waar (oud)-collega’s decennialang zouden hebben weggekeken.
Plaats als eerste een reactie
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.